1959-01-07: |
Op 07-01-1959, tijdens de reis van London naar Rotterdam op 14 mijl van Hoek van Holland, waterlekkage opgelopen en onder begeleiding en pompassistentie van de “bergingsvaartuig “Dolfijn” 1953-82 BRT en de reddingboot “President Jan Lels” en de “RHD V” van Rijkshavendienst naar de Nieuwe-Waterweg gevaren.
Het Vrije Volk 07-01-1959: Lekke coaster SONT op eigen kracht binnen. (Van een onzer verslaggevers). De reddingboot Jan Lels en de sleepboot Humber gingen vanmorgen het zeegat, bij Hoek van Holland uit, nadat een noodsein werd ontvangen van de Groningse kustvaarder Sont. Het 200 ton metende en vijfentwintig jaar oude schip meldde, dat het een ernstige lekkage had. De eerste berichten spraken zelfs van zinkende toestand. Later bleek, dat het minder ernstig was dan men vreesde. De Sont (vier man aan boord) kwam op eigen kracht voor de Waterwegmonding, waar het bergingsvaartuig Dolfijn wachtte met pompgereedschap. Om twee uur kwam de Groninger, die intussen nog een loods aan boord genomen had, veilig binnen. De Humber en de Lels hadden het schip gemist, doordat het een te zuidelijke positie had opgegeven. De reddingboot kwam gelijk met de Sont de Waterweg op. De sleepboot Schelde, die reeds eerder in de morgen was uitgevaren, om hulp te bieden aan. een Engels schip, dat 100 mijl uit de kust in nood verkeerde, keerde eveneens onverrichter zake terug, maar kon in de Waterwegmonding de Sont assisteren. Het Engelse schip had hulp gekregen van een Engelse sleepboot.
De waarheid 07-01-1959: Nederlandse coaster in nood. Het Nederlandse kustvaart Sont verkeert op een mijl afstand van het lichtschip Goeree, ongeveer 20 mijl uit de kust, in nood. Het schip heeft geseind, dat het water maakt en heeft om hulp gevraagd. De Sont, die 200 brt meet, was weg naar Rotterdam. De sleepboot Humber en de reddingboot Jan Lels zijn uitgevaren.
De Tijd 08-01-1959: Kustvaarder SONT behouden binnen. Woensdag is de 200 ton metende Nederlandse Kustvaarder Sont ter hoogte van het vuurschip Goeree in moeilijkheden komen te verkeren. Er was een lek ontslaan, toen een stuk ijzer door het rollen van het schip een gat in de huid ramde. Het lek kon op zee voorlopig worden gedicht, maar toch werd voor alle zekerheid maar koers gezet naar Hoek van Holland. Met sleepboot Humber en het pompvaartuig Dolfijn langszij is de Sont 's middags de Nieuwe Waterweg binnengelopen op weg naar Rotterdam waar in de Merwehaven werd gemeerd.
NvhN 08-01-1959: „We hebben zwaar geluk gehad”. Coaster Sont veilig in Rotterdam, na lange nacht en spannende morgen. Machinist verhoogt contributie aan reddingsmaatschappij. (Van onze Rotterdamse correspondent) Na een verbeten strijd van tien uur, met het leven van zes mannen als inzet en een ruwe zee als tegenstander, kwam de kleine kustvaarder Sont, die vaart voor Scheepvaartbedrijf Gruno te Groningen, gistermiddag tegen tweeën voor de Nieuwe Waterweg. De pompboot Dolfijn van v. d. Taks Bergingsmij. bracht zijn slangen over en ging pompen. Het betekende de redding van het 200 ton metende scheepje, dat precies op het kritieke ogenblik hulp had gekregen in zijn bijzonder benarde positie. Een paar uur later meerde de Sont in de Merwehaven en daar maakte kok Chris Post uit Groningen vlug een stevige pot klaar. Het eten gaf de eerste rust na een bange nacht en spannende morgen. „We hebben zwaar geluk gehad . . ." was het enige commentaar. Loods aan boord. De avond tevoren waren zij van Londen vertrokken. In de ruimen een lading oud ijzer voor Rotterdam. Er stond een krachtige wind windkracht vijf tot zes — maar er was nog geen hoge zee. De regen joeg over het kleine schip. Zo ruw was het weer aldra geworden, dat het onmogelijk was de Engelse loods van boord te zetten. Hij moest mee naar Hoek van Holland.
Het coastertje klauwde, ondanks zijn 24 jaren, stug vooruit. Er dreigde nog geen gevaar. Tot tegen vier uur de nacht alarm werd gemaakt. Het scheepje maakte wat slagzij over stuurboord, niet veel, maar toch merkbaar. De ruimen werden onderzocht, de oorzaak werd niet gevonden. De pompen werden er op gezet, het water weggemalen.
