Inloggen
THEA - ID 6504


In dienst
Onder Nederlandse Vlag tussen:0000-00-00 / 0000-00-00

Identification Data

Bouwjaar: 1929
Classification Register: Bureau Veritas (BV)
Nat. Official Number: 1193 Z GRON 1929
Categorie: Cargo vessel
Voorstuwing: Motor Vessel
Type: General Cargo schip
Type Dek: Flush deck
Material Hull: Steel
Dekken: 1
Construction Data

Scheepsbouwer: Béliard, Crighton & Cie. S.A., Ostend (Oostende), Belgium
Werfnummer: A22
Launch Date: 1929-05-14
Delivery Date: 1929-09-16
Technical Data

Engine Manufacturer: S.A. I.M.O.P., Antwerp, Belgium
Motor Type: Motor, Oil, 4-stroke single-acting
Number of Cylinders: 6
Power: 120
Power Unit: BHP (APK, RPK)
Eng. additional info: Gloeikop Type (195x320)
Speed in knots: 7.50
Number of screws: 1
 
Gross Tonnage: 273.00 Gross tonnage
Net Tonnage: 123.00 Net tonnage
Deadweight: 325.00 tonnes deadweight (1000 kg)
Grain: 13000 Cubic Feet
 
Length 1: 35.10 Meters Length overall (Loa)
Length 2: 32.67 Meters Length between perpendiculars (Lbp)
Beam: 7.04 Meters Breadth, moulded
Depth: 2.76 Meters Depth, moulded
Draught: 2.47 Meters Draught, maximum
Configuration Changes

Datum 00-03-1935
Type: Propulsion/engine changed
Omschrijving: Nieuwe hoofdmotor: 4tew 4 cil 195 Pk Deutz Type (280x450) 8 Kn.

Ship History Data

Date/Name Ship 1929-09-16 THEA
Manager: Firma H. van der Eb, London, Great Britain
Eigenaar: Hendrik Oldenburg, Groningen, Groningen, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Groningen / Netherlands
Callsign: PTNC
Additional info: 1934 callsign PHYQ

Date/Name Ship 1939-00-00 THEA
Manager: Carebeka N.V., Groningen, Groningen, Netherlands
Eigenaar: Hendrik Oldenburg, Groningen, Groningen, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Groningen / Netherlands
Callsign: PHYQ

