Leeuwarder Courant 06-04-1973: (Bekort)
Vorig jaar is de Nederlandse vloot van coasters van minder dan 500 brt geslonken met 100 schepen. In 1965 voeren nog 925 van deze kleintjes onder Nederlandse vlag. Bovendien is dit restvlootje sterk verouderd. Het tijdperk van de kapitein-eigenaar loopt onmiskenbaar ten einde. De Utrechtse kapitein Adriaan den Haan (34) vaart wel bij deze gang van zaken. Hij heeft de laatste vijf jaar al tientallen coasters, die in arren moede moesten worden verkocht, naar hun nieuwe eigenaren gevaren. De meeste coasters gaan naar de ontwikkelingslanden, waar ze vooral dankzij de lagere gages nog wel rendabel zijn te maken. Ook vloeien scheepjes af naar rijke Amerikanen, die er „houseboats" van maken of een enkele keer zelfs een restaurant. Behalve coasters vaart de Utrechter ook vrachtschepen, drijvend aannemersmaterieel en — vooral de laatste jaren — motor- en zeiljachten naar hun nieuwe bestemming. Hij is tevens gediplomeerd machinist. Kapitein Den Haan is in Nederland de enige kleine zelfstandige die zich in het wegbrengen van schepen heeft gespecialiseerd. Het gebeurt nogal eens dat hij zijn bemanning aanvult met buitenlandse jongeren die nagenoeg zonder geld de aardbol bereizen en in Nederland zijn gestrand. Zij krijgen een kosteloze zeereis en vrij eten en drinken, maar geen loon. Dat drukt de kosten. Prettig voor Den Haan en voor de nieuwe eigenaar. Onlangs (Opm.: 15-02-1973 van Vlissingen vertrokken naar West Indië) is hij met het slechts 220 ton metende coastertje „WOLANDA" uit Groningen van Delfzijl vertrokken naar Trinidad. Het 36 jaar oude schip beschikt niet over een behoorlijke zendinstallatie, noch over radar. Aan navigatiemiddelen is slechts het minimaal noodzakelijke aan boord; Een lading zand is mee als ballast. Kapitein-machinist Den Haan wordt terzijde gestaan door een derde stuurman van de grote vaart, die het wel interessant vond eens met zulke eenvoudige middelen de oceaan over te steken: de 27-jarige Juriaan Calker uit Harkstede bij Slochteren. Verder gingen twee leken mee: de zwervende en in Amsterdam zonder geld gestrande Micke Nelson (30-jarige biologe uit Calilornië, aangemonsterd als kokkin) en haar vriend Roger Rhulman (student Engels uit Ohio) aangemonsterd als matroos.
Leeuwarder courant 06-04-1973:
Met wrak coastertje over Oceaan, riskant avontuur. (Van onze correspondent) Las Palmas — Vier uur 's nachts in de Golf van Biscaye. De maan is plotseling vol achter het wolkendek te voorschijn gekomen. Vanuit de stuurhut is nu goed te zien hoe de kleine Wolanda krampachtig en schokkerig als een dik vrouwtje met te zware boodschappentassen de golven beklimt. Ik zit op twee kisten vol boeken van de bibliotheek voor zeelieden en een onaangename wrijving tussen lichaam en hout laat me merken dat ik daar al vier uur zit mee te schommelen. Kapitein Adriaan de Haan. Kapitein Adriaan de Haan onderbreekt zijn zoveelste wandelmars door de hut van nauwelijks drie bij drie meter. Hij gaat voor me staan en zegt op compiotterige toon: „Giechel de giechel. Ik zal je onze geheime badkamer eens laten zien. Kom mee". Over het dek waggel ik achter hem aan tot aan de altijd geopende deur van de machinekamer. De Haan wijst naar beneden, waar de 36 jaar oude en nooit gereviseerde dieselmotor „Brons" bij een geelachtig licht sidderend en oliespattend zijn 290 toeren per minuut staat te maken. „Zie je dat ijzeren rooster met die jute zak erop, daar boven de machine? Nou daar ga je op staan. Je pakt een emmer zeewater, maakt dat water warm en zet de emmer naast je op die zak. En niet je hand tussen die drijfriemen boven je hoofd steken, want dan gaat-ie eraf. Dan zul je je hele leven lang aan iedereen moeten vertellen dat je 'n hand verloren hebt tijdens het douchen. Dat klinkt zo onaannemelijk hè"? Het blijkt een niet eenvoudige opgaaf te zijn met een volle emmer heet water langs een smalle olievette Ijzeren ladder af te dalen tot op dat