..Lens" klonk het vroeg in de morgen, watervrij. Maar de slagzij werd ernstiger. Een nieuwe inspectie. Er een lek in de scheepswand gelagen zijn. In het achterruim stond een meter water. Weer werden de pompen aangezet. Door een samenspel van factoren was het onmogelijk water weg te pompen. Steeds dieper kwam het scheepje te liggen. Het kwam laag op de golven, het water steeg tot de randen van de gangboorden, steeds logger en moeilijker richtte de Sont zich uit de dieptepunten van de deining op.
Assistentie: Bij het vuurschip Goeree werd ter assistentie gevraagd. Moeizaam kroop de kustvaarder vooruit. Uren waren de bemanningsleden in touw geweest om wat van de lading van stuurboord- naar bakboordzijde te gooien. Een ton of twee ijzer werd verzet, het hielp iets, maar onvoldoende. Zou hulp op tijd komen ..? In Hoek van Holland ging geen seconde tijd verloren. De sleepboot De Schelde voer uit, de Humber volgde. Een miezerige regen maakte het zicht slecht, het werd een grauwe mist bijna. Ook de reddngboot President Jan Lels koos zee, op zoek naar een notedopje. Door een mispeiling voeren de schepen elkaar mis. Maar de coaster hield het nog zo lang het ging. Aan boord werd de reddingsloep in gereedheid gebracht. De schepen vonden elkaar tenslotte. De sleepboten bleven in de buurt, behoefden nog niet vast te maken. Op eigen kracht worstelde het schip verder, de bemanning met het veilige gevoel, dat in elk geval hulp nabij was, de President Jan Lels in het kielzog. Ze had er meer aan, dan aan de Panamees, die ze even tevoren waren tegengekomen en zelf kennelijk de weg kwijt was. Zo vreemd koerste het schip steeds op een ander kompas. Amper op tijd: Bij de gasboei, enkele mijlen buiten de waterweg, kwam de Dolfijn langszij, een pompschip, dat meteen de slangen overbracht naar de ruimen. Het was amper op tijd. Want op het ogenblik dat de Waterweg in zicht kwam ging de wind krimpen naar Noord. Tot nu toe had de Sont de zee en de wind mee gehad. De wind uit het noorden was veel harder, de brekers zouden dwars over het in nood verkerende vaartuig komen aanstormen. De Sont was te zwaar geworden, te log en moeilijk wendbaar om deze slagen nog te kunnen trotseren. Het zou het einde hebben betekend. Het werd geen einde. Stijf tegen de Dolfijn aan en geëxcorteerd tot De Hoek door sleepboten en reddingboot en verder door een boot van de havenpolitie koerste de Sont de Waterweg op. De pompen joegen het water uit de ruimen, het schip werd lichter, het gevaar week. Na een dik uur was de waterlast — de stuurman schatte dat het een 500 kubieke meter was geweest — weggepompt. De ruimen konden worden onderzocht en nu pas bleek de juiste toedracht, een oorzaak, die de bemanning wel had vermoed. Brok ijzer: Van de lading was door het schommelen een brok ijzer in beweging gekomen en had een scheur in de scheepswand gemaakt, waardoor het water binnenstroomde. Het was een betrekkelijk klein lek — niet groter dan een centimeter of vier — maar het had fataal kunnen zijn. De mannen van v. d. Tak hebben het scheurtje afgestopt. De pompboot bleef in de buurt tot de Sont veilig in de Merwehaven afmeerde, waar zo vlug mogelijk met de lossing zou worden begonnen. Het was het einde van een bange en avontuurlijke reis. Kapitein K. de Vries uit Overschie was blij zijn schip — sinds 3½ jaar zijn eigendom — veilig voor de kade te hebben. Het was de derde maal, dat de 40-jarige kapitein op een zeereis in moeilijkheden was geraakt. Tijdens de oorlogsjaren moest hij tweemaal een schip verlaten, eenmaal op de Noordzee en een maal in de Oostzee. Stuurman P. J. Busch uit Ede (25 jaar) kon nog geen hap door de keel krijgen, al had de 19-jarige kok Chris Post uit Groningen er nog zo zijn best op gedaan. De meeste indruk op de machinist W. P. de Poel uit Opende (Gr.), een 20-jarige knaap, die alles uit zijn motor heeft gehaald wat er inzat, had gemaakt, dat de President Jan Lels er zo vlug bij was geweest. „Ik ga meteen mijn vrijwillige contributie verhogen". Voor de 20-jarige matroos L. F. D. H. van Buren uit IJmuiden was het de tweede reis buitengaats geweest. |