Ship Events Data

1927-00-00: Te water gelaten in opdracht van H.J. Leclerk, Antwerpen, die kort daarna in financiële moeilijkheden kwam. De bouw werd stopgezet. Op 8 april 1929 na faillissement verkocht.
1929-05-14: NRC 01-06-1929: Rotterdam, 1 juni: Bij de Chantiere Navale Bėliard Crighton & Co., te Oostende, is 14 mei j.l. het motorschip 'THEA', gebouwd voor rekening van kapitein H. Oldenburg, te Groningen, te water gelaten. Het schip voer voornamelijk tussen Boom in België en Londen met stenen en kolen als retourlading.
Algemeen Handelsblad 03-06-1929: Scheepsbouw. Van de Chantiers Navals Béliard Crighton & Co., te Oostende, is 14 Mei te water gelaten het motorschip THEA, gebouwd voor rekening van kapitein H. Oldenburg, te Groningen.
1929-08-05: Als THEA, zijnde een motorschip, groot 772.48 m3, liggende te Oostende, door Dr. G. Lefevre, tijdelijk scheepsmeter te Oostende, ten verzoeke van kapitein Hendrik Oldenburg, woonachtig te Groningen, van haar brandmerk voorzien door het inbeitelen van 1193 Z GRON 1929 op het achterschip onder den mastkoker.
1929-09-00: NRC 27.09.1929: Londen, 26 september: De Nederlandse motorschoener 'THEA', van Nieuwpoort naar Londen, wordt met een defecte motor de Thames opgesleept.
NRC 27.09.1929: Gravesend, 26 september: Het Nederlandse motorschip 'THEA' passseerde hier vanmiddag 4 u. 55 m. naar Londen, gesleept door de Nederlandse motorschoeners 'Jantje' en 'Tromp'. Van de 'THEA' is de machine defect.
1930-08-30: 02-09-1930 THEA. Londen, 30 Aug. Het Nederlandsche motorschip 'Thea' is bij het manoeuvreeren te Deptford Creek tegen de Crown Wharf gevaren, waarbij belangrijke schade aan de steenen beschoeiing werd toegebracht; of het schip schade heeft, is niet bekend.
1933-06-22: Algemeen Handelsblad 22-06-1933: Motorschip gestrand bij Terneuzen. Gisteren is te Terneuzen bij den Hoek van Baarland het Nederlandsche motorschip „THEA", kapitein Oldenburg, gestrand. De sleepboot “Raymond" van de Union de Remorquage et Sauvetage, is ter assistentie uitgevaren. Naar verwacht wordt, zal het met hoog water waarschijnlijk gelukken het schip vlot te trekken. De „Thea" meet ongeveer 300 ton en was ledig op weg naar Boom bij Antwerpen,
1935-03-26: NvhN 26-03-1935: Delfzijl. 26 Maart. Heden vond op de Eems de goed geslaagde proefvaart plaats van het motorschip THEA, bevaren door kapt. Timmer. Dit schip is bij de werf, van de Gebr. Niestern alhier van een nieuwe compr. Deutz Diesel motor van 200 p.k. voorzien, waarmee het schip een snelheid van 9 mijl behaalde. Na de proefvaart werd de motorinstallatie met volle tevredenheid van de werf overgenomen.
1936-09-07: Aangekomen te Dartmouth vanaf Port Houstock met motorschade.
1937-02-26: In ballast vertrokken van Dinard naar Plymouth. Na enkele uren varen stopte de hoofdmotor omdat er vuile olie met water was gebunkerd. Door het Britse s.s. 'Llangollen' op sleeptouw genomen maar door het slechte weer brak de tros. Op 1 maart maakte de sleepboot 'Zwarte Zee' vast die het schip naar Guernsey sleepte.
Leeuwarder Nieuwsblad 02-03-1937: Groningsch schip in nood. Sleepboot verleent hulp. Zondagavond heeft een Britsch stoomschip, ten Zuidwesten van het eiland Guernsey, het Nederlandsche kustvaartuig THEA, dat in nood verkeerde, opgemerkt. Het schip, dat 273 ton meet en eigendom is van den heer H. Oldenburg te Groningen, had Zaterdag in het toen heerschende stormweer motorschade opgeloopen. Daar het geen radio aan boord had, heeft het niet de aandacht kunnen trekken. Het Britsche stoomschip heeft getracht hulp te verleenen, doch toen dit niet gelukte, is op de waarschuwing van den Britschen kapitein de sleepboot Zwarte Zee van L. Smit en Co. naar de opgegeven plaats gevaren om hulp te verleenen. Op het oogenblik sleept de Zwarte Zee de THEA, voorloopig naar Guernsey. De THEA heeft geen lading aan boord.
