1956-10-27: |
NvhN 27-10-1956: Groninger kustvaarder TINDA gezonken; Eén opvarende vermist. De Groninger kustvaarder Tinda is vannacht na een botsing met een Deens schip bij het Deense eiland Moen gezonken. De kok A. Boelens uit Drachten wordt vermist. De Tinda, die met een lading klei onderweg was van Par naar Hamina, werd vanmorgen vroeg drie mijl uit de kust van het eiland Moen (Zuid- Denemarken) aangevaren door het Deense schip Birte. Reeds 25 minuten na de botsing is de Tinda gezonken. De Birte nam de gehele bemanning over, uitgezonderd de kok A. Boelens uit Drachten. Naar hem wordt nog steeds gezocht. De Birte is op de plaats van de aanvaring gebleven en zoekt nu de zee af.
Het Deense schip was onderweg van Polen naar Antwerpen. De oorzaak van de aanvaring is nog niet bekend.
Onder de zeven opvarenden was ook de vrouw van de kapitein M. Bloem. Het gezonken schip werd in 1938 gebouwd bij Gebr. Van Diepen te Waterhuizen en meet 281 ton.
NvhN 29-10-1956: Opvarenden van de TINDA te Kiel aan wal. De overlevende opvarenden van de Groninger kustvaarder Tinda, die zaterdag aangevaren werd door het Deense schip Birte, zijn vandaag te Kiel aan wal gegaan. De zes geredden zijn de kapitein M. Bloem en zijn echtgenote mevrouw Bloem—Grasmeyer uit Echten (Fr.), de stuurman A. Oortwijn uit Emmeloord, de machinist B. Jager uit Delfzijl en de matrozen J. Bos uit Naaldwijk en A. A. Narkunat uit Bremen. De negentienjarige kok A. Boelens uit Drachten, die pas een maand voer, is nog steeds vermist.
NvhN 09-02-1957: De ramp van de TINDA. Kapitein verliet te vroeg de brug. De Raad voor de Scheepvaart te Amsterdam heeft, schriftelijk uitspraak doende, kapitein M. B. uit Groningen, gestraft door hem de bevoegdheid om als kapitein op zeeschepen te varen voor de tijd van drie maanden te ontnemen, omdat hij volgens de Raad medeschuldig is aan de aanvaring op 27 oktober van het vorige jaar van het onder zijn gezag varende m.s. Tinda, toebehorende aan D. Veenma te Groningen, met het Deense stoomschip Birte in de Oostzee nabij Bornholm, tengevolge waarvan de Tinda is gezonken. De kok van de Tinda, A. Boelens, verloor hierbij het leven. De ramp gebeurde toen de kapitein, die als gezagvoerder de wacht liep, zich van de brug had verwijderd en daar een matroos als roerganger had achtergelaten. Weer en wind waren wel gunstig en de kapitein had vertrouwen in de roerganger, ofschoon deze pas ongeveer 3 maanden op het schip voer en de streken van het kompas niet kende. Er bestond voor de kapitein echter geen dringende reden om de brug te verlaten, aldus de Raad, die het onbegrijpelijk vindt dat de kapitein niet eens het passeren van twee tegenliggers, waarvan de Birte de laatste was, heeft afgewacht. Van het gieren van zijn schip had hij niets gemerkt. De Birte trof de Tinda aan stuurboord ter hoogte van de mast. Er is, volgens de Raad, door de roerganger een ernstige fout gemaakt. Desondanks heeft de kapitein mede schuld wegens zijn verkeerde besluit om de brug te verlaten op een ogenblik waarop de situatie nautische risico's opleverde. Ook het zinken van het schip is aan deze medeschuld te wijten. Men kon aldaar, zo oordeelt de Raad, grote schepen en dus een ernstige ramp verwachten. Het droevig misverstand, dat de kok reeds met de andere opvarenden door de Birte zou zijn overgenomen, acht de Raad verklaarbaar en niet aan betrokkene te wijten. Hoewel hij niet roekeloos heeft gehandeld acht de Raad zijn gedragingen ernstig. |