| 1925-04-10: |
Final Fate:
VCO 090425
Vlissingen, 9 april. Een ernstige scheepsramp in de Wielingen.
Hedennacht omstreeks half vier heeft in de Wielingen een aanvaring plaatsgehad tussen het Nederlandse stoomschip DE JONGE CATHARINA, geladen met stukgoederen, komende van Antwerpen met bestemming naar Barcelona, en het Engelse stoomschip CLAN MONROE. Het Engelse stoomschip maakte er geen water. Het Nederlandse stoomschip was zodanig getroffen dat het binnen enkele minuten is gezonken. De bemanning van DE JONGE CATHARINA bestond uit 25 personen, terwijl ook nog een passagier aan boord was. de opvarenden van DE JONGE CATHARINA hadden absoluut geen gelegenheid iets te redden, omdat het schip zo snel in de diepte verdween. zijsprongen dus allen te water en werden gedeeltelijk gered door sloepen van het engelse stoomschip. onmiddellijk nadat de noodlottige aanvaring had plaatsgehad werd het S.O.S. sein uitgezonden. Daarop is de hier gestationeerde Duitse zee sleepboot LOEWER uitgevaren naar de Wielingen en kwam daar hedenmorgen ongeveer 6 uur aan. Deze sleepboot nam de 16 geredden, alsmede zes lijken van opgeviste leden van de bemanning aan boord. Er worden nog vier leden van de bemanning vermist, zodat deze een ramp niet minder dan 10 mensenlevens heeft geëist. De geredden werden onder toezicht van een dokter naar het St. Joseph-ziekenhuis alhier, ten einde op verhaal te kunnen komen, terwijl de lijken door de politie zijn overgebracht naar de lijkenzaal op de Noorderbegraafplaats alhier. De politie stelt thans de identiteit der lijken vast, ten einde de familie van de omgekomen slachtoffers zo spoedig mogelijk te kunnen inlichten.
Het gezonken stoomschip DE JONGE CATHARINA behoorde aan de Middelandsche Zee Compagnie te Rotterdam. Het Engelse stoomschip CLAN MONROE, dat geen noemenswaardige averij heeft bekomen, ligt thans op de rede alhier geankerd, daar de politie tegen het dadelijk voortzetten van zijn reis bezwaar maakte.
Betreffende de ramp kunnen wij nog nader melden, dat het aangevaren en gezonken Nederlandse stoomschip DE JONGE CATHARINA goed manoeuvreerde. Het ongeluk had plaats bij helder weer. Er was geen sprake van meest of van een zogenaamde diezige lucht. Er wordt aangenomen dat het Engelse stoomschip CLAN MONROE een verkeerde manoeuvre uitvoerde, doch dit zal het in te stellen onderzoek wel nader uitmaken. De hier wonende Nederlandse loods, die DE JONGE CATHARINA bestuurde, is gered. Ook werd gered de enige passagier die zich aan boord bevond, een Nederlandse post ambtenaar die met het schip de reis naar Barcelona meemaakte. De 16 geredde opvarenden van DE JONGE CATHARINA, die in het St. Joseph-ziekenhuis zijn opgenomen, hebben daar eerst een warm bad genomen en we zijn toen in bed gestopt. De geredden zijn gelukkig niet gewond, maar allen moeten de rust hebben en enkelen hunner hadden reeds koorts. Teneinde de juiste identiteit van de zes doden en vier vermisten vast te stellen, stelde de politie zich in verbinding met de rederij te Rotterdam, daar de kapitein de adressen van de familieleden niet kende, omdat de equipage eerst kort geleden werd aangemonsterd. Onder de zes doden en vier vermisten bevinden zich drie Duitsers, een West Indiër en een persoon van onbekende nationaliteit. De lijkenzaal op de Noorderbegraafplaats, waarheen de zes lijken zijn overgebracht, is door de politie tot rouwzaal ingericht. Er is alle reden om aan te nemen dat de vier vermisten naar het schip in de diepte zijn verdwenen.
VCO 090425
De scheepsramp in de Wielingen. Bij de scheepsramp in de Wielingen zijn de volgende opvarenden, behorende tot de equipage van het gezonken stoomschip DE JONGE CATHARINA omgekomen: de eerste stuurman W. Meijnderts uit Vlissingen, de derde stuurman L. Maij uit Rotterdam, de derde machinist G.K. Kool uit Rotterdam, de hofmeester H. Rember uit Charlottenburg, de kok R. Stroemer uit Dusseldorf en de olieman L. Addinken uit Hamburg. Vermist worden nog de volgende vier personen, die zeer waarschijnlijk ook zijn omgekomen: de eerste machinist J.P.H. Sesseler uit Den Haag, de matroos T.H. Reinders uit Apeldoorn, de lichtmatroos J. Oosterman uit Maassluis en de stoker J.G. Kieboom uit Rotterdam. Heden middag zijn de justitie en politie met een motor vaartuig van het loodswezen naar de Wielingen vertrokken tot het instellen van een onderzoek naar de plaatsgehad hebben de ramp. Toen deze sloep daar aankwam was het Engelse stoomschip CLAN MONROE, dat in aanvaring is geweest met het gezonken stoomschip DE JONGE CATHARINA, intussen van koers veranderd. Het Engelse stoomschip, dat voor Antwerpen bestemd was, is weer naar zee teruggekeerd. Dit zal in verband staan met instructies van de rederij van het stoomschip, omdat anders wellicht kans zou bestaan dat beslag gelegd zou zijn geworden op het schip, in verband met een civiele vordering.
VCO 110525
Te Zoutelande is vrijdag aangespoeld het lijk van een ongeveer dertigjarige persoon, gekleed in stokerspak. Vermoedelijk is het lijk dat van een der opvarenden van DE JONGE CATHARINA, die op 9 april in de Wielingen is vergaan en daarbij onder andere vier van de opvarenden werden vermist en waarvan nog niets is vernomen. Het lijk is 1.70 meter lang; er werkt aan een der vingers van de linkerhand een ring gevonden.
PZC 30.10.2010
Eerste onbekende dode Vlissingse begraafplaats geïdentificeerd. Vlissingen, 30 oktober. Forensisch experts hebben gisteren de eerste van de negentien onbekende doden van de Vlissingse Noorderbegraafplaats geïdentificeerd. Het gaat om de 25-jarige stoker Kieboom van het Rotterdamse stoomschip de JONGE CATHARINA. Hij verdronk op 9 april 1925 samen met negen andere bemanningsleden na een aanvaring op de Westerschelde. Uit archiefonderzoek was bekend dat Kieboom een spitse neus had en maar 1.60 meter lang was. Deze en andere specifieke kenmerken werden gisteren vastgesteld tijdens onderzoek naar het botmateriaal. DNA onderzoek kan het definitieve bewijs leveren, maar de kwaliteit van het DNA is erg slecht. Het lichaam dreef een half jaar in het water voordat het aanspoelde.
|
