1967-08-05: |
De Telegraaf 05-08-1967: Het gaat niet goed in de kustvaart. Vooral in Groningen komt de ene reeder na de andere in moelijkheden, maar hun trots verbiedt hun erover te spreken, want..... Je loopt niet met je ellende te koop. Tranen springen in haar ogen, maar ze is onverbiddelijk: „Neen, geen foto in de krant, want dan lachen de mensen ons uit." Er valt helemaal niets te lachen, want liet gaat beroerd in de kustvaart en niemand, die dat beter weet dan deze vrouw van een kleine reder. Waarom je dan schamen? Maar dat is de trots van een Groninger: Je loopt niet met je ellende te koop. Het leidt tot een merkwaardig schimmenspel daar in Delfzijl en Groningen, waar de kustvaartreders elkaar ontmoeten. „Het gaat wel", zeggen ze tegen elkaar, maar ze weten wel beter. Ze weten, dat Piet z'n boot door de bank wordt verkocht, omdat hij zijn hypotheekaflossing niet meer kon opbrengen, zij weten, dat vroegere collega's nu brugwachter zijn, ijscoman, pompbediende, wachtsman op hun eigen schip en zelfs al naar Sociale Zaken lopen voor steun, maar zij zwijgen, ook tegenover elkaar.
Brief. Kapitein P. Hindriks ging naar zee toen hij zestien was. Hij is nu 73. Zijn schip „TWIN", waarop zijn schoonzoon thans vaart, ligt op vracht te wachten aan de overvolle Parkhaven in Rotterdam. Hij vaart nog, maar je moet niet vragen hoe. Hij aarzelt lang, voordat hij mij de brief van de scheepshypotheekbank laat zien, waarin dringend, om de aflossing op de hypotheekschuld wordt gevraagd. „Ik verdien de rente niet eens", zegt hij gelaten. Schipper Hindriks is gewoon een voorbeeld voor de veelheid van vooral kleine reders in Groningen, die door de kustvaartmalaise aan de rand van de afgrond zijn gekomen. Ruim veertig jaar heeft hij gevaren en zuinig de centen opzij gelegd voor een nieuwe boot, die in 1957 van de helling gleed. Een jaar later kwam de klap in de kustvaart.
Praten; Pieter Beck (53), op zee alle rangen doorlopen hebbend en nu voorman van de Groningse kustvaartreders, weet er alles van. Als voorzitter van het Koninklijk Zeemanscollege „De Groninger Eendracht" zwijgt hij niet, maar is het juist zijn taak om te praten. „De sterke loonstijging in Nederland heeft ons de das om gedaan", zegt hij. In de na-oorlogse jaren ging het best in de Nederlandse kustvaart. „Grijze duivels",- zeiden ze met ontzag op de wereldzeeën tegen de grijsgeschilderde kustvaarders uit Groningen. Met de loonstijging stegen de kosten van de kustvaarders in ijltempo. De Deense en Duitse kustvaardersvloot breidde zich snel uit, mede dank zij tegemoetkomingen in belastingen, terwijl de revaluatie van de gulden een zware klap was voor de Nederlandse kustvaart, die haar inkomsten voornamelijk in ponden sterling krijgt.
Automatisering. De grote vaart kon de stijging van de loonkosten grotendeels opvangen door te automatiseren en met minder bemanning te gaan varen. Ook in de kustvaart ging men automatiseren, maar met minder bemanning kon men niet toe, omdat in de CAO verplicht is voorgeschreven, hoeveel bemanningsleden per schip aanwezig moeten zijn. Met de rug tegen de muur als gevolg van de Duitse en Engelse concurrenten pakken de reders iedere kans aan om tot een vermindering van hun kosten (voor 55 pct. bepaald door loonkosten) te komen. Vandaar hun eis aan de vakbonden: „Laat die bemanningsschaal vallen". De vakbonden willen dit niet zo maar zonder meer, waardoor nu de kustvaart met een staking wordt bedreigd. „Och, staking", zeggen ze in Groningen, „werkloosheid komt er op deze manier toch wel". „Vorig jaar is de zaak al op de spits gedreven", zegt Pieter Beck. „Ik heb toen hemel en aarde bewogen om toch weer tot een CAO te komen om nog een jaar de arbeidsvrede te bewaren en een adempauze te krijgen. Mijn leden hebben thans massaal met het opzeggen van hun lidmaatschap gedreigd als ik niet voet bij stuk houd."
Grens. De reders willen van de bemanningsschaal af om met een kinderkamer te gaan varen", zeggen de vakbonden. „Waanzin", zegt voorzitter Beek. „Het Schepenbesluit kent een leeftijdsgrens. Verder zijn er de strenge wettelijke veiligheidsvoorschriften, die precies het aantal bemanningsleden per schip voorschrijven." Zo in doorsnee moeten volgens de CAO twee tot drie man per schip meer varen dan de wet voorschrijft. Gebeurt dit niet, dan moet de gage van de zg. „ontbrekende man" onder de rest van de bemanning worden verdeeld. . De reders willen hiervan af. Hun schepen zijn gemoderniseerd. Als er door het ontbreken van een man extra werk moet worden verricht, moet daarvoor overwerkgeld worden betaald. „Waarom dan ook nog die gageverdeling?", vraagt men in Groningen. „Op schepen, waarop wij moeten varen met zeven man varen de Engelsen met drie of vier man", zegt Pieter Dorreman, secretaris van het Zeemanscollege. „De Duitsers varen ook goedkoper door functies te combineren".
Somber. Hij ziet de toekomst somber in. Op het ogenblik zijn er zestig tot tachtig aanvragen van Nederlandse kustvaarders om onder de goedkope Panamese vlag te varen, zo schat hij. Daardoor kan men circa 20 pet. op de kosten besparen. Dorreman zucht: „Als er geen verbetering komt dan zie ik ons allemaal nog naar de goedkope vlaggen (Panama, Liberia, Costa Rica) overstappen". „De grotere reders kunnen, mede dank zij de goede jaren, wel de verliezen opvangen, maar voor de kleine mensen met een of twee schepen kan het de nekslag zijn." De reders willen hun boten graag verkopen, maar dc prijzen voor de kustvaarders zijn zo sterk gedaald dat dit een zwaar verlies zou opleveren. „Als die prijzen stijgen worden zeker 400 van de totaal 900 kustvaarders verkocht, verwacht voorzitter Beck.
Zwijgen. De kleine reders in Delfzijl en Groningen zwijgen. Schipper Hindriks vertelt in zijn huiskamer, hoe hij vroeger met zijn motorschip de Engelsen met hun zeilschepen de loef afstak. „Dat was mooi werk", mijmert hij. Bij het afscheid bij de deur bijt mevrouw Hindriks op haar lip: „Als het moet gaan we naar Sociale Zaken". Dat zal dan zijn met opgeheven hoofd, denk ik, en de collega's zullen het weten, maar zwijgen, want hun trots hebben ze en die kan ze niet worden afgenomen.
|