1969-10-10: |
Final Fate: Onderweg van Pasajes naar Calais met 728 ton zinkerts en ten anker liggend, gezonken in pos. 50.53.N. - 01.32.O. (2 mijl van Cap Griz Nez) na een aanvaring in dichte mist met het Britse tank-landingsschip 'Abbeville'. Een bemanningslid verloor hierbij het leven.
Leeuwarder Courant 11-10-1969: Nederlandse kustvaarder gezonken. Ongeveer twee mijl ten westen van Kaap Gris Nez is gisteravond de Nederlandse kustvaarder „PHOENIX" in dichte mist in aanvaring gekomen met het Britse vrachtschip „Abbeville" en gezonken. Van de negen bemanningsleden werden acht man opgepikt door reddingsboten van de „Abbeville". Naar de negende man werd vanmorgen nog gezocht. De „Phoenix" was met 750 ton stukgoed onderweg van Pasajes in Noord-Spanje naar Calais. Het schip is eigendom van rederij Kampman te Amsterdam.
Deel van de uitspraak Raad voor de Scheepvaart. Uit de ter beschikking staande gegevens is gebleken dat de ankerpositie ruim buiten de Main Traffic Route moet hebben gelegen, in de Inshore Traffic Zone. In verband met deze zone staat in de kaart een waarschuwing vermeld, dat daar scheepvaartverkeer in beide richtingen te verwachten is. Ankeren in deze zone tijdens de mist, is, hoewel minder verkeer verwacht kan worden, niet zonder risico. Te ± 21.20 werden aan boord van de “Phoenix” de navigatielichten van een ander vaartuig, dat naderhand het Engelse landingsvaartuig “Abbeville” bleek te zijn, aan bakboord achterlijker dan dwars op een geschatte afstand van 150 meter verkend. Dit schip voer volgens betrokkene aanvankelijk in een koers gericht op de boeg van de “Phoenix”, maar draaide vervolgens naar stuurboord recht op de midscheeps aan. Terstond nam betrokkene die, ondanks een attentiesein op de fluit, een aanvaring vreesde de juiste maatregel om de kok naar beneden te sturen teneinde de bemanning uit te porren. Helaas gaf hij de kok geen instructie om de mensen te waarschuwen een zwemvest om te doen. Even later werd de “Phoenix” met zoveel kracht aan bakboord in de midscheeps aangevaren, dat het schip binnen enkele minuten een groet slagzij over bakboord verkreeg, kapseisde en zonk. De bemanning was toen, dankzij het tijdige uitporren, aan dek. Enkele bemanningsleden wisten een reddingvlot buitenboord te zetten toen het schip omsloeg. Met dit zelfopblaasbare vlot konden vijf leden der bemanning worden gered. Betrokkene en de tweede motordrijver, die beiden een zwemvest om hadden, konden na lange tijd in het water gelegen te hebben, worden gered. De stuurman, die geen zwemvest omhad, werd gered doordat hij het geluk had een reddingboei en een stuk hout te vinden. De lichtmatroos is tijdig aan dek gekomen en daarna met de kok van de hoge zijde van het kapseizende schip in zee gesprongen. Hij had geen zwemvest om. Ondanks het feit dat hij kon zwemmen heeft hij het reddingvlot, waar de kok heen zwom , niet kunnen bereiken. Aangenomen moet worden dat hij is verdronken. Het is de raad opgevallen dat, hoewel er voldoende zwemvesten aan boord waren en deze op de voorgeschreven plaatsen waren opgeborgen, betrekkelijk weinig drenkelingen een zwemvest om hadden. Gelet op het feit dat betrokkene alle voorgeschreven maatregelen ter voorkoming van aanvaring op de juiste wijze heeft genomen is de raad van oordeel dat hem geen schuld aan de aanvaring kan worden verweten.
Lering: Deze ramp leert, dat kleine zeeschepen, ook wanneer zij buiten de drukke vaarroute voor het grote scheepvaartverkeer in de mist op zee ten anker komen gevaar lopen. Onder dergelijke omstandigheden is het, evenals tijdens de vaart in de mist, voor de veiligheid van iedere opvarende van groot belang, dat hij, waar hij zich aan boord bevindt, zijn zwemvest, klaar voor gebruik, dicht bij de hand heeft, zodanig, dat het in een gevaarssituatie onmiddellijk kan worden omgedaan. Het belang van een alarmschelinstallatie aan boord van kustvaarders heeft de raad reeds eerder aan de orde gesteld. Met betrekking tot een en ander wijst de raad op zijn uitspraak inzake het zinken in de Westerschelde van de ten anker liggende “Looiersgracht” , na aanvaring met de “Langkloof”, op 2 januari 1964 (uitspraak nr. 3 van 1965). De raad betuigt zijn deelneming met de nabestaanden van de omgekomen lichtmatroos.
|