Inloggen
ARMA - ID 618


In dienst
Onder Nederlandse Vlag tussen:0000-00-00 / 0000-00-00

Identification Data

Bouwjaar: 1929
Classification Register: Bureau Veritas (BV)
IMO nummer: 5399573
Nat. Official Number: 1236 Z GRON 1929
Categorie: Cargo vessel
Voorstuwing: Motor Vessel
Type: General Cargo schip
Type Dek: Flush deck
Masten: One mast
Rig: 2 derricks
Material Hull: Steel
Dekken: 1
Construction Data

Scheepsbouwer: N.V. Noord-Nederlandsche Scheepswerven, Groningen, Groningen, Netherlands
Werfnummer: 98
Launch Date: 1929-08-10
Delivery Date: 1929-11-19
Technical Data

Engine Manufacturer: N.V. Appingedammer Bronsmotorenfabriek, Appingedam, Groningen, Netherlands
Motor Type: Motor, Oil, 4-stroke single-acting
Number of Cylinders: 3
Power: 105
Power Unit: BHP (APK, RPK)
Eng. additional info: Brons Nr. 1610 Type C/D (280x350)
Speed in knots: 7
Number of screws: 1
 
Gross Tonnage: 190.00 Gross tonnage
Net Tonnage: 93.00 Net tonnage
Deadweight: 223.00 tonnes deadweight (1000 kg)
Grain: 9300 Cubic Feet
Bale: 8800 Cubic Feet
 
Length 2: 31.12 Meters Registered
Beam: 6.17 Meters Breadth, moulded
Depth: 2.38 Meters Depth, moulded
Draught: 2.37 Meters Draught, maximum
Configuration Changes

Datum 00-00-1967
Type: Shiptype/category changed
Omschrijving: Verbouwd bij Scheepswerf Vlaardingen-Oost tot sportvissersvaartuig.

Ship History Data

Date/Name Ship 1929-11-19 ARMA
Manager: E. Wagenborg's Scheepvaart- & Expeditiebedrijf N.V., Delfzijl, Groningen, Netherlands
Eigenaar: Lambertus Boerma, Groningen, Groningen, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Groningen / Netherlands
Callsign: NFVG
Additional info: Call sign 1934: PCUJ

Date/Name Ship 1938-09-27 KIELDIEP
Manager: E. Wagenborg's Scheepvaart- & Expeditiebedrijf N.V., Delfzijl, Groningen, Netherlands
Eigenaar: Jacob van Bruggen, Hoogezand, Groningen, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Hoogezand / Netherlands
Callsign: PFJJ

Date/Name Ship 1952-12-31 ANNA
Manager: E. Wagenborg's Scheepvaart- & Expeditiebedrijf N.V., Delfzijl, Groningen, Netherlands
Eigenaar: Hendrik Willem en Lambertus Mandemaker Sr., Kampen, Overijssel, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Kampen / Netherlands
Callsign: PCRA

Date/Name Ship 1959-00-00 ANNA
Manager: Carebeka N.V., Groningen, Groningen, Netherlands
Eigenaar: Hendrik Willem en Lambertus Mandemaker Sr., Kampen, Overijssel, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Kampen / Netherlands
Callsign: PCRA

Date/Name Ship 1961-05-17 ZWALUW
Manager: N.V. Wijnne & Barends' Cargadoors- en Agentuurkantoren, Delfzijl, Groningen, Netherlands
Eigenaar: Fokke Gerard Buitenkamp, Delfzijl, Groningen, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Delfzijl / Netherlands
Callsign: PIZJ