De Sumatra Post 12-03-1937: In de klauwen des doods. Worsteling van 28 uur. Een dramatisch verhaal van een worsteling van 28 uren in een door storm opgezwiepte zee, waarin een schip hulpeloos rondzwalkte, vertelde hedenavond kapitein Herman Endels, van de Hollandsche motorsleepboot „Thea", nadat zij veilig en wel was binnengesleept in de haven van St. Peter Port, de hoofdstad van het Kanaaleiland Guernsey, aldus de Tel van 2 Maart. Om vier uur Zaterdagmorgen geraakten de motor en het roer onklaar. Den geheelen dag dreef het schip rond, heen en weer gesmeten door huizenhooge golven in een storm, die met een kracht van 112 K.M. per uur woei. Noodsignalen werden uitgezonden en ook radiostations en andere schepen zonden berichten uit, doch de „Thea" was niet te vinden. Eindelijk slaagde de stoomboot „Llangollen" er Zaterdag in den namiddag in contact met de „Thea" te krijgen. Een tros werd uitgeworpen en vastgemaakt, doch dé tros brak en de „Thea" dreef uit het gezicht. Zij bevond zich toen zeven K.M. ten Zuidwesten van de gevaarlijke rotsen van Casquets, waar reeds zoovele schepen zijn gestrand. Toen de „Llanggollen" onzen tros verloor, — vertelde de kapitein — vreesden wij, dat het met ons gedaan was. Wij dreven tusschen en langs de verraderlijke rotsen, en meer dan eens scheelde het slechts meters of wij waren er op geloopen. Hoe wij ontkwamen is een mysterie. Ik ben nimmer zoo dicht bij den dood geweest. Wij, de bemanning van zes koppen en ik, baden hardop, zoo zeker waren wij er van, dat ons laatste uur had geslagen. Wij mogen wel van geluk spreken, dat wij er levend af zijn gekomen. De „Llangollen" bleef in de nabijheid, doch kon niets uitrichten. Eindelijk — het was inmiddels Zondagmorgen acht uur geworden — kwam de Hollandsche motorsleepboot „Zwarte Zee" opzetten, die er in slaagde de „Thea" op sleeptouw te nemen. U kunt begrijpen, hoe opgelucht wij waren, toen de „Zwarte Zee" ons eindelijk uit het gevaar verloste. Het is een ontzettende ervaring geweest en vier van mijn mannen, voor wie het de eerste reis buiten Nederland was, zullen, vrees ik, er niet weer opnieuw op uit willen. De „Thea" was op weg van Dinart naar Plymouth. De oorzaak van het motordefect kon nog niet worden vastgesteld. Het schip zal thans te St. Peter Port worden nagezien De romp is evenwel intact.
1937-04-22: Het Vaderland 22-04-1937: Inzake het aan den grond stooten van het motorschip „THEA" onder de oostkust van Ierland, benoorden het lichtschip „Skulmartin" en de klacht van den Inspecteur-generaal voor de scheepvaart tegen den kapitein van het motorschip „Thea" wegens onvoldoenden wachtdienst, is de Raad van oordeel, dat het eerste feit een gevolg is van zeer slordige navigatie. Het ongeval heeft plaats gehad, toen de stuurman de wacht had. Deze heeft den Raad omtrent den toestand aan boord, in het bijzonder den wachtdienst van den kapitein, mededeelingen gedaan, welke op zeer ernstige misstanden wijzen. Wat de klacht betreft deze kan naar 's Raads oordeel, niet gegrond worden verklaard.
1938-02-05: Algemeen Handelsblad 05-02-1938: THEA. (Londen, 4 Febr.) De kapitein van het Nederlandsche stoomschip “Thea", gisteravond van Jersey te Par aangekomen om porseleinaarde te laden voor Preston, rapporteert, dat de bodem eenigszins opgezet is als gevolg van het slechte weer. Het schip maakt geen water. Survey is gehouden en een certificaat van zeewaardigheid verstrekt.
1938-11-09: NvhN 09-11-1938: Delfzijl, 8 Nov. Het motorschip 'THEA', dat gisteren van hier naar Harlingen vertrok, keerde heden weer naar hier terug wegens te ruwe zee. Wanneer de weersomstandigheden gunstiger worden zal het schip wederom derwaarts vertrekken. 10-11-1938 aangekomen te Harlingen ter reparatie aan de werf.
