1958-11-22: |
Leeuwarder courant 22-11-1958: Nog geen conclusie in raad voor scheepvaart. Kustvaarder brandde uit na explosie voor Indiase kust. Voorzitter: „Navigatie van lik-mijn-vestje". De Raad voor de Scheepvaart heeft gisteren een begin gemaakt met het onderzoek naar de oorzaak van de stranding op 21 juni jl. van het 490 brt metende motorschip „Nigeria" in de Golf van Kutch aan de noord-westkust van India. Vijf uur na de stranding zagen de kapitein en de eerste machinist bij een onderzoek dat de uit explosieven bestaande lading rookte. De vijf leden van de bemanning, die toen nog aan boord waren, sprongen onmiddellijk in zee. Toen zij even later de wal hadden bereikt, volgden hevige explosies, waarna het schip totaal uitbrandde. Gisteren werden de 29-jarige kapitein H.E. van den B. uit Hilversum en de 36-jarige machinist H. Krans uit Rotterdam (als getuige) gehoord. Op een nader te bepalen datum zal de raad ook de broer van de kapitein, de 25-jarige eerste stuurman E. van den B. als betrokkene in deze zaak horen. Daarna zal de hoofdinspecteur voor de scheepvaart zijn conclusie nemen. De Indiase autoriteiten stonden in juni - zo werd ter zitting medegedeeld - argwanend tegenover deze scheepsramp. Er werd een uitvoerig onderzoek ingesteld, wij werden doorgezaagd, zo zei machinist Krans. Men meende, dat het schip na de stranding op eigen kracht los had kunnen komen. Voorts had men aan dek geen sporen gevonden van de - volgens de verklaringen, van de kapitein en de machinist - verbrande reddingboten en tenslotte hadden de autoriteiten verklaard dat men op een munitieschip wel eerst een ontploffing en dan pas rook kan verwachten en niet omgekeerd. Naar aanleiding hiervan vroeg de voorzitter van de raad, de kapitein: „Is die Indiase verdenking ongegrond?". De kapitein antwoordde bevestigend, waarop de voorzitter verklaarde: „U zou het beter nu kunnen zeggen, want er zijn 10 man aan boord geweest en dan komt het vroeg of laat toch uit". De „Nigeria" was 's nachts om twee uur op een harde zandbank gelopen. Bij het aanbreken van het daglicht bleek, dat men slechts 200 meter uit de totaal verlaten kust zat. In de tussenliggende tijd was de reder met drie man van boord gegaan om te trachten aan land hulp te krügen, maar na enkele uren zwerven kwamen de mannen onverrichterzake terug. Zü hadden geen levend wezen gezien. Inmiddels was de kapitein met de eerste machinist afgedaald In het achterste ruim. Toen zij het luik naar het onderste ruim openden, zagen zij rook. De kapitein kon zich de kleur van de rook niet herinneren. De machinist dacht, dat het een donkergrijze kleur was geweest. Onmiddellijk besloot men naar de kust te waden, waar men vanachter een duin op de verdere gebeurtenissen gade sloeg. Het duurde niet lang of er ontstonden ontploffingen en even later was het schip één vuurzee. De hele bemanning is toen op weg gegaan naar de bewoonde wereld, die pas na vele uren bereikt werd