Ship Events Data

1929-08-12: NvhN 12-08-1929: Zaterdag is van een der werven der Noord- Ned. Scheepswerven met goed gevolg te water gelaten een stalen motorschip lang 33.50, breed 6.20; en hol 2.50 M., groot pl.m. 250 ton. In dit schlp wordt geplaatst een Brons-motor van 120 p.k. Het wordt voorzien van electrisch licht en alle moderne inrichtingen. Het geheel wordt gebouwd onder speciaal toezicht van het Bureau Veritas, hoogste klasse en de Ned. Scheepvaartinspectie en zal in elgendom worden bevaren door kapt. Boerema van Groningen, die zijn schip 'Oscar' naar het buitenland verkocht.
1929-10-02: Als ARMA, zijnde een motorvrachtschip, groot 538.99 m3, liggende te Groningen, door D. Loorbach, beëdigd scheepsmeter te Groningen, ten verzoeke van Lambertus Boerma, scheepskapitein te Groningen, van haar brandmerk voorzien door het inbeitelen van 1236 Z GRON 1929 op het achterschip, in achterkant hoofd van het grootluik, stuurboordzjde.
1929-10-16: NvhN 17-10-1929: Delfzijl 16 Oct. Op de Eems vond heden de schitterend geslaagde proeftocht plaats van het nieuwe motor-. schip „Arma". Dit schip, groot 539 kub. M., is gebouwd op de werf van de heeren J. Vos en Zn., te Groningen, voor rekening van kapt. Boerma te Groningen. In de machinekamer is opgesteld een 105 P.K. 4-tact Brons motor, waarmee het schip, beladen met ijzeraarde met bestemming Londen, een snelheid behaalde van 7 mijl. Tevens is hier nog een hulpmotor opgesteld voor de aandrijving van eeni lenspomp en een compressor. Het laden en lossen geschiedt met behulp van een motordeklier met een 6 P.K. compr. Deutz Dieselmotor.
1935-05-21: Algemeen Handelsblad 21-05-1935: Arma. (Vlissingen, 18 Mei.) Het Nederlandsche motorschip “Arma”, van Vlissingen naar Londen, is met maschineschade door het eveneens Nederlandsche motorschip “Gorecht”, dat dezelfde reis maakte, vanuit zee naar Vlissingen teruggesleept.
1935-09-28: Uitspraak van den Raad voor de Scheepvaart 19-05-1936: No.49 Uitspraak van den Raad voor de Scheepvaart in zake de aanvaring tijdens mist van het Nederlandsche motorzeilschip Bertha met het Duitsche motorzeilschip Ora et Labora in den mond van de Elbe. Op 28 September 1935 is het Nederlandsche motorzeilschip Bertha tijdens mist in den mond van de Elbe in aanvaring gekomen met het Duitsehe motorzeilschip Ora et Labora. In overeenstemming met het voorstel van den inspecteur-generaal voor de scheepvaart besliste een commissie uit den Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld .bij art. 29 der Schepenwet, dat de Raad een onderzoek naar de oorzaak van deze aanvaring zou instellen, welk onderzoek ter zitting van 7 April 1936 in tegenwoordigheid van den inspecteur-generaal voor de Scheepvaart heeft plaats gehad. De Raad nam kennis van de stukken van het voorloopig onderzoek der Scheepvaartinspectie, van de uitspraak door het Seeamt te Hamburg in deze aanvaringszaak, gegeven op 6 November 1935, en hoorde als getuigen Johannes Everhardus en Albert Everhardus, onderscheidenlijk kapitein en stuurman op de Bertha ten tijde van de aanvaring. Uit een en ander is den Raad het volgende gebleken: De Bertha is een Nederlandsch motorzeilschip, metende 153,41 bruto-, 96,19 netto-registerton, roepnaam 1' D B F, eigendom van de gebroeders J. en A. Everhardus te Groningen. Het schip is in het jaar 1915 van staal gebouwd; in het jaar 1927 is een Deutz-motor van 100 pk in het vaartuig geplaatst. De bemanning bestond op na te noemen reis uit drie personen. De Ora et Labora is een Duitsch motorzeilschip, metende 51,45 bruto-, 31,08 netto-registerton, roepnaam D J I B, eigendom van den kapitein, Heinrich Arnold Reinhold, te Xordstrand, bij Husum. Het schip is in het jaar 1901 van staal gebouwd en was op na te noemen reis bemand met twee personen. De Bertha was op reis van Demmin, aan de rivier de Peene, naar den Rijn, beladen met haver. Op 26 en 27 September 1935 lag het schip wegens storm te Cuxhaven. In den morgen van 28 September te 3 uur vertrok men bij goed weder. De wind was zuidelijk, het zicht goed. Het was ebtij en te 4.30 uur voormiddags werd het lichtschip Elbe III op korten afstand aan b.b.-zijde van de Bertha gepasseerd. Ongeveer 1 mijl verder werd het mistig. De motor liet men halve kracht en langzaam draaien. Zeilen stonden niet bij. Voor de Bertha uit voer het motorschip Arma, welk vaartuig eveneens te Cuxhaven had gelegen. De kapitein ging met den matroos op het voorschip, terwijl de stuurman, getuige A. Everhardus, aan het roer stond. Op het voorschip werden xnistseinen gegeven met den handmisthoorn (draaiorgel). Nog een kwartier later werd over bakboord opgedraaid, met het voornemen een ankerplaats te zoeken, ergens aan den zwarten tonnenkant. De kapitein verklaarde over bakboord te hebben opgedraaid, omdat de Bertha een linksche schroef heeft en het opdraaien over bakboord dan vlugger gaat. Hij wist toen niet, aan welken kant van het vaarwater hij zich bevond, ten gevolge van den mist, vermoedelijk midden-vaarwater, zoo verklaarde hij. De Arma, welke door de Bertha opgeloopen en voorbijgegaan was, was even te voren opgedraaid. Toen de Bertha Z.-O. t. O. vóór lag, werd eensklaps op ongeveer vier streken aan stuurboord eerst een wit toplicht en dadelijk daarop ook een rood boordlicht gezien. De Bertha liet twee korte stooten hooren en gaf b.b.-roer. Het sein van twee korte stooten werd nog eens herhaald, toen geen contrasein van liet andere vaartuig werd vernomen, doch dadelijk daarop werd zij aangevaren op s.b.-achterschip ter hoogte van de roef. Later werd vernomen, dat het aanvarende schip de motortjalk Ora et Labora van kapitein H. A. Reinhold uit Nordstrand was. Yan de Ora et Labora is geen enkel sein, ook geen mistsein, gehoord. Zoodra de mist optrok — omstreeks te 8 uur — is de Bertha voor nader onderzoek naar Cuxhaven teruggekeerd, hoewel de ruimen droog waren gebleven. Aldus de verklaring van de zijde van de Bertha. De Ora et Labora had Cuxhaven op 28 September des morgens te 2.15 uur verlaten en had even na 4 uur het lichtschip Elbe III bereikt. Het was mistig geworden, daarop werd langzaam gevaren. Mistseinen werden gegeven. De kapitein had den bestman opdracht gegeven met het lood de standplaats van het vaartuig te verkennen. Kort nadat het mistig was geworden, kwam het Nederlandsche motorschip Arma in zicht. Met b.b.roer passeerde de Ora et Labora de Arma. Toen kapitein Reinhold daarna door s.b.-roer te geven weer op den vroegeren koers wilde komen — deze manoeuvre werd niet door een sein aangekondigd — zag hij eensklaps op een afstand van ongeveer 50 meter vóór zich de Bertha. Hoewel de motor nog werd uitgeschakeld, kon een aanvaring niet worden voorkomen. De inspecteur-generaal voor de scheepvaart heeft aangevoerd: dat deze aanvaring moet worden toegeschreven aan den dikken mist en van eenige fout van de Bertha niet is gebleken; dat het met name zeer begrijpelijk is, dat de kapitein over bakboord en niet over stuurboord opdraaide, nu de Bertha een linksche schroef heeft; dat thans niet meer kan worden uitgemaakt, of de Bertha met s.b.-roer nog even vrij had geloopen. De Raad is van oordeel, dat deze aanvaring is te wijten aan den dikken mist, een op de Elbe veel voorkomenden en dikwijls geheel onverwachts optredenden toestand. De kapitein geeft toe, dat hij de bedoeling had om aan de noordzijde te ankeren, al voegt hij daaraan toe, dat hij niet wist, waar hij zich in de rivier bevond. Dat hij niettemin over bakboord opdraaide, kan de Raad hem niet euvel duiden. De Bertha heeft een linksche schroef en het is dus zeer verklaarbaar, dat de kapitein de manoeuvre zoo vlot mogelijk wilde laten verloopen. Wat daarna gebeurd is, moet naar 's Raads oordeel op rekening van den mist worden gesteld. Het is te betreuren, dat de luchtfluit niet kon worden gebruikt. Echter zijn, volgens de verklaringen van de beide getuigen Everhardus, seinen gegeven met den handmisthoorn, terwijl van de Ora et Labora geen enkel sein is vernomen. De kapitein verklaarde nog, dat er op de Ora et Labora twee man aan boord waren, waarvan er één achter met de loodlijn bezig was, zoodat er geen uitkijk zoude zijn geweest. Wat van een en ander ook moge zijn, de Raad is in elk geval tot de conclusie gekomen, dat op de Bertha geen fouten zijn gemaakt. Aldus gedaan door de heeren prof. mr. B. M. Taverne, plaatsvervangend voorzitter, C. J. Canters, G. J. Lap, A. L. Boeser en B. C. van Walraven, leden, in tegenwoordigheid van 's Raads secretaris mr. H. B. Tjeenk Willink en uitgesproken door voornoemden plaatsvervangend voorzitter ter openbare zitting van den Raad van 8 Mei 1936. (get.) B. M. Taverne, H. B. Tjeenk Willink. Voor eensluidend afschrift, H. B. Tjeenk Willink, Secretaris.