1939-03-18: NvhN 18-03-1939: Groninger schip vaart Duitser aan. De kapitein van de „THEA” voor de Raad voor de Scheepvaart. De Raad voor de Scheepvaart te Amsterdam heeft een onderzoek ingesteld naar de aanvaring op de rivier de Pregel bij Koningsbergen op 1 september van het vorige jaar tussen het Groninger m.s. „Thea" en het Duitse m.s. „Muehlheim Ruhr". De kapitein van het ruim 272 bruto registerton metende Groninger vaartuig, die op schuldvraag werd gehoord, verklaarde, dat, hij op weg was van Pillau naar Koningsbergen het Duitse schip werd ingehaald en omdat het zoo langzaam voer, wilde de kapitein passeeren. Hij gaf zijn Duitse collega de gebruikelijke seinen, waarbij hij te kennen gaf aan bakboord voorbij te willen varen. Ter hoogte van het achterschip van de Duitser gekomen, zag de kapitein, dat het andere vaartuig plotseling harder begon te loopen, terwijl bovendien bakboord-roer werd gegeven. Toen de brug van de „Thea" ter hoogte van het achterschip van de „Muehlheim Ruhr" was en de afstand tusschen beide schepen plus minus 30 meter bedroeg, naderde uit de tegenovergestelde richting een sleepboot. De kapitein zag dit vaartuig pas, toen het op 5 meter afstand dwars van de brug van de „Thea" was. Hoewel alles in het werk werd gesteld om ongelukken in dit nauwe vaarwater te voorkomen, werd de „Thea" niettemin door de zuiging tegen het Duitse schip gedrukt. Dit gebeurde onder een hoek van 45 graden. De kapitein gaf als zijn meening te kennen dat de aanvaring is veroorzaakt door het werkeloos varen van de sleepboot. Het Seeamt te Koningsbergen echter laakt in zijn rapport de poging van de „Thea" om het Duitse schip in dit smalle water voorbij te willen varen. De kapitein van de „Muehlheim Ruhr" heeft verklaard — zo stond in dit rapport — geen toestemming tot voorbijvaren te hebben gegeven. Met het oog op het nauwe vaarwater zou hij dat ook nooit gedaan hebben. De Raad zal later uitspraak doen.
1939-05-03: NvhN 03-05-1939: Kapitein van de „THEA” voor veertien dagen geschorst. De Raad voor de Scheepvaart behandelde gisteren de aanvaring van het m.s. „Thea" met het Duitsche m.s. „Mülhelm Ruhr" op de rivier de Pregel nabij Koningsbergen, op 1 September I938. De raad was van oordeel, dat deze aanvaring geheel was te wijten aan de onverantwoordelijke navigatie van den kapitein van de „Thea", die, geheel in strijd met de ter plaatse geldende bepalingen, het zeeschip wilde voorbijvaren. Het optreden van den betrokkene achtte de raad dermate roekeloos, dat een straf van schorsing geboden moet worden geacht. Hij strafte den betrokkene door hem de bevoegdheid te ontnemen, om als kapitein te varen op een schip, als bedoeld bij artikelr 2 der Schepenwet, voor den tijd van 14 dagen.
1940-05-10: Lag voor onderhoud bij scheepswerf A. Vuyk te Capelle aan de IJssel. Uitgeweken naar Londen. Op 16 mei ingeschreven bij The Netherland’s Shipping & Trading Committee. In beheer bij Freight Express Ltd. te Londen, later bij Onesimus Dorey & Sons Ltd., Londen. Op 27 mei In timecharter bij het Ministry of Transport. In 1942 in beheer bij Shipping & Coal Compagny Ltd., Londen. In augustus 1944 liggende op de werf van General Steam Navigation Company Ltd. zwaar beschadigd door een Duitse 'V1'. De hoofdmotor en stuurinrichting zodanig beschadigd dat het schip in London tot na de oorlog is blijven liggen. 1 Juni 1945 weer terug aan Hendrik Oldenburg en in juli 1945 naar Capelle aan de IJssel gesleept voor herstel. Door gebrek aan materiaal en onderdelen reparatie enorm vertraagd. In januari 1946 weer in de vaart.
1946-04-27: Final Fate:
Tijdens de reis van Grangemouth naar Antwerpen met een lading van 261 ton vuurvaste klei in Bridlington Bay ten zuiden van Flamborough Head in zwaar weer gekapseisd en gezonken. Twee bemanningleden kwamen hierbij om het leven. Kapitein Bergsma, zijn Engelse echtgenote en de andere bemanningsleden redden zich in hun eigen reddingsboot.
De Waarheid 29-04-1946: Het Nederlandse motorschip „THEA” vergaan 2 opvarenden vermist. Het 272 ton metende Nederlandse motorschip „Thea" is, terwijl het tijdens een zware storm de baai van Bridlington trachtte binnen te lopen, Zaterdagavond gekapseisd en gezonken. Het vergaan van het schip bleef onopgemerkt totdat Zondagmorgen vroeg 6 overlevenden — 5 mannen en 1 vrouw — in een reddingboot te Barmston, ten Zuiden van Bridlington, aangespoeld werden. Twee personen werden vermist. De gezagvoerder van de „Thea" is J. Bergsma. De „Thea" kwam met een lading leem aan boord voor Antwerpen uit Grangemouth (Schotland). Door twee reddingboten, namelijk