1957-11-30: |
Bijvoegsel van de Nederlandse Staatscourant van Donderdag 2 April 1959, nr. 63 Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart: Nr. 31 Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart inzake het aan de grond lopen van het motorschip „Despatch" bezuiden Dragor Fort op Amager. Betrokkene: de bestman F. van den Ham. Op 30 november 1957 is het motorschip „Despatch", op de reis van Randers naar Stockholm, na vertrek van Kopenhagen bezuiden Dragor Fort op Amager aan de grond gelopen. In overeenstemming met het voorstel van de inspecteur-generaal voor de scheepvaart besliste een commissie uit de Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 29 der Schepenwet, dat de raad een onderzoek zou instellen naar de oorzaak van dit aan de grond lopen en dat het onderzoek tevens zou lopen over de vraag of niet het ongeval mede te wijten is aan de schuld van de bestman van de „Despatch", Frederik van den Ham, wonende te Utrecht. Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 6 februari 1959, in tegenwoordigheid van de hoofdinspecteur voor de scheepvaart J. Metz. De raad nam kennis van de stukken van het voorlopig onderzoek der Scheepvaartinspectie, waarbij een proces-verbaal van de verhoren van de kapitein, de bestman, de roerganger en de wachtsman, zomede van het scheepsdagboek en de Deense kaart nr. 133: Kobenhavn. Betrokkene, hoewel behoorlijk aan het door hem te dezer zake gekozen domicilie gedagvaard, is niet verschenen. Tegen hem wordt verstek verleend. Getuigen zijn in deze zaak niet gehoord. Uit de bescheiden is de raad het volgende gebleken: Het motorschip „Despatch" is een Nederlands schip, toebehorende aan de kapitein J. Lugthart, te Delfzijl. Het meet 199 brutoregisterton en wordt voortbewogen door een 120 pk motor. Op 29 november 1957, te 13.00 uur, vertrok de „Despatch", beladen met aardappelen, van Randers met bestemming Stockholm. De diepgang was voor 6'02", achter 8'09". De bemanning bestond, inclusief de kapitein, uit 5 personen. Op 30 november 1957, te 3.45 uur, werd Kattegat Zuid-v.s. op korte afstand gepasseerd en voer de „Despatch" de Sont in. Het was mooi helder weer, de wind wast oost 6. Te 10.15 uur is de „Despatch" de haven van Provesten bij Kopenhagen binnengelopen om drinkwater te laden. Nadat dit was ingenomen, vertrok de „Despatch" weer te 11.30 uur en voer hierna op aanwijzing van de kapitein op zicht van de boeien door de Sont. Te 12.00 uur nam de bestman de wacht over van de kapitein. Op zijn vorige wachten had de bestman goed genavigeerd. Te 12.03 uur werd de vuurtoren Nordre Rose aan stuurboord op 0,3 mijl afstand gepasseerd. De kapitein is tot 13.15 uur op de brug gebleven en gaf de bestman zo nodig orders. Nabij boei nr. 14 gaf de kapitein de bestman order om de rode boeien aan stuurboord en de witte boeien aan bakboord te houden en de vuurtoren van Drogden, die toen al vooruit te zien was, aan bakboord en om, wanneer deze toren dwars was, koers te zetten naar een punt 2 mijl west van Falsterborev-v.s. 182° (magn.). De bestman erkent deze orders te hebben ontvangen. Drogden was vooruit te zien. Even nadat de kapitein de brug had verlaten, werd boei nr. 14 op 50 a 60 m afstand aan bakboord gepasseerd. De bestman wist, dat ¾ mijl verder een rode boei aan stuurboord zou moeten worden gepasseerd. Het schip liep 7 a 7½ mijl per uur; de bestman wist niet welke koers hij voorlag. Hij heeft die rode boei nr. 13 niet gezien; hij weet achteraf, dat hij deze aan bakboord moet zijn gepasseerd. Op zeker moment zag hij aan bakboord op 1½ streek op 40 m afstand een drijfbaken met 2 bezems. Hij begreep, dat hij bakboorduit moest, maar het was toen al te laat. Het schip stuurde al over de grond en bleek te zijn gelopen op Sondre Rose. De bestman kan niet verklaren hoe hij daar is gekomen. De kapitein heeft nog verklaard, dat hij te 13.25 uur het schip voelde stoten op stenen. Hij ging direct naar de brug en zag aan bakboord het drijfbaken met 2 bezems en begreep toen, dat het schip was gelopen op Sondre Rose. Hij zette de schroef op volle kracht achteruit; het schip draaide snel naar bakboord en kwam dan langzaam in dieper water. De kapitein heeft hierna geregeld de vullings laten peilen en heeft laten pompen, maar het schip bleek nergens water te maken. De kapitein besloot daarom de reis naar Stockholm te vervolgen; het schip arriveerde aldaar op 2 december, te 21.15 uur. De kapitein heeft nog verklaard, dat hij overtuigd is, dat de bestman met opzet het schip aan de grond heeft gezet. De bestman hoopte, dat