1938-10-01: Eemsbode, 01.10.1938: Zaterdagavond vertrok van Delfzijl naar Londen het motorschip KIELDIEP, kapitein J. van Bruggen beladen met aardappelmeel. Dit schip vroeger genaamd ARMA en toebehoorende aan kapitein L. Boerma werd onderhands aan eerstgenoemde kapitein verkocht, die het zelf onder de nieuwe naam van KIELDIEP in de vaart heeft gebracht. De KIELDIEP werd in 1929 bij de Noord Ned. Scheepswerven te Groningen gebouwd en is van een 120 PK Brons motor voorzien.
1938-10-04: NvhN 04-10-1938: Delfzijl. Het m.s.”Arma”, kapt. A.Boerma te Groningen is verkocht aan kapt. J.van Bruggen te Groningen. Het schip is groot bruto 190 en netto 93 Reg.ton en het werd gebouwd in 1929. Het is thans onder den naam “Kieldiep” in de vaart gebracht en vertrok van hier naar Londen.
De Maasbode 06-10-1938: m.s. Kieldiep. Delfzijl, 5 October. Het motorschip Kieldiep, kapt. van Bruggen, dat Zaterdag j.1. van hier naar Londen vertrok, kwam heden wegens slecht weder weer binnen. Tengevolge van den storm liggen verschillende stoom- en motorschepen binnen Borkum geankerd.
1938-10-06: De Eemsbode: 06.10.1938: Zaterdagavond vertrok van Delfzijl naar Londen het te Groningen thuisbehorende motorschip KIELDIEP, kapitein van Bruggen, beladen met aardappelmeel. Dit schip heeft zware stormen mee gemaakt en heeft de reis tot in de buurt van het Haaks vuurschip kunnen volbrengen, waarna de kapitein evenwel genoodzaakt was terug te keren. De KIELDIEP kwam woensdagmiddag in de haven terug. Het schip heeft averij opgelopen over dek, terwijl in de kapiteins-kajuit het zeewater ca. 30 cm hoog stond. Kapitein van Bruggen maakte zijn eerste reis als kapitein-eigenaar van dit schip en was juist gehuwd, zodat deze reis voor hem en zijn echtgenote niet bepaald een prettige huwelijksreis is geweest.
1939-01-06: RN 070139
Londen, 06 januari. Het Nederlandse motorschip KIELDIEP, thuisbehorende te Hoogezand, is op de Theems in aanvaring gekomen met de Hammersmith brug, welke licht beschadigd werd. De KIELDIEP kreeg schade aan de schoorsteen en de uitlaatpijpen.
1939-01-21: De Maasbode 21-01-1939: m.s. Kieldiep. Amsterdam, 20 Januari — Het, Ned. m.s. Kieldiep, hetwelk op de afgeloopen reis van Londen naar Alkmaar op de Theems lp botsing is geweest met een der bruggen en daarbij schade over dek bekwam, is na de lading cement in laatstgenoemde haven te hebben gelost naar hier gekomen om aan de werf der firma Verschure & Co. de schade te herstellen.
1939-06-10: De Maasbode 10-06-1939: m.s. Kieldiep.Faversham, 9 Juni. Het met kolen van Blyth naar hier bestemde Nederlandsche motorschip Kieldiep is in den morgen van 7 dezer op een hoogte buiten de Favershamkreek gestrand. Het zal een week tot 10 dagen duren, voor het schip vlot komt.
1940-10-25: Aan de grond gelopen in de Oostzee onder de kust van het eiland Öland. Op eigen kracht de haven van Kahnar binnengeloopen.
Het Volk 07-04-1941: De „Kieldiep”. De Raad voor de Scheepvaart heeft vervolgens uitspraak gedaan in zake het aan de grond stoten van het motorschip „Kieldiep" in dé Oostzee onder de kust van het eiland Oeland op 25 October 1940. De Raad is van oordeel, dat het stoten van de „Kieldiep", dat had kunnen leiden tot zeer ernstige gevolgen, welke hier gelukkig zijn uitgebleven, is veroorzaakt door het inzetten van het schip door de stroom. Dit had tijdig kunnen worden voorkomen. Indien slechts de meest elementaire beginselen van zeemanskunst hier toepassing hadden gevonden. Dit is hier niet gebeurd. Dat hier gevaren is op een wijze, dat van navigatie eigenlijk niet kan worden gesproken, komt geheel ten laste van den kapitein, die bij het naderen van Oeland de navigatie overliet aan een ongediplomeerden stuurman, die bovendien, zoals de kapitein verklaarde, geruime tijd niet had gevaren. Het is beschamend voor de Nederlandse vaart op de Oostzee, dat een schip op de kust staat, terwijl zulks zeer gemakkelijk had kunnen worden voorkomen. Nu niet gebleken is, dat de kapitein de nodige bekwaamheid mist, kan hier slechts van verregaande zorgeloosheid en nalatigheid worden gesproken. Terecht merkt de inspecteur-géneraal voor de scheepvaart op, dat door zulk een wijze van varen de schepen, waarop Nederland zuinig moet zijn, aan geheel onnodige gevaren worden blootgesteld. De Raad straft daarom den betrokkene door hem de bevoegdheid te ontnemen om als kapitein te varen op een schip, als bedoeld bij artikel 2 der Schepenwet, voor de tijd van zes weken.
Raad van de Scheepvaart. No 38. Uitspraak van den Raad voor de Scheepvaart in zake het aan den grond stooten van het motorschip Kieldiep in de Oostzee onder de kust van het eiland Öland. Betrokkene: kapitein Jacob van Bruggen. Op 25 October 1940 heeft het motorschip Kieldiep in de Oostzee onder de kust van het eiland Öland aan den grond gestooten. In overeenstemming met het voorstel van den inspecteurgeneraal voor de scheepvaart besliste een commissie uit den raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 29 der Schepenwet, dat de Raad een onderzoek naar de oorzaak van dit ongeval zou instellen en daarbij den kapitein Jacob van Bruggen te hooren over de vraag, of niet het ongeval mede is te wijten aan zijn schuld. Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 19 Februari 1941 in tegenwoordigheid van den inspecteur-generaal voor de scheepvaart P. S. van 't Haaff. De Raad nam kennis van de stukken van het voorloopt onderzoek der Scheepvaartinspectie en hoorde den kapitein voornoemd als betrokkene buiten eede. De voorzitter zette den betrokkene doel en strekking van het onderzoek uiteen en gaf hem gelegenheid tot zijn verdediging aan te voeren hetgeen hij daartoe dienstig achtte, hem daarbij het laatste woord latende. De door den kapitein gebezigde Duitsche Admiraliteitskaart n°. 52 r Die Ostsee von Öland bis Helsingfors, bijgewerkt tot 19 September 1940. was ter tafel aanwezig. Uit een en ander is den Raad het volgende gebleken: Het motorschip Kieldiep is een Nederlandsch vaartuig metende 190,26 bruto-, 93,28 netto-registerton, roepnaam P F J J eigendom van den kapitein Jacob van Bruggen, en thuisbehoorende te Hoogezand. Het schip, dat in het jaar 1929 te Groningen van staal is gebouwd, heeft een Bronsmotor van 105 pk, waarmede het in beladen toestand ongeveer 7 mijl kan loopen. De bemanning bestond op na te vermelden reis uit 5 personen. Betrokkene heeft in hoofdzaak verklaard: Hij bezit een diploma als stuurman voor de kleine handelsvaart met aanvullingsdiploma. Gedurende ongeveer twee jaar heeft hij als kapitein op het motorschip Kieldiep gevaren. Daarvóór voer hij ongeveer 3½ jaar als stuurman. Op 23 October 1940 vertrok het schip met een lading hout van Sundsvall naar Delfzijl; diepgang vóór 2,10 m achter 2 25 m. Des avonds van dien dag, te 10.50 uur, is Svenska Björn op 3 mijl afstand aan stuurboord gepasseerd. Gestuurd is vervolgens zuidwest per kompas (geen deviatie). Op 24 October des namiddags te 6.30 uur is Landsort gepeild, noordwest per kompas op een geschatten afstand van 15 mijl. De koers is daarop veranderd in Z.Z.W . per kompas (geen deviatie). Op 25 October had betrokkene de hondenwacht. Het weer, dat tot nog toe goed was geweest, werd buiig, het zicht werd minder en er stond een krachtige noordelijke wind. Omstreeks te 3.45 uur kwam aan stuurboord vooruit het licht van Ölands Norra Udde in zicht. Om 4 uur gaf hij den stuurman, die hem kwam aflossen, order een halve streek uit te sturen, totdat