van Bridlington en Flamborough, is gedurende zes uren tevergeefs naar de twee vermiste opvarenden gezocht De kapitein van de „Thea" vertelde: Er stond een zeer sterke wind uit het Noorden, bijna een storm, doch wij besloten in de baai van Bridlington een schuilplaats te zoeken. Wij seinden naar Flamborough, dat alles in orde was en zetten koers naar de baai. Ik stond op de brug, toen, ongeveer een mijl ten Zuidoosten van de vuurtoren, de „Thea" begon te kapseizen. Ik beval allen zich naar de reddingboot aan stuurboord te begeven toen de „Thea" begon over te hellen. Wij sprongen in de reddingboot, doch toen het schip omsloeg, raakte de mast de reddingboot en drukte haar naar beneden. Wij maakten de boot vrij, doch zij stond vol water en de twee van ons, .die zich nog in de boot bevonden, moesten hozen, daar de boot tot haar boorden in het water lag. Een man had zich opzij aan boord van de boot vastgeklampt en wij trokken hem naar binnen. Daarna kwam mijn vrouw naar de boot toe zwemmen. Wij kregen nog een man te pakken en nog een, doch de twee overigen konden we niet ontdekken. Het laatste wat ik zag, was, dat zij poogden een vlot van de zinkende „Thea" los te maken. Wij zochten nog naar hen, doch het was een pikdonkere nacht. Wij koersten daarna naar de kust en dat ging met moeite. De boot stond vol water en wij moesten voortdurend hozen. Wij landden door een heftige branding op een stuk strand en zagen ergens licht in een huis. Wij klommen tegen de rots op en de mensen van het huis ontfermden zich over ons. Torn Hutchinson, de stuurman van de reddingboot van Bridlington, zeide, dat zij het te verduren hadden gehad. „Wij vonden een reddingboot van een schip met niemand er in. Dat zal wel de andere reddingboot van de „Thea" geweest zijn. Ook vonden we een hoop wrakstukken over een grote oppervlakte verspreid, doch geen spoor van een vlot. Kustwachten vonden later het vlot, negentien kilometer ten Zuiden van Bridlington, doch geen spoor van de vermisten. Later is het lijk van de kok W.van Ommeren, aan de kust aangedreven.
Leeuwarder Koerier 30-04-1946: De schipbreuk van de Thea. Gisteren werd te Bridlington een lijkschouw verricht op W. van Ommeren uit Zaltbommel en H. Witseris uit Rotterdam, de twee leden van de bemanning van het Nederlandsche motorschip Thea, die na het kapseizen van het schip in de baai van Bridlington vermist werden. Het medisch onderzoek heeft uitgewezen, dat de beide mannen niet door verdrinking, maar door ontbering om het leven zijn gekomen. De kapitein van het schip Jan Bergsma van Terschelling, zei, dat hij niet begreep, waardoor de Thea is gekapseisd. Zij waren nergens tegen aan geslagen.
NvhN 24-10-1946: Het zinken van de „Thea” Voor den Raad voor de Scheepvaart. Onder voorzitterschap van den heer J. Dirkzwager behandelde de Raad voor de Scheepvaart hedenochtend het ongeval van het Groninger m.s. „Thea" dat op 27 April 1946 ter hoogte van Flamborough plotseling hevige slagzijde over stuurboord kreeg, tengevolge waarvan het vaartuig is gezonken. Twee personen vonden hierbij den dood. Het schip was op weg naar Antwerpen. De plaatsvervangend hoofdinspecteur voor de scheepvaart, de heer J. Bats achtte het ondanks de verklaringen van kapitein J. Bergsma en den stuurman J. Deen, die niets bijzonders bemerkt hadden, niet uitgesloten, dat het schip was lekgestoten, zelfs zonder dat iemand van de bemanning dit heeft gehoord. Besloten werd alvorens uitspraak te doen den bevoegden Engelsche autoriteiten te vragen of inmiddels eenig duikeronderzoek ter plaatse is ingesteld en wat hiervan het resultaat is geweest.
