1949-09-23: |
NvnH 23-09-1949: Zal m.s. „PINGUIN” weer worden gelicht? Somber relaas van scheepsramp in Kieler Bocht. De eerste keer is reeds geruime tijd geleden. Nog geen twee jaar oud werd de Pinguin 's nachts op de Theems aangevaren door het toenmalige Duitse kustvaartuig Vadder Gerrit, dat na de oorlog werd toegewezen aan de heer M. Vlap en thans vaart onder de naam In Spé. De tweede keer geschiedde als gemeld Zaterdagmorgen j.l. De Pinguin was van Antwerpen met een lading piekijzer onderweg naar Stockholm, toen het in de Kieler Bocht, enkele uren varens van Labo, op een wrak liep en binnen een kwartier zonk. De bemanning kon met uitzondering van de twintig-jarige lichtmatroos H. Cordes uit Ezinge, die jammerlijk verdronk, door een reddingboot van het Noorse s.s. Henrik Ibsen worden opgepikt. Later werd zij door het Noorse schip in Holtenau aan wal gezet. De reder vertelt: De eigenaar van de Pinguin, de heer M. Cremer Jr. te Groningen, die met een expert aanstonds per auto naar Holtenau vertrok en gisteravond terugkeerde, heeft ons het een en ander over deze ramp meegedeeld. Het wrak, waarop de Pinguin is gelopen, is waarschijnlijk een lichtschip of een marinevaartuig. Uiteraard was dit wrak met tonnen aangegeven, doch de heer Cremer achtte het in dit stadium voorbarig om nu reeds iets over de vermoedelijke oorzaak van de ramp te zeggen. Direct toen de bemanning merkte, dat het schip lek was gestoten, zette men de pompen aan, maar de Pinguin maakte al spoedig zware slagzij aan stuurboordzijde. Het gat zit dus waarschijnlijk ook aan deze kant en zal wel vrij groot zijn, omdat het schip in zo korte tijd is gezonken. Toen men bespeurde, dat de situatie hopeloos dreigde te worden, is direct getracht de reddingboot in gereedheid te brengen. Bij deze werkzaamheden is de matroos Cordes over boord geslagen. Men gooide hem onmiddellijk een paar boeien toe, maar de jongeman kon niet zwemmen en verdween in de golven. De tweede boot bleek zodanig door het openbarsten van de luiken beschadigd, dat die niet meer te gebruiken.
(Speciale berichtgeving.) Voor de tweede maal sinds het schip in 1934 bij Van Diepens Scheepswerven te Waterhuizen van stapel liep, ligt het 197 bruto register ton metende motorkustvaartuig Pinguin op de bodem der zee. De bemanning is na de ramp in de reddingboot nog een uur aan het zoeken geweest op de plaats, waar de boeien dreven, echter tevergeefs. Het Noorse s.s. Henrik Ibsen nam de schipbreukelingen gastvrij op en bracht hen naar Holtenau. Hier ontfermde een scheepsmakelaar zich over hen. Hij bracht ze naar een hotel en zorgde voor nieuwe kleren, want al hun bezittingen hadden de opvarenden verloren. De heer Cremer zocht hen in het hotel te Holtenau op en hoorde daar dit sombere relaas. Bemanning op terugweg De bemanning is thans met verschillende schepen weer van Holtenau op weg naar het vaderland. Gezagvoerder J. Onstwedder vertrok met het Ned. m.s. Tromp naar Rotterdam, zijn woonplaats. De stuurman J. A. Vinke met zijn vrouw, uit Overschie, zijn met het s.s. „Stad Arnhem" naar de Maasstad vertrokken. De kok-lichtmatroos A. Scholte uit Loosduinen komt dezer dagen met het m.s. Ponto te Zaandam aan, terwijl de machinist Jelle van der Veen uit Leeuwarden en de matroos D. Klein uit Groningen beiden met het m.s. Nanny naar Dordrecht zijn afgereisd. Lichten niet onmogelijk De Pinguin, die verzekerd is bij de Onderlinge Verzekeringsmij voor Zeeschepen Zeevaart te Groningen, zal waarschijnlijk wel gelicht kunnen worden, hoewel dit geheel van de situatie onder water afhangt. Reeds heeft een duiker een onderzoek ingesteld en zijn bevindingen waren vrij gunstig. De Pinguin ligt 20 gr. over stuurboordzijde. De top van de mast bevindt zich 1 1/2 meter onder water. Ter plaatse is het 15 meter diep. Zal men er in slagen de Pinguin voor de tweede maal van de zeebodem te lichten en in de vaart te brengen?
|