genoemd licht, dat betrokkene niet had gepeild, dwars zou zijn. Te 8 uur kwam hij zelf weer op wacht. De stuurman deelde hem mede, dat hij te 5.30 uur het licht van Ölands Norra Udde was gepasseerd op een geschatten afstand van 7 mijl en daarna weer den ouden koers, Z.Z.W. per kompas, had gestuurd. Betrokkene heeft op zijn wacht tusschen de buien door nu en dan de kust flauw gezien. Hij achtte het niet noodig te looden meenende voldoende ver van de kust verwijderd te zijn. Te 9.45 uur stootte het schip echter plotseling eenige malen op de steenen en was daarna weer vlot. Branding of verkleuring van het water heeft hij niet gezien. Het schip maakte onmiddellijk slagzijde over stuurboord, waarop van den deklast aan die zijde is geworpen. Na het stooten is uitgestuurd en is aan stuurboord een baken met twee bollen gepasseerd. Later werd water in het ruim gepeild, is om het eiland heen gevaren en de haven van Kahnar binnengeloopen. De kompassen waren op 5 October 1940 te Delfzijl gecompenseerd. Betrokkene moest ter zitting toegeven, dat het ongeval vermoedelijk was voorkomen, indien hij tijdig het lood had gebruikt. De inspecteur -generaal voor de scheepvaart heeft aangevoerd: dat uit het onderzoek duidelijk is gebleken, dat de navigatie alles te wenschen heeft overgelaten; dat van een gediplomeerd kapitein toch zeker mag worden verwacht, dat hij de meest elementaire kennis van de zeemanskunst bezit en hier dan ook van verregaande nalatigheid moet worden gesproken; dat hier geen enkele noodzaak bestond om niet naar behooren te navigeren, doch ten deze niettemin geheel op het handje is gevaren; dat de kapitein wist, dat een ongediplomeerde stuurman op de brug stond, waarvan hij zelf nog bovendien verklaarde, dat deze vóór de onderhavige reis geruimen tijd niet had gevaren; dat hij toch de schatting van den afstand tot het licht van Ölands Norra Udde aan dien stuurman overliet, terwijl hier een vierstreekspeiling aangewezen was; dat het lood hier zeer goede aanwijzingen had kunnen geven, doch hij ook het gebruik van dit verkenningsmiddel achterwege heeft gelaten; dat door dit klakkeloos blootstellen van het schip aan de gevaren van stranding aan de capaciteit van de Nederlandsche scheepvaart ernstig nadeel kan worden toegebracht, zulks terwijl het van het grootste belang is voor ons land om die capaciteit zooveel mogelijk in stand te houden. De Raad is van oordeel, dat het stooten van de Kieldiep, dat had kunnen leiden tot zeer ernstige gevolgen, welke hier gelukkig, zijn uitgebleven, is veroorzaakt door het inzetten van het schip door den stroom. Dit had tijdig kunnen worden voorkomen, indien slechts de meest elementaire beginselen van zeemanskunst hier toepassing hadden gevonden. Dit is hier niet gebeurd. Geheel onnoodig is hier gevaren op een geschatten afstand van het licht van Ölands Norra Udde, terwijl het lood ongebruikt is gelaten. Dat hier gevaren is op een wijze, dat van navigatie eigenlijk niet kan worden gesproken, komt geheel ten laste van den kapitein, die bij het naderen van Öland de navigatie overliet aan een ongediplomeerden stuurman, die bovendien, zooals de kapitein verklaarde, geruimen tijd niet had gevaren. Het is beschamend voor de Nederlandsche vaart op de Oostzee, dat een schip op de kust stoot, terwijl zulks zeer gemakkelijk had kunnen worden voorkomen. Nu niet gebleken is, dat de kapitein de noodige bekwaamheid mist, kan hier slechts van verregaande zorgeloosheid en nalatigheid worden gesproken. Niets heeft de kapitein gedaan om op de lichten zijn bestek zoo goed mogelijk te bepalen. Geen peiling met verzeiling van Landsort, geen vierstreekspeiling van Ölands Norra Udde, geen gebruik van het lood, dat hem tijdig had geleerd of hij binnen de twintig-vademlijn was. Te recht merkt de inspecteur-generaal voor de scheepvaart op, dat door zulk een wijze van varen de schepen, waarop Nederland zuinig moet zijn, aan geheel onnoodige gevaren worden blootgesteld. Een straf van schorsing acht de Raad hier geboden. Mitsdien : Straft den betrokkene Jacob van Bruggen, geboren 5 Mei 1913, gedomicilieerd te Delfzijl, door hem de bevoegdheid te ontnemen om als kapitein te varen op een schip, als bedoeld bij artikel 2 der Schepenwet, voor den tijd van zes weken. Aldus gedaan door de heeren prof. mr. B. M. Taverne, eersteplaatsvervangend-voorzitter, J. N. Egmond, lid, J. T. A. J. Bruinsma, plaatsvervangend lid, T. Tammes, plaatsvervangend buitengewoon lid. in tegenwoordigheid van 's Raads secretaris mr. H. B. Tjeenk Willink, en uitgesproken door voornoemden voorzitter ter openbare zitting van den Raad van 4 April 1941. (get.) B. M. Taverne. ,, H. B. Tjeenk Willink. Voor eensluidend afschrift, H. B. Tjeenk Willink, Secretaris.
1941-07-21: In Duitse dienst en overgedragen aan de Transportflotte Speer. Abt. Kiel. De gehele oorlogsperiode in gebruik als verzorgingvaartuig voor de Duitse militairen in Noorwegen. Na de oorlog arriveerde het schip van Frederikstad, waar het was teruggevonden met de naam WEICHSEL, via Bergen en Kiel, op eigen kracht in Delfzijl en weer terug aan J. van Bruggen.
1948-11-30: Bijvoegsel tot de Nederlandse Staatscourant van Dinsdag 30 November 1948, no, 232. Uitspraak van den Raad voor de Scheepvaart: No. 252 Uispraak: het verzoek van de N.V. „Houtvaart", te Rotterdam, tot inhouding van de monsterboekjes van W. Bonsink, koksjongen, en J. P. A. Verwey, tremmer, beiden destijds als zodanig gemonsterd op het s.s. „Linge" . Op 11 Augustus 1948 heeft voornoemde rederij bij de inspecteur-generaal voor de scheepvaart een schriftelijk verzoek ingediend tot inhouding van de monsterboekjes van Willem Bonsink geboren 30 November 1931, en Jacobus P. A. Verwey, geboren 28 Juni 1930 , beiden wonende te 's-Gravenhage, wegens het onrechtmatig doen eindigen van de arbeidsovereenkomst op 29 Juli 1948 te Wasa (Finland). De behandeling van dit verzoek door de Raad voor de Scheepvaart heeft plaats gevonden ter zitting van 22 October 1948, in tegenwoordigheid van de hoofdinspecteur voor de scheepvaart. De Raad nam kennis van de door de inspecteur-generaal overgelegde stukken van het vooronderzoek en hoorde aangeklaagden. De rederij heeft haar verzoek voor de Raad niet nader doen toelichten. Uit een en ander is de Raad het volgende gebleken: Genoemde schepelingen hebben op 5 Juli 1948 te IJmuiden een arbeidsovereenkomst, als bedoeld in art.398 van het Wetboek van Koophandel, aangegaan met voormelde rederij en zijn vervolgens onderscheidelijk als koksjongen en als tremmer gemonsterd op het s.s. “Linge” voor een reis van IJmuiden naar de Oostzee. Op de dag van vertrek zijn beide aangeklaagden te 14 uur aan de wal gegaan zonder daartoe toestemming te hebben. Zij wisten, dat het vertrek o[ 21 uur was bepaald, maar ze zijn eerst te 22.30 uur aan de kade gekomen, toen hun schip was vertrokken. Na veertien dagen bij een Finse famielie te hebben gelogeerd, zijn ze met het m.s.”Kieldiep” naar Rotterdam gegaan. De hoofdinspecteur voor de scheepvaart voert aan, dat beide aangeklaagden de arbeidsovereenkomst onrechtmatig hebben verbroken, Zij hebben dit gedaan in jeugdige onbezonnenheid en missen hun monsterboekje reeds drie maanden. Voorgesteld wordt een verdere inhouding van drie weken. De Raad is, met hoofdinspecteur voor de scheepvaart, van oordeel, dat aangeklaagden de arbeidsovereenkomst onrechtmatig hebben doen eindigen. De Raad houdt rekening met de aangevoerde verzachtende omstandigheden. Inhouding van de monsterboekjes voor na te noemen tijd acht de Raad gerechtvaardigd. Mitsdien, recht doende: Houdt de monsterboekjes van Willem Bonsink, geboren November 1931, en Jacobus P. A. Verwey, geboren 28 Juni 1930 beiden wonende te 's-Gravenhage, in voor de tijd van drie weken ingaande op de dag der beslissing (22 October 1948). Aldus gedaan door de heren mr. W. A. Vos, eerste plv. voorzitter, C. H. Brouwer en G.J.. Barendse, leden, in tegenwoordigheid van 's Raads secretaris mr. A. Boosman en uitgesproken door voornoemde voorzitter ter openbare zitting van de Raad van 22 October 1948. (Get.) Vos; A. Boosman.