Nederlandsch Staatscourant 31-12-1946. No 36 Uitspraak van den Raad voor de Scheepvaart in zake het zinken van het motorschip „Thea" in de nabijheid van Flamborough Head, waarbij twee opvarenden zijn omgekomen. Op 27 April 1946 heeft het motorschip „Thea" ter hoogte van Flamborough Head plotseling hevige slagzij gekregen en is spoedig daarop gezonken. Twee opvarenden zijn hierbij verdronken. In overeenstemming met het voorstel van den inspecteurgeneraal voor de scheepvaart besliste een commissie uit den Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 29 der Schepenwet, dat de Raad een onderzoek zou instellen naar de oorzaak van dit omslaan. Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 24 October 1946 in tegenwoordigheid van den waarnemend inspecteur-generaal voor de scheepvaart A. S. de Bats. De Raad nam kennis van de stukken van het voorloopig onderzoek der Scheepvaartinspectie en hoorde als getuigen J. Bergsma, kapitein, en J. Deen, stuurman aan boord van de „Thea", den laatste onder eede. Uit de verklaringen en bescheiden is den Raad het volgende gebleken: De „Thea" was een Nederlandsch motorschip, het was groot 272,68 bruto-registerton, behoorde toe aan H. Oldenburg, te Groningen was in 1929 te Ostende gebouwd, was geklasseerd B.V. + I 3/3 G 1-1. Het schip had een geldig certificaat van deugdelijkheid, het werd voortbewogen door een 200 pk Deutzmotor. De „Thea" had geen dubbelen bodem, doch wel een voor- en achterpiek. Op 26 April 1946 vertrok de „Thea" van Grangemouth met bestemming Antwerpen. De diepgang was achter 8'6", vóór-8'2". Het uitwateringsmerk was nog 2" boven water. Het schip verkeerde in goeden toestand, had eenige maanden te voren een generale survey ondergaan op de werf van Vuyk te Capelle a.d. IJssel en had een bezetting van acht personen, waaronder de vrouw van den kapitein. Te Grangemouth was de „Thea" beladen met een gestorte lading vuurklei, totaal 261 ton. De lading was onder een tip uit spoorwagens overgenomen door beide luiken; de koppen van de lading waren gelijk getremd. In de luikhoofden lag de klei een weinig hooger dan onder het mastdek, doch alles lag vrij ver onder dek. De klei was droog, zwaar en stijf, was deels fijn, deels grof. De algemeene opvatting aan boord was, dat deze lading niet kon overgaan. Na de belading lag het schip recht, de voor- en achterpiek waren leeg; er waren 5 ton brandstof olie aan boord, ongeveer 3 ton aan stuurboord, 2 ton aan bakboord. De luiken waren geschalkt en afgedekt met dubbele presennings. Na vertrek uit Grangemouth werd langs de gebruikelijke route zuidwaarts gevaren langs de Engelsche kust. S.b.-reddingboot hing buitenboord in de davits. B.b.-reddingboot stond aan dek, de davits waren buitenboord gedraaid. Den 27sten April werd te 8 uur High Whitby vuurtoren gepasseerd. De wind was gedurende den nacht toegenomen tot N.O., kracht 6. Er liep matige deining en er was ongeveer 2 mijl zicht. Te 17.45 uur dien dag werd Flamborough Head gepasseerd. Het schip slingerde met korte slingeringen; hierin werd niets abnormaals bemerkt. Het schip nam geen water over. Te 18.45 uur, toen de „Thea" zich bevond nabij boei G 15, werd het zicht slecht. In verband met de vele wrakken, welke zich in de buurt van de Humber bevinden, besloot de kapitein niet bij nacht en slecht zicht daar te passeeren, doch terug te keeren en te ankeren bij Flamborough ïlead om betere gelegenheid af te wachten. Eerst werd gestuurd N.t.W. tot Flamborough Head gepeild werd West op 2 mijl afstand, waarna de koers werd gewijzigd in W.t.Z., dit was tusschen Flamborough Head en N. Smithic boei. De deining kwam nu 4 streken achterlijker dan dwars in; het schip slingerde in verband met de zware lading met rukken; de motor draaide halve kracht. Te 19 uur was het ruim nog gepeild en droog bevonden; te 20 uur had de machinist de lenspomp volgens gewoonte aangezet, maar deze gaf geen water. Te 21.05 uur werd Flamborough Head gepasseerd op 1 mijl afstand; per morselamp werd de naam van het schip geseind. De „Thea" bevond zich nu in kalmer water. Plotseling begon het schip nu slagzij te maken over stuurboord. De motor werd gestopt en de kapitein trachtte Flamborough Head weer op te roepen met de morselamp, doch zonder succes. De helling werd zóó groot, dat de bemanning, die reeds aan dek was, order kreeg om zwemvesten om te doen en s.b.