1948-01-17: |
Het Vrije volk 17-01-1948: Uit de stuurhut zag men over de top van de mast heen. Toen we Vrijdagmiddag te Rotterdam aan boord klommen van de pas aangekomen „Violette Erica", was het niet te zien, dat dit motorschlp, een kustvaarder van het c.g, Terwogt en Lagers te Amsterdam, een hachelijk avontuur achter de spiegel had. Het schip lag zo rustig op stroom in de Nieuwe Maas en het zag er zo keurig en opgeruimd uit, dat we bijna niet konden geloven, dat het bij Ouessant — ergens in de buurt van Brest, bij de „ingang" van de Golf van Biscaye — aan de golven overgeleverd was geweest, omdat een koppeling uit het werk was geschoten, zodat de schroef niet meer kon draaien en het schip niet meer kon worden bestuurd. En dat op slechts een mijl uit het land, met een zware, vliegende storm uit het noordwesten, die het schip in de richting van de kust dreef. Elf mannen, een vrouw en een kind in nood op een- kustvaarder van 700 ton laadvermogen. Golven, die de „Violette Erica" zo in de diepte slingerden, dat men af en toe uit de stuurhut over de top van de mast heen kon kijken. Aan de golven overgeleverd. Bijna tenminste. Want de bemanning zat niet stil op 't einde te wachten. In de machinekamer werkte men aan de koppeling, die na drie harde uren ploeteren weer zover was, dat men op ruim halve kracht kon varen. Op het achterdek spande men noodzeilen, die men improviseerde van dekzeilen en andere, geschikte benodigdheden, aan de davits. Een hopeloos lijkende taak in de gierende wind, die alles losrukte en in de overkomende watermassa's, die de mannen dwongen zich onophoudelijk stevig vast te grijpen, aan alles, dat houvast kon geven. Maar het kwam klaar. Het lukte! Met die noodzeilen kreeg men het schip met de kop op de wind. Maar men moet niet vragen, hoe men het hield. Telkens sloeg de storm de „Violette Erica", dwars en dan kon men opnieuw beginnen. Ondertussen maakte men ook noodzeilen klaar voor het voorschip, doch die hoefde men niet te gebruiken, toen de motor weer zijn kracht op de schroef - kon laten werken. Evenmin hoefde men gebruik te maken van de sleepboten en reddingboten, die met radio-noodsignalen waren gewaarschuwd. We vonden kapitein H. Heida bij het kombuis. Hij werkte haastig wat warm eten naar binnen. Een stoere zeeman uit Groningen, weinig mededeelzaam, die eigenlijk liever niets wilde vertellen over het gebeurde. Het was niets bijzonders en ze waren allemaal terug, gezond en wel. Dat was alles. Men was vertrokken op 2 Januari, uit Rotterdam. De bestemming was Spanje en Portugal. De lading bestond uit stukgoederen en betonijzer. Het weer was niet bepaald best en de bemanning had al een ruwe tocht gehad, toen het op de zevende, bij de „hoek" van Biscaye, nog erger werd. 's Avonds tegen negenen kwam het mankement; dat men klaarde. We waren nieuwsgierig, hoe Harmen, een vierjarig zoontje van kapitein Heida, het aan boord had gemaakt, tijdens die wilde uren. Het bleek, dat Harmen het zich in de salon gemakkelijk had gemaakt. Hij had een bankje omgekeerd en liet zich fijn heen en weer glijden naar alle kanten van de salon. Het ging vanzelf... Bovendien had hij chocolade en zuurtjes soldaat gemaakt. Geen wonder, dat hij, al glijdende, lekker zat te smikkelen. O, kinderlijke onschuid. Boven was vader met de andere mannen bezig met de wild flapperende dekzeilen — en moeder hield zich vast in haar opklapbed.,. „Waarom hééft u eigenlijk uw vrouw en een van uw kinderen aan boord?" vroegen we. De heer Heida keek even bedenkelijk. „Mijn vrouw is een Engelse — ik heb gedurende de oorlog vanuit Engeland gevaren — en we zijn daar ons huis kwijtgeraakt. Hier hebben we niets. We kunnen geen woning krijgen. Daarom zit ze op het schip. Een andere plaats is er niet...." Over zijn schip was de kapitein meer dan tevreden. 'Een best schip; een juweel. Kosten nog moeite zijn er aan gespaard. Degelijk tot en met. Alles modern; met radio, centrale verwarming, richtingzoeker, baden en douches. Het is nieuw. We hebben er vier uitreizen mee gemaakt. Op 9 October was het klaar. Er zit een eerste klas Industriemotor in," een zescylinder-viertakt met 360 paardekracht. We maken er in het buitenland altijd een goeie beurt mee." ". Enige andere schepelingen, die we spraken, o.a. de eerste stuurman, de heer H. Smit en de eerste machinist, de heer A. van den Heuvel, waren het roerend met hun kapitein, die al zon zeventien, achttien jaar weet, wat varen is, eens. Over de storm zei de eerste; „'t Was net als altijd. Je verlangt er nooit naar, maar als je d'r in zit, dan zie je d'r wel weer uit te komen." De laatstgenoemde; „Het hoort er bij, als je op een kustvaarder zit. Maar we zijn wat blij, dat we heelhuids binnen benne." Natuurlijk vroegen we ook naar de koppeling, hoe dat toch eigeniijk zat. „Wel", zei de kapitein, „bel dle-en die ingenieur maar eens op. Hij heeft er verstand van en zal u wel inlichten." Dat hebben we gedaan. We hoorden, dat het motorschip in het uitzondelijk slechte weer telkens hoog door de lucht was gezwiept, zodat de schroef boven water kwam en dan geweldige klappen opliep bij het neerslaan in de golven. Daardoor was een zware spanning ontstaan, die de koppeling uit het werk had gelicht. |