1949-11-03: Aan de grond gelopen dicht bij de Taksensand vuurtoren, met sleepboothulp vlot gekomen en doorgestoomd naar Kolding.
No. 70 Uitspraakvan de Raad voor de Scheepvaart in zake het aan de grond lopen van het motorschip „Kieldiep" dicht bij de Taksensand vuurtoren.
Op 3 November 1949 is het motorschip „Kieldiep", op weg van Rostock naar Kolding (Denemarken), in de nalijheid van de Taksensand vuurtoren aan de grond gelopen en na het werpen van lading met sleepboothulp vlot gekomen en doorgestoomd naar Kolding. In overeenstemming met het voorstel van de inspecteur-generaal voor de scheepvaart besliste een commissie uit de Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 29 der Schepenwet, dat de Raad een onderzoek zou instellen naar de oorzaak van dit aan de grond lopen. Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 3 November 1950, in tegenwoordigheid van de inspecteur voor de scheepvaart C. Moolenburgh. De Raad nam kennis van de stukken van het voorlopig onderzoek der Scheepvaartinspectie, waarbij processen-verbaal van de verhoren van de kapitein, de bestman en de roerganger, zomede van het scheepsdagboek en een te Kolding afgelegde scheepsverklaring, en hoorde als getuige onder ede J. van Bruggen, kapitein van de „Kieldiep". De door de kapitein gebruikte Deense kaart no. 241 was ter tafel. Uit de verklaringen en bescheiden is de Raad het volgende gebleken : Het motorschip „Kieldiep" is een Nederlands schip, toebehorende aan de kapitein J. van Bruggen, te Groningen. Het meet 190 bruto-registerton en wordt voortbewogen door een 120 pk Bronsmotor. De „Kieldiep" vertrok op 2 November 1949, beladen met 200 ton bruinkoolbriketten, van Rostock met bestemming Kolding. Inclusief de kapitein bestond de bemanning uit vijf personen. De diepgang was vóór 2,20 meter, achter 2.40 meter. Het was de hele reis goed helder weer met flauwe Z.W.-koelte. De kompassen wezen goed aan: ze waren in April 1949 voor het laatst gesteld. Te 11.40 uur werd de loods ontscheept, waarna door de geveegde geul de reis werd vervolgd. Van 17.00 uur tot 17.20 uur voer men door de Fehmarn Belt en te 21.40 uur werd Kiel vuurschip gepasseerd. Vanhier werd in koers 333° (m) naar de Kleine Belt gevaren, waardoor op peiling van de lichten werd verder gestoomd. Te 23.30 uur werd Schleimunde gepasseerd op 4½’ afstand. De log was niet uit. De lichten van de boeien 25/2 en 25/3 zijn niet gezien. Te 0.00 uur van 3 November gaf de kapitein de wacht over aan de bestman. Het vuur van Skjoldnaes was op 1 streek aan stuurboord goed te zien. De kapitein gaf order, dat dit vuur aan stuurboord moest worden gehouden tot het dwars was en daarna naar bakboord te veranderen tot hij in de vaste sector van Helnaes was en dan acht te slaan op Tranerodde en zodra dit vuur van rood zou veranderen in wit, moest hij daar op aan sturen. De kapitein rekende er op bij Taksensand weer op de brug te zijn. De bestman stuurde N.t.0. 1/4 O.k. (dev. O), waarbij Skjoldnaes op 1 streek aan stuurboord was. Te 2.10 uur was dit vuur dwars op naar gis 2 mijl afstand. De vaart was 7 mijl; er is geen vierstreekspeiling genomen. Te 2.10 uur veranderde de bestman tot 305° (m). Hij heeft de lichten van Helnaes en Taksensand gezien. Toen hij dicht bij Taksensand was gekomen, zag hij de rode schittering van het licht van Tranerodde. Hij begreep toen zich te hebben vergist en liet hard stuurboord geven, maar het schip bleek aan de grond te zijn gelopen. De bestman heeft de lichten van Taksensand en van Tranerodde verward en heeft niet de order van de kapitein opgevolgd om de vaste sector van Helnaes op te zoeken en eerst op Tranerodde aan te sturen, wanneer dit licht van rood tot wit was veranderd. De kapitein kwam terstond boven; hij stelde vast, dat het schip vast was gelopen in de rode sector van Tranerodde en op korte afstand van Taksensand. Besloten werd lading te werpen. Te 10.45 uur van 4 November kwam de „Kieldiep" met hulp van een sleepboot vlot en na- duikeronderzoek werd de reis naar Kolding vervolgd, alwaar het schip te 17.30 uur arriveerde. Het schip bleek vrijwel geen schade te hebben opgelopen. Ter zitting heeft de kapitein verklaard, dat hij vanaf het punt op 4½ mijl afstand van Schleimunde niet de voorgeschreven route heeft gevolgd, maar direct koers heeft gezet naar een punt 2 mijl West van Skjoldnaes. Getuige achtte dit verantwoord, omdat daar ook overal vissersvaartuigen hun bedrijf uitoefenen. Toen Skjoldnaes was gepasseerd, heeft de bestman niet gevaren overeenkomstig de ontvangen orders. Hij heeft niet boei 25/5 aangelopen en heeft niet op het karakter der in zicht zijnde vuren gelet. Zo zag hij het vuur van Taksensand aan voor dat van Tranerodde en is daardoor te dicht bij eerstgenoemd vuur gekomen. De bestman moet zenuwachtig zijn geweest; de roerganger waarschuwde hem enige keren, maar hij liet na de kapitein te roepen, toen hij twijfelde. Getuige verklaart nog, dat de „Kieldiep" reeds enige keren deze route had afgelegd. De bestman voer reeds drie maanden met getuige en had nimmer reden gegeven tot wantrouwen. Getuige achtte het verantwoord ter plaatse de wacht over te laten aan de bestman; hij zou zelf na Taksensand op de brug zijn. De inspecteur voor de scheepvaart heeft aangevoerd, dat het onderzoek naar het aan de grond lopen van de „Kieldiep"' een duidelijk licht werpt op de moeilijkheden van de kapiteins van de kleine kustvaartuigen. Zij zijn de enigen aan boord, die gediplomeerd zijn en de navigatie kennen en zijn verder aangewezen op de hulp van een z.g. bestman, die vaak weinig van de navigatie weet. Volgens routine liepen kapitein en bestman vaste wachten, vier uur op, vier uur af, maar de kapitein moet bij moeilijkheden ook tijdens de wacht van de bestman vaak op de brug zijn. Te 0.00 uur van 3 November 1949 gaf de kapitein de wacht over aan de bestman en legde hem aan de hand van de kaart uit hoe hij moest varen. Voor een geroutineerde navigator waren de moeilijkheden niet groot, maar voor de bestman Ruiter was het blijkbaar te moeilijk. Doordat de bestman niet ter zitting is gehoord, is het niet bekend waarom hij de ontvangen orders niet heeft opgevolgd. Hij heeft alles nagelaten, wat hij moest doen; hij nam geen vierstreekspeiling van Skjoldnaes, maar schatte de afstand. Dan zag hij Taksensand voor Tranerodde aan, hetgeen bij enige controle onmogelijk was. De bestman heeft de kapitein te laat geroepen. Hij heeft volkomen gefaald en bleek niet opgewassen voor zijn taak. Voor de kapiteins van kleine kustvaartuigen ligt in deze stranding de lering, dat het lopen van vaste wachten een gevaar inhoudt. De wachten moeten