rooster boven de motor. De Wolanda slingert, stampt en deint heftig op en neer op de golven. De emmer is half leeg als ik op de natte juten zak probeer uit de kleren te komen, een beetje gebukt en heel behoedzaaA om niet in aanraking te komen met de drijfriemen boven mijn hoofd. Bloot, met washand en zeep in de weer op dat wankele rooster, krijgt de nachtelijke bader na enige tijd het zelfverzekerde, zelfgenoegzame gevoel van doorgewinterde, boven alle zeekwalen verheven mensen. Het lichaam wordt gewassen met zeewater en geolied met gasoliespatten — zilter kan het eigenlijk niet. Er fladderen geen lichaamsdelen tussen de drijfriemen als ik een half uur later het vette laddertje naar dek gereinigd en geurend bestijg. Op de Wolanda moet wel uiterst zuinig met zoet water worden omgesprongen. De inhoud van de watertank is niet berekend op een reis die wel een maand kan duren, maar bovendien is kort na het vertrek een flink lek ontdekt op een niet te repareren plaats. „Zo min mogelijk wassen. Laat 't maar een poosje lekker gaan stinken" —heeft kapitein Den Haan gezegd. Tanden poetsen, wassen en scheren doe ik sindsdien in die volgorde met één kopje water. Een gedeelte van de inhoud van de zoet watertank is met behulp van een elektrisch pompje overgebracht in tevoren leeggezogen gasolievaten. Het water dat daaruit komt is vet en geel en smaakt allesbehalve lekker. Den Haan heeft 60 vaten van elk 120 liter als extra brandstof meegenomen. Ze zijn aan dek vastgesjord. Het wassen van kleren is geen probleem. Zodra we de noordelijke kou en nattigheid achter ons hebben gelaten, demonstreert De Haan zijn „volautomatische wasmachine" Het is een 50 meter lang touw dat aan de reling is bevestigd. „Kijk, daar bind ik nu mijn broek aan vast. Even goed insmeren met zeep en hotsjikidee daar gaat-ie. Overboord met die handel". De broek — later gevolgd door overhemden, sokken, onderbroeken en een overjas — wordt ver achter het schip af en toe hoog opspringend door het water gesleurd. Macrobiotische en vegetarische Micke uit Californië, haast zich van deze unieke gelegenheid gebruik te maken. Haar sobere, kleurrijk gelapte spijkerbroek en andere bezittingen draven even later eveneens door zee. Na een uur wil zij haar wasgoed binnenhalen, maar er zit dan niets meer aan de lijn. Weeklagend loopt zij naar de stuurhut: „Captain, captain, my clothes". Den Haan haalt grinnikend zijn schouders op. „Had je de boel maar goed moeten vastmaken". Later duwt hij haar het bundeltje kleren, brullend van het lachen, onder de neus. Micke heeft het nu en dan niet gemakkelijk aan boord. Ze is er niet aan gewend te worden gecommandeerd en zeker niet op de dreunende toon die kapitein Den Haan nu en dan aanheft. Op een nacht als de volle maan schuimkoppend op de golven helder doet opglinsteren, zit Micke te schrijven in haar persoonlijke logboek, dat overigens voor een ieder aan boord ter inzage schijnt te mogen liggen. „Nu begrijp ik waarom er poëzie wordt geschreven" — zegt ze dromerig opkijkend en in haar boek schrijft zij: „Je ziet de lichtjes van andere schepen als speelkameraadjes aan de horizon" Kapitein Den Haan slaat het geschrijf enige tijd broeierig grijnzend gade en brult dan opeens: „Coffee, God damn it, coffee". Het boek valt op de grond, een droompje valt aan scherven. Micke slot het trapje af naar de kombuis. „Het zijn allemaal van die gekke krakepitten die ik krijg" — zegt de gezagvoerder — „van die drollerige dromers maar toch wel aardig en vol idealen. Nou, van mij mogen ze. De tijd dat ik gek aankeek tegen 'n vent met apostelen-haar en een gitaar op zijn rug is allang voorbij. Je zet zo'n knul met z'n knapzakje bij een meter in de machinekamer en je zegt: in de gaten houden die wijzer. Kijk: een echte vakman, een beroeps, loopt op een gegeven moment weg om te poepen, maar zon jongen, zon student, zon wanderer, blijft zitten turen naar dat wijzertje. Hij voelt de verantwoordelijkheid zwaar