1924-05-08: |
Op 08-05-1924 gestrand op Stavns Hoved (Denemarken). Op 7 mei 1924 vertrokken van Hoganäs naar Randers in Denemarken met een lading rioolbuizen. Des 's avonds passeerde men het licht van Fornæs op een afstand van ongeveer 3 mijl. Het was regenachtig weer, wind O.Z.O. tamelijk zicht. Van Fornæs af stuurde de schipper N.W. ( magn.) bij het stellen van zijn koers rekende de schipper niet op drift, daar hij de wind nagenoeg recht van achteren had, terwijl hij meende na Fornæs geen last te hebbben van de stroom, oordelend dat de stroom om de noord liep, omdat hij had bemerkt, dat bij het uitvaren van de Sont ook een Noordelijke stroom liep. Alle zeilen stonden bij, behalve de jager en de kluiver. Te middernacht kromp de wind tot Oost, kracht 4. Om half één 's nachts werd het licht van Gjerrild gepasseerd, het was toen af en toe dik van de regen, de afstand van het licht van Gjerrild was niet te bepalen. Voordurend werd het lood gaande gehouden, men loodde 5½ à 6 vadem. De Piek werd neergelaten en de Hals hoog opgehaald. Nadat men Knudshoved voorbij was, veranderde de schipper, die tussen Tangenbank en de vaste wal wilde varen van koers naar W. ¾ N. ( magn.½) het kompas van de Navigator heeft op westelijke en noordelijke koersen geen afwijkingen. Steeds werd 5½ à 6 vadem gelood. Bij het loden bemerkte de schipper echter, dat het schip in N.W. richting dreef, het licht van Gjerrild verdween. Bevreesd op de Tangenbank te geraken, zette hij het zeil over stuurboord, met de koers W.t Z. Even daarna stootte de Navigator en op hetzelfde moment zag men de branding over B.B. boeg. De schipper gaf S.B. roer en zette alle zeilen bij, maar het lukte niet vrij te komen. Het slothout brak en het roer werd uit de vingerlingen gelicht. Het schip bleef echter droog, toen de regen wat geminderd was, zag men het licht van Gjerrild weer en bleek, dat men zich bevond in de groene sector en op Stavns Hoved gestrand was. Om 10 uur s`morgens kwam men, nadat een tweetal vissersvaartuigen met hun schroeven het zand onder de Navigator hadden weg gemaald, met behulp van een anker vlot. Zonder verdere omstandigheden werd Randers bereikt.
30 september 1925 : Onderzoek Raad van de Scheepvaart. De Raad is van oordeel, dat de oorzaak van de stranding moet worden toegeschreven aan het slechte weer en het slechte zicht. De schipper had echter eerder voor anker moeten gaan en de dageraad afwachten, daartoe was met het oog op de ongunstige weersomstandigheden alle aanleiding voor. De schipper meende dat er te veel deining stond om te ankeren. |