zo worden ingedeeld, dat de kapiteins bij moeilijkheden zelf de navigatie leiden. Ook zou het beter zijn bij het overgeven van de wacht de instructies voor de bestman bovendien schriftelijk te geven. Het oordeel van de Raad luidt als volgt: Het aan de grond lopen van het motorschip „Kieldiep" bij Taksensand is het gevolg van de geheel verkeerd geleide navigatie van de bestman. Deze heeft de bij het wacht overnemen ontvangen orders niet opgevolgd. Hij is op het vuur van Tranerodde aan gaan liggen vóórdat hij in de witte sector van dit licht was. Hij zag het vuur van Taksensand voor dat van Tranerodde aan; bij controle van het karakter der lichten zou dit onmogelijk zijn geweest. De bestman had, toen hij blijkbaar zodanig in twijfel was, dat dit de roerganger opviel, de kapitein moeten waarschuwen. De Raad keurt het af, dat de kapitein zijn route nam in afwijking van de ter plaatse voorgeschrevene. Zolang de routes door de geveegde geulen worden aangewezen, mag daar niet op eigen initiatief van worden afgeweken. De Raad sluit zich aan bij de opmerkingen van de inspecteur voor de scheepvaart betreffende de indeling der wachten op kleine kustvaartuigen en het schriftelijk overgeven der orders voor de wacht. Aldus gedaan door de heren mr. W. A. Vos, eerste plv. voorzitter, C. H. Brouwer, K. E. Dik en L. Meulman, leden, in tegenwoordigheid van 's Raads secretaris mr. A. Boosman, en uitgesproken ter openbare zitting van de Raad van 30 November 1950. (Get.) Vos; A. Boosman.
1952-09-10: Het Vrije Volk 10-09-1952: Kieldiep. De Nederlandse kustvaarder “Kieldiep” , op reis van Kotka naar Shoreham, sprong lek enliep Hango als noodhaven binnen. Ongeveer 3 standaard deklast sloeg overboord. Het schip zal te Abo gaan droogdokken
1956-10-13: Leeuwarder courant 03-10-1956: Coaster bij Terschelling in moeilijkheden door onweer. Het onweer van maandagavond heeft de Nederlandse kustvaarder „Anna" van de rederij Mandenmaker uit Kampen op ongeveer vijftig mijl ten noorden van Terschelling in moeilijkheden gebracht. Het schip kreeg tijdens een zware onweersbui machineschade en vroeg met lichtseinen assistentie. De Urker vissersboot UK 68 wist vast te maken en de kustvaarder in Harlingen binnen te brengen.
1960-07-12: Leeuwarder courant 12-07-1960: Coaster liep Harlingen binnen met zware slagzij. De kustvaarder „Anna" uit Kampen is gisteravond de haven van Harlingen binnengelopen met zeer zware slagzij. De reling aan bakboord lag onder water. Het is dan ook een wonder geweest, dat de coaster niet is gekapseisd. Het schip was gisterochtend ten noorden van Ameland in moeilijkheden gekomen. De lading hout was enigszins gaan schuiven, veroorzaakt door de storm uit het noordwesten en door overslag van grote golven. Toen het schip al enigszins overhelde ging mede daardoor de deklast schuiven, waardoor de slagzij toenam. De vijf koppen tellende bemanning trok onmiddellijk zwemvesten aan en hield zich gereed zonodig het schip te verlaten. Het gelukte de kapitein, de heer L. Mandenmaker uit Kampen, evenwel Harlingen te bereiken. Teneinde te voorkomen, dat de kustvaarder toch nog zou omslaan, werd een deel van de lading direct na aankomst gelost. Het schip was met een lading hout onderweg van Zweden naar Breda.
Friese koerier 12-07-1960: Kustvaarder Anna op Bornrif gekapseisd. Harlingen — Met meer dan 45 graden slagzij is de 199 brt. metende kustvaarder Anna van de rederij Mandenmaker te Kampen maandagavond laat de haven van Harlingen binnengelopen. De bakboordreling van het schip lag ver onder water zodat de kimkiel aan stuurboord te zien was.Het schip was met een lading hout op weg van Hudiksvall naar Breda en geraakte maandagochtend omstreeks vier uur bij het Bornrif ten noorden van Ameland in moeilijkheden. Over een afstand van een mijl helde het schip naar stuurboord over totdat de wind (kracht 8 a 9) de kustvaarder weer oprichtte en het naar bakboord deed overhellen tot 45 graden.
Zware regenval en overkomend water waren oorzaak van het kapseizen. Dat de Anna is blijven drijven is te danken geweest aan de over de lading gespannen dekzeilen waaronder zich lucht bevond. Aan boord bevonden zich vijf bemanningsleden, tw. de kapitein L. Mandenmaker (30) zijn broer stuurman B. Mandenmaker, tevens machinist (31), de 15--jarige kok J. Dokter uit Kampen en de matrozen o.g. K. J. Kievit uit Musselkanaal (15) en de 16-jarige R. Schippers uit Zwolle.
NvhN 12-07-1960: Kustvaarder Anna met zware slagzij in Harlingen. Met een -slagzij van meer dan 45 graden kwam de 199 brt metende kustvaarder Anna van de rederij Mandenmaker uit Kampen maandagavond laat, de haven van Harlingen binnen. De bakboordreling lag ver onder water, zodat de kimkiel aan stuurboord te zien was. De schuit geladen met hout van Hudiksval bestemd voor Breda, kwam maandagmorgen om 4 uur bij het Bornrif benoorden Ameland in moeilijkheden. Gedurende een mijl helde het schip naar stuurboord over, totdat de wind — windkracht 8-9 —de kustvaarder oprichtte en plotseling naar bakboord deed overhellen tot 45 graden. Kapitein L. Mandenmaker gaf ogenblikkelijk order aan de bemanning de zwemvesten aan te doen. De oorzaak van het topzwaar worden, waardoor het schip kapseisde, was zware regenval en overkomend water. Dat het vaartuig is blijven drijven is vooral te danken aan de dekzeilen, welke voor een groot deel over de lading waren gespannen en waar zich lucht onder bevond, zodat zij als drijvers werkten. Aan boord bevinden zich vijf bemanningsleden: kapitein L. Mandenmaker (30), zijn broer B. Mandenmaker, stuurman en machinist (31), de 15-jarige kok J. Dokter uit Kampen en de matrozen K. J. Kievit uit Musselkanaal (15) en de 16-jarige R. Schippers uit Zwolle.
1961-05-24: NvhN 24-05-1961: ANNA verkocht. De heer L. Mandemaker te Kampen heeft het motorkustvaartuig Anna (ex m.s. Kieldiep en ex Anna) verkocht aan de heer K. Buitenkamp te Delfzijl, die het schip onder de nieuwe naam ZWALUW in de vaart heeft gebracht met als thuishaven Delfzijl. De Anna behoort tot het gladdek type en meet 223 ton draagvermogen. Het schip werd in 1929 gebouwd bij de N.V. Noord Nederlandse Scheepswerven te Groningen en is voorzien van een 105 pk motor.