-reddingboot te vieren. Dit werd gedaan en spoedig daarop gaf de kapitein order om in de boot te gaan. De stuurman, de kok W. van Ommeren en de matroos-motordrijver H. Witsiers trachtten een vlot te water te laten, doch dit gelukte niet wegens de groote slagzij van het schip. Over de zij van het schip, dat toen vrijwel plat lag, begaven zij zich daarop naar het voorschip, in de nabijheid waarvan de s.b.-sloep zich bevond met de andere vijf opvarenden. Deze sloep bleek vol water te staan, omdat zij door een stag naar beneden was gedrukt, toen het schip plat viel. De stuurman en de twee man, die nog aan boord waren, moesten nu te water springen, daar de „Thea" begon te zinken. Te 21.15 uur zonk het schip. In ongeveer 5 minuten was het schip plat op zijn zijde gevallen, nog 2 minuten later zonk het. De stuurman kon de sloep bereiken, doch de kok en de matroosmotor drijver zijn beiden verdronken en eenige dagen later aangespoeld; zij hadden toen nog hun zwemvesten aan. Tot de uitrusting daarvan behoorden een licht en een fluitje. De sloep met de overlevenden wist den wal te bereiken in de nabijheid van Barmston, alwaar de bewoners de schipbreukelingen goed verzorgden. De kapitein verklaart nog, dat, toen het schip slagzij begon te maken, hij uit de twee luchtkokers van het ruim lucht hoorde blazen met zoodanige kracht, dat hij den indruk had, dat het ruim zich snel met water vulde. De stuurman heeft, toen hij op het voorschip was, ook lucht hooren blazen met groote kracht, maar kon niet precies aangeven waar dit is geweest. Geen der opvarenden heeft vóór het kenteren iets abnormaals bemerkt, noch is een ontploffing gehoord, noch gevoeld, dat het schip tegen een zich onder water bevindend voorwerp stootte. De waarnemend inspecteur-generaal voor de scheepvaart voert aan, dat in de buurt van Flamborough Head vele wrakken liggen. Niet is komen vast te staan, dat het schip niet heeft gestooten. Het lijkt waarschijnlijk, dat op eenige wijze bodemschade is ontstaan en het binnenstroomende water toen de vuurklei aan den onderkant heeft nat gemaakt, waarop deze natte massa is verschoven. Hij geeft den Raad in overweging om zijn beslissing aan te houden, totdat het duikerrapport ontvangen is. De Raad is van oordeel, dat op niet meer te verklaren wijze plotseling een groot gat in bodem of zijde van de „Thea" is ontstaan, waardoor het schip binnen zeer korten tijd vervuld en gekenterd en kort daarop gezonken is; dat de waarnemend inspecteur-generaal voor de scheepvaart den Raad heeft verzocht, zijn beslissing aan te houden, totdat de „Thea'' zou zijn gelicht en een duikerrapport zou zijn ontvangen, doch de Raad geen redenen aanwezig acht om op dit verzoek in te gaan, daar den Raad uit eigen wetenschap bekend is, dat de assuradeuren van de „Thea" aan de Engelsche autoriteiten hebben verzocht een spoedige lichting van dit vaartuig te bevorderen; dat hierop als antwoord is ontvangen, dat wegens andere meer dringende werkzaamheden de „Thea" voorloopig niet in aanmerking kwam om gelicht te worden; dat in verband met den zanderigen bodem, waarop de „Thea" gezonken is, kan worden aangenomen, dat het wrak thans geheel onder het zand verdwenen is, zoodat het geen zin heeft de beslissing nog langer aan te houden; dat de Raad nog zijn deelneming betuigt met het overlijden van de twee opvarenden, die bij deze ramp het leven verloren hebben, al waren zij dan ook bij het zinken van het schip voorzien van behoorlijk uitgeruste reddingsgordels. Aldus gedaan door de heeren mr. A. Dirkzwager, tweede plv. voorzitter, L. den Hoedt, lid, C. H. Brouwer, plv. lid, L. Meulman, buitengewoon lid, H. J. Timmer, plv. buitengewoon lid, in tegenwoordigheid van 's Raads secretaris mr. A. Boosman . en uitgesproken door den eersten plv. voorzitter mr. W. A. Vos ter openbare zitting van den Raad van 15 November 1946. (get.:) A. Dirkzwager; A. Boosman.

Afbeeldingen


Omschrijving: Thea 1929
Collectie: Schmaal, Gerrit J.
Vervaardiger: Unknown

Omschrijving: Thea 1929
Collectie: Groot, Harry de
Vervaardiger: Unknown

Omschrijving: Artikel in de Vrije Alkmaarder van 29-04-1946
Collectie: Bolhuis, R.J. van (Riemer)
Vervaardiger: Unknown