hij aan de wal zou worden gezet te Kopenhagen, daar hij aldaar een vrouw kende. De bestman heeft de kapitein een bewijs van oneervol ontslag uit de militaire dienst getoond. De roerganger heeft verklaard, dat hij vanaf 11.00 uur aan het roer stond. Hij heeft gehoord, dat de kapitein de bestman order gaf de rode boeien aan stuurboord en de witte aan bakboord te houden. Toen de kapitein de brug verliet, was de toren van Drogden vooruit te zien. De roerganger heeft nog even dezelfde koers moeten sturen, maar kreeg dan opdracht van de bestman om stuurboorduit te gaan. De andere matroos van de wacht, die als wachtsman op de brug was, merkte toen op, dat dit niet de goede koers was. De bestman antwoordde, dat er aan stuurboord voldoende water stond, en liet steeds meer stuurboord uit gaan. De roerganger herinnert zich niet hoeveel hij naar stuurboord koers heeft veranderd, maar hij weet, dat het schip buiten de boeien kwam, en plotseling voelde hij het schip stoten. Uit eigen beweging draaide hij het rad naar bakboord. De kapitein kwam onmiddellijk boven en nam het commando over. De matroos J. C. de Hamer heeft verklaard, dat hij op 30 november 1957 te 12.00 uur op wacht was gekomen op de brug. De kapitein verliet de brug te 13.15 uur; boei nr. 14 was toen dichtbij op b.b.-boeg. De toren van Drogden was ongeveer recht vooruit. Vlak na het passeren van boei nr. 14 heeft de bestman koers laten veranderen naar stuurboord; hij zei tegen de roerganger: „Stuur maar achter dat stoomschip aan.". Dit schip was tevoren de „Despatch" voorbijgelopen. De wachtsman zag later Drogden op 4 streken aan bakboord en zag dichtbij een drijfbaken met 2 bezems. Toen de kapitein bovenkwam, was dit drijfbaken al achteruit. Ter zitting van 6 februari 1959 voerde de hoofdinspecteur voor de scheepvaart aan, dat deze stranding een raadselachtig geval is. In zeer korte tijd is de „Despatch" zeer ver buiten het vaarwater geraakt. De hoofdinspecteur wil niet aannemen, dat hier van opzet van de bestman sprake is. Deze bestman voer al lang. De kapitein mocht verwachten, dat, toen hij te 13.15 uur de wacht overgaf, de bestman in staat was de navigatie over het verdere traject te doen. De bestman alleen is er aansprakelijk voor, dat het schip zo ver buiten het vaarwater is geraakt. De hoofdinspecteur stelt de raad voor de bestman F. van den Ham, die ongediplomeerd is en aan wie dus niet een bevoegdheid kan worden ontnomen, wegens diens schuld aan de stranding van de „Despatch" te straffen door het uitspreken van een berisping. Het oordeel van de raad luidt als volgt: Toen op 30 november 1957, te 13.15 uur, de kapitein de wacht overgaf aan de bestman en hem instructies gaf voor het komende traject, was dit ten volle verantwoord. De toren van Nordre Rose was te 12.03 uur dichtbij gepasseerd; het was mooi helder weer, zodat de boeien en bakens van het vaarwater tijdig in zicht kwamen, en bovendien was de toren van Drogden, die op korte afstand moest worden gepasseerd, al vooruit te zien. De kapitein gaf bovendien nog de order om de rode boeien aan stuurboord en de witte boeien aan bakboord te houden. Het is onbegrijpelijk, dat de bestman, die toegeeft, dat de kapitein hem deze orders heeft gegeven, toch na 10 minuten zo ver buiten het vaarwater was verdaagd, dat het schip op Sondre Rose aan de grond liep. De roerganger en de wachtsman op de brug, die erbij waren geweest toen de kapitein de wacht overgaf aan de bestman, hebben deze op de door de kapitein gegeven orders attent gemaakt, toen de bestman daarvan af ging wijken door naar stuurboord koers te laten veranderen. Hoe zonderling de navigatie van de bestman ook is geweest, toch ziet de raad daarin geen argumenten, die pleiten voor een door de bestman met opzet verrichte stranding, zoals de kapitein mogelijk acht. Indien de kapitein zoiets mogelijk zou hebben geacht, dat hij beter gedaan nog een kwartier op de brug te blijven totdat het schip in ruim vaarwater zou zijn gekomen. De raad acht de bestman ten volle aansprakelijk voor deze stranding. Daar hij geen bijzondere bevoegdheid heeft, die hem zou kunnen worden ontnomen, straft de raad bestman Frederik van den Ham, geboren 8 december 1933, wonende te Utrecht, door het uitspreken van een berieping. Aldus gedaan door de heren mr. A. Dirkzwager, voorzitter, H. A. Broere, N. W. Sluijter en A. Kunst, leden, in tegenwoordigheid van 's raads secretaris, mr. A. Boosman, en uitgesproken door de voorzitter ter openbare zitting van de raad van 23 maart 1959. (Get.) A. Dirkzwager, A. Boosman.
|