1961-11-27: NvhN 27-11-1961: Deel lading gelost. Houtschip zat muurvast in water bij A-brug. (Van een onzer verslaggevers) De Delfzijlster coaster Zwaluw (230 ton dwt.) is vanmiddag in het water bij de Pottebakkersrijge, tussen de Museumbrug en A-brug, aan de grond gelopen. Het schip, dat met ca. 170 ton hout was geladen, zat onwrikbaar vast en maakte slagzij. De firma Wigboldus, voor wie het uit Finland aangevoerde hout bestemd was, liet vrachtwagens aanrukken, waarop een gedeelte van de houten planken werd overgeladen. Het verkeer via de Pottebakkersrijge was hierdoor enige uren gestremd, terwijl in het vaarwater nog nauwelijks ruimte was voor passage van kleine schepen. Omstreeks vier uur was men nog met het lossen van het houtschip bezig. Eigenaar-kapitein F. G. Buitendijk uit Delfzijl verwachtte, dat het schip door het afladen nog vóór de avond vlot zou raken, zodat de reis naar het Reitdiep vandaag nog zou kunnen worden voortgezet. Het vaarwater bij de Pottebakkersrijge is ongeveer twee-en-een-halve meter diep en het is voor grotere schepen, die zwaar geladen zijn, altijd uitkijken. Soms wordt een deel van de lading vóór de Museumbrug afgezet. Dat leek in het geval van de Zwaluw niet nodig.
NvhN 28-11-1961: Zo zat de Delfzijlster coaster Zwaluw (230 ton d.w.) gisteren vast in het water bij de Pottebakkersrijge, tussen de Museumbrug en de A-brug in de stad Groningen. Eerst nadat een deel van de houtlading was gelost, kon het schip, dat slagzij maakte, vlot komen en de reis voortzetten.
1962-08-04: Het m.s. 'ZWALUW' eigendom van de heer F.G. Buitenkamp te Delfzijl, kreeg zaterdag 4 augustus moeilijkheden ten noorden van het Duitse eiland Norderney. Laat in de avond bracht de Duitse bergingssleepboot 'Wotan' de 'Zwaluw', die motorschade had opgelopen, op de rede van Delfzijl. Daar nam de 'Watergeus' de coaster over en bracht het schip naar Delfzijl. Het schip was met hout beladen, kwam uit Zweden en was op weg naar Dokkum.
1962-09-05: De Delfzijlster coaster 'ZWALUW' heeft in de nacht van 5 september in het Engels Kanaal acht opvarenden gered van de in brand staande Westduitse coaster 'La Paloma', een met pek geladen schip van 499 brt. De Duitser stond in lichterlaaie toen de 'Zwaluw' langszij kwam, maar alle bemanningsleden konden ongedeerd aan boord van het Nederlandse schip stappen.
1962-09-06: Op 6 sept. 1962 het in brand staande Duits m.s. 'La Paloma' op sleeptouw genomen en de acht bemanningsleden aan boord genomen. Met assistentie van de reddingsboot van Hasting werd het vuur geblust. Nadat de tros was gebroken werd de 'La Paloma' door de Franse sleepboot 'Hardi' naar Dover gesleept.
Het Vrije Volk 06-09-1962: Delfzijlse coaster redt acht man van brandende coaster. De Delfzijlse coaster Zwaluw (199 brt.) heeft vannacht in het Engelse Kanaal acht opvarenden gered van de in brand geraakte Westduitse coaster La Paloma, een met pek geladen scheepje van 499 bruto registertonnen. De Duitser stond in lichterlaaie toen de Zwaluw langszij kwam, maar alle bemanningsleden konden ongedeerd aan boord van het Nederlandse scheepje stappen. De Zwaluw, ander commando van kapitein-eigenaar P. G. Buitenkamp uit Delfzijl, ving tegen drieën noodseinen op van de La Paloma. De coaster voer toen dicht in de buurt van het brandende schip, dat onderweg was van Londen naar Nantes. Enkele ogenblikken later, terwijl de reddingsboot uit Hastings nog naar het in nood verkerende schip onderweg was, meldde kapitein Buitenkamp al dat hij de gehele bemanning aan board had genomen. Hoewel het er aanvankelijk naar uitzag dat de La Patoma reddeloos verloren was kwam later het bericht dat de Zwaluw zou proberen vast te maken. De kapitein van het Westduitse schip en vier van zijn bemanningsleden slaagden erin over een ruwe zee met de stoep terug aan board te gaan en bij het dagaanbreken had de Zwaluw een draad vastgezet. Men wilde poberen het toen nog steeds brandende scheepje naar Dover te slepen, maar na enkele mijlen brak de sleepdraad. Omdat de reddingboot in de buurt was gebleven en intussen, ook de Franse sleepboot Hardy naar de la Paloma onderweg was, besloot de kapitein van het Duitse schip toch aan boord te blijven. Het lukte de brand in de lading te localiseren en toen de Hardy tegen de middag arriveerde en pompen had overgebracht, was het zo goed als zeker dat het scheepje behouden zou blijven. Tegen één uur vanmiddag had de Franse sleepboot vastgemaakt, waarna het konvooi onder escorte van de reddingsboot van Hastings koers zette naar Dover. Daar werd de sleep omstreeks 4 uur vanmiddag verwacht. De Zwaluw heeft de drie nog aan boord gebleven Duitse bemanningsleden overgegeven aan de sleepboot en haar reis voortgezet.
1962-09-07: De Telegraaf 07-09-1962: Groningers helpen bij brand op Duits schip. Rotterdam, vrijdag De Groningse kustvaarder „Zwaluw" heeft gisternacht in het Engelse Kanaal de bemanning van de-brandende Duitse kustvaarder „La Paloma" (500 ton) overgenomen. De brand nam echter snel af op de Duitse kustvaarder en later zette de „Zwaluw" de Duitse kapitein terug op zijn schip. Een Franse sleepboot heeft vastgemaakt aan de „La Paloma". De „Zwaluw" was onderweg naar Exeter in Engeland.
1967-08-10: Verkocht aan Willem Kool (cargadoor Monrovia), Engel, Pieter, Willem, Jasper en Arie Breedveld, Krimpen a/d IJssel en in oktober ingericht voor sportvisserij. 27 Februari 1968 ingebracht in The Fischermen's Club N.V., Vlissingen.
Friese Koerier 24-08-1967: Coaster verkocht voor sportvisserij. Heerenveen — De coaster „ZWALUW" van de heer F. G. Buitenkamp te Delfzijl is dezer dagen verkocht aan de NV Fishermen's Club te Rotterdam. Deze NV zal het schip (220 ton) gebruiken voor de sportvisserij op de Westerschelde. De „Zwaluw" is een coaster van het oude type, gebouwd in 1929. In de dertiger jaren werden deze scheepjes de „grijze duivels" genoemd die men overal in Europa kon tegenkomen, zowel op zee als op de binnenwateren. Nu is er geen ekonomisch resultaat meer mee te behalen en worden ze de één na de ander verkocht. De verkoop van de „Zwaluw" kwam tot stand door bemiddeling van het Scheepvaartkantoor Holwerda te Heerenveen.
1971-04-04: Final Fate:
Uit de zeevaart als sportvisserijvaartuig. Op 21-04-1971 als BARRACUDA, zijnde een motorschip bestemd voor de sportvisserij, nog niet hermeten, liggende te Krimpen a/d IJssel, door B. Wijnstekers, ambtenaar van de Scheepsmetingsdienst te Rotterdam, voorzien van brandmerk 4388 B GRON 1971 op het achterschip aan B.B. zijde in zijkant dekhuis, 13.50 m. uit hekplaat, 1.85 m. uit lengteas en 1.50 m. uit dek. (Opm.: De door de bewaarder vermelde oude merken 1236 Z GRON 1929 zijn niet gevonden.) Op 9 juni 1971 verkocht aan Willy Pauli, koopman te Westkapelle. Op 5 nov. 1982 'Anna' en in gebruik als woonboot door Johannes Jacob Pander, graficus te Amsterdam. 15 maart 1989 'Sean O'Kelley' van James Patrick Kelley, onderwijzer te Enkhuizen. Lag in 1998 te Zaandam. In Juli 2004 als 'Sean O'Kelley', thuishaven Amsterdam, verkocht aan het Tecknik Museum in Speyer, Duitsland en daar op de wal gezet.