op zich drukken, hij zit daar belangrijk werk te doen in de machinekamer van een echt schip. Thuis gaat zon knul er gedichten over schrijven, daar kan-ie dan natuurlijk een zware poep laten ruiken". Den Haan zit elke nacht tijdens de wacht van 12 tot 6 uur onvermoeibaar op zijn praatstoel. „Je moet niet nadenken" — zegt hij — „dat ik te grote risico's neem door met zon stelletje amateurs de zee op te gaan. Ik ben niet zoals die Amerikaan voor wie ik enige tijd geleden 'n schuit heb overgevaren. Die man wilde direct zelf met dat vrachtschip de zee op. Maar hij had nog nooit gevaren. Ik vroeg: man, hoe wil je dat nou klaarspelen? Hij antwoordde: nou, heel gewoon, ik zet een pet op en ik laat m'n baard groeien. Na de ombouw van dat schip tot houseboat stoomde die lieve beste brave borst ergens met volle kracht het strand op Dat was natuurlijk niet de bedoeling. Nou ja, hij heeft het schip toen maar meteen laten ombouwen tot restaurant. Zo zijn die Amerikanen. Romantische ideeën over de keiharde business die de zeevaart in feite is". Vaak vaart Den Haan schepen over onder buitenlandse vlag. Voor een vrije vogel zoals hij biedt het varen onder eigen vlag veel nadelen „Je krijgt te maken met formaliteiten als monsterboekjes, medische keuringen, certificaten van deugdelijkheid enzovoorts. De Scheepvaartinspectie controleert alles tot in de details. Als een patrijspoortje niet makkelijk opengaat zit je soms al fout. Dat kan ik met die oude schepen en met de spoedklussen die ik aanneem niet hebben". Honduras, Panama en Liberia zijn erg scheutig met hun vlaggen. Voor weinig dollars kan men in die landen een voorlopige vlag krijgen en als „reder" worden ingeschreven. Onassis is een van de wereldreders die daarvan eert. Het merkwaardige is dat een als Panama hierdoor een der grootste zeevarende mogendheden ter wereld is geworden zonder zelf over een vloot van enige betekenis te beschikken. De scheepsradio staat aan. In de ether wordt via de onderlinge hartgrondig gekankerd op het zilte leven. Het is een gesprek tussen twee stuurlieden van Nederlandse coasters. Een matte stem meldt met zwaar noordelijk accent: „Tje mien jong, da val nie mee ha — 10 maanden van huus. 't Is almaar laaien en wegwezen. Da's ook nooit niet best hè, tien maanden weg jong. Da'je vrouw een rooie kop kriegt als ze dr eige staat uit te klede als je thuuskomp". Kapitein Den Haan knikt instemmend. „Ja" — zegt hij — „en dan is het vaak na een paar weken alweer: zoen op het mondje, klap op het kontje en wegwezen voor de baas. Ik ben blij dat ik kleine zelfstandige ben geworden. Dat ik zelf kan bepalen wanneer ik thuis ben. Dat m'n gezin iets aan me heeft. Ik heb van 1956 af op de kustvaart gezeten en ik heb de krenterigheid van sommige reders aan den lijve ondervonden. Nu nog trouwens is er in Nederland één reder bij wie je op de vuist moet om 's morgens koffie te mogen drinken inplaats van thee". „Ik hoor nog die Grunninger tegen me zeggen: „Man. man, je bent me veel te duur. Je moet niet alleen aan je portemonnee denken, 't Is toch ook nog je mooie vak niewaar, mien jong? Nou, toen heb ik wel even een harde wind moeten laten. Want juist bij zulke reders draait alles om de poen. Met het wegbrengen van coasters zal het over enige tijd wel zijn afgelopen en daarom prijs ik me gelukkig dat ik me ben gaan specialiseren in jachten. Daar zit volgens mij wel toekomst in. Voor 150 gulden per dag mag elke jachteigenaar me hebben, als hij maar accepteert dat ik de kapitein ben op het schip". De Wolanda is nog echt een schuitje uit het tijdperk van de kapitein-eigenaar. Met zo'n pieremachocheltje van 220 ton en een maximum snelheid van zeven mijl is geen brood meer te verdienen. Daarvoor liggen de gages te hoog, althans in Nederland. Mijn piepkleine hut bevindt zich vlak boven de schroef. Als het achterschip door de deining omhoog komt, brult de schroef het boven water uit, alsof hij pijn heeft. De kooi is een centimeter of zestig breed en heeft wel iets weg van een doodskist. Een verouderd model zwemvest met kapokvulling verricht goede diensten als hoofdkussen. Boven het hoofdeinde zit een plankje, waarop Jurien meedeelt dat hij van Ellen houdt en Roelof zijn geheime bedoelingen met Zwaantje nader uiteenzet. Een bierviltje is de enige wandversiering. De hut staat vol dozen frisdranken. In een gangetje naast de hut zijn zakken aardappelen en uien opgestapeld. Klapperende deuren, de razende schroef, rammelende flessen en rollende aardappelen veroorzaken samen een inferno van geluiden — de achtergrond van wilde dromen in een onrustige slaap. Welke Nederlandse matroos wil in zon hut heden ten dage nog slapen? Gegeten wordt er in een hutje met houten banken rond een tafel en een oliekacheltje voor een schouw van imitatie natuursteen Ei wordt doorgaans zwaar en copieus getafeld. De proviandvoorraad slinkt dan ook zienderogen. Het verpakte brood is het eerst op. Kapitein Den Haan lost dat probleem op door een enorme stapel pannekoeken te bakken. Als we Lissabon op grote afstand passeren, is het bijna veertien dagen geleden dat de Wolanda uit Delfzijl vertrok. Storm heeft het reisschema vooral de eerste week aanzienlijk vertraagd. De weerberichten van de BBC kunnen bij Lissabon al nauwelijks meer worden ontvangen met de draagbare radio van kapitein Den Haan. Straks op de oceaan zal hij het zonder weerberichten moeten stellen. Hij steekt een natgemaakte vinger in de lucht en zegt: „Dan doen we 't zo maar". Hij wijst met diezelfde vinger omlaag, naar de zeebodem en verzekert me: ..Er kan niks gebeuren. Je zit per slot van rekening nooit verder dan drie kilometer van het land vandaan". Hij houdt van dit primitieve varen. Het is zo leuk joh. Dan kom je daar in de West aan bij zo'n door paalwormen opgevreten steiger, komt de nieuwe eigenaar op je af met een heel gevolg. Revolver in de broeksband, omdat er weer eens een revolutietje dreigt. Ha die kapitanos, juicht de beste brave borst. Hij is blij met zijn pracht bootje, waarvoor hij inclusief overtochtskosten zo'n kleine ton heeft neergeteld. Hij vindt best een paar bruine matrozen, die zich voor 25 gulden per maand juichend op het werk willen storten, omdat ze geen nagels hebben om aan d'r gat te krabbelen. Die nieuwe eigenaar nodigt me uit voor een rondritje over het eiland. Je stapt in zo'n vijftien jaar oude Ford, schuift een mitrailleur opzij en daar ga je: als een vorst Voor je 't weet hebben ze je kolonel gemaakt of een grootkruis opgespeld. Teleurstelling. Zeventien dagen na het vertrek uit Delfzijl komt de Wolanda vroeg in de zondagmorgen aan in Las Palmas. Hier moet nog olie en water worden gebunkerd En er ligt voor kok Micke een lange lijst van noodzakelijke boodschappen klaar. Vooral aan brood bestaat intussen wel behoefte. Maar er wacht de bemanning, die zo graag eindelijk eens wil passagieren, een flinke teleurstelling. De havenloods geeft geen toestemming om te meren; het schip moet voor anker midden in de haven. We kunneri niet van boord. De Wolanda heeft geen VHF-zender (voor korte afstanden), zodat het hier niet mogelijk is om de havenautoriteiten te vragen waarom niet mag worden aangelegd. De bemanning moet maar afwachten wanneer de havenloods van zins is terug te komen. Kankerend en verveeld worden zo de maandag doorgebracht aan boord. Pas maandagavond laat komt de loods het schip naar een plaatsje aan de steiger brengen. Kapitein Den Haan, voor wie de reis al veel te lang heeft geduurd („dit kost me allemaal hangeld") besluit snel olie en water te bunkeren en de boodschappen maar niet meer te doen. Hij wil binnen twee uur onderweg zijn naar Trinidad. Dat wordt pannekoeken eten, tenminste veertien dagen lang, voor Adriaan den Haan, Juriaan, Micke en Roger. Als ik over een gammel houten laddertje de laatste meters naar het beloofde land van Las Palmas in het donker afleg, is hun nautische avontuur nog lang niet ten einde.