Afbeeldingen


Omschrijving: ARMA
Collectie: Martens, R.G. (Rob)
Vervaardiger: Unknown

Omschrijving: De KIELDIEP' afgemeerd in de Noorderhaven te Groningen (foto omstreeks 1939/40)
Collectie: Lindenborn, Marien
Vervaardiger: Unknown
Onderwerp: Havenopname

Omschrijving: KIELDIEP
Collectie: Johannes, Leo M.
Vervaardiger: Unknown

Omschrijving: De KIELDIEP en de KWIEK afgemeerd in de Groninger Oosterhaven. Beide schepen voeren neutraliteitskenmerken, de foto zal van omstreeks 1939 dateren.
Collectie: Johannes, Leo M.
Vervaardiger: Onbekend
Onderwerp: Havenopname

Omschrijving: ANNA
Collectie: Johannes, Leo M.
Vervaardiger: Skyfotos Ltd.
Onderwerp: Luchtfoto

Omschrijving: ANNA
Collectie: Lindenborn, Marien
Vervaardiger: Bunschoten, G.

Omschrijving: ANNA
Collectie: -
Vervaardiger: Onbekend *

Omschrijving: Zwaluw
Collectie: Lindenborn, Marien
Vervaardiger: Unknown

Omschrijving: ZWALUW
Collectie: -
Vervaardiger: Onbekend *

Omschrijving: ZWALUW
Collectie: Gorter, Dick
Vervaardiger: Mol, J. (Han)

Omschrijving: ZWALUW
Collectie: Reineking, Klaas
Vervaardiger: Onbekend **

Omschrijving: ANNA, Harlingen, 29-08-1985
Collectie: Olinga, Frits J.
Vervaardiger: Olinga, F.J. (Frits)

Omschrijving: ANNA, Leeuwarden sept. 1985
Collectie: -
Vervaardiger: Gernaat, B. Th. (Ben)

Omschrijving: BARRACUDA
Collectie: Heyboer, Ir. L.
Vervaardiger: Unknown

Omschrijving: BARRACUDA
Collectie: Anderiesse, Jan H.
Vervaardiger: Anderiesse, Jan H.

Omschrijving: SEAN O'KELLY
Collectie: Goudriaan, J. (Koos)
Vervaardiger: Goudriaan, J. (Koos)

Omschrijving: SEAN O'KELLY
Collectie: Anderiesse, Jan H.
Vervaardiger: Anderiesse, Jan H.

Omschrijving: SEAN O'KELLY
Collectie: Anderiesse, Jan H.
Vervaardiger: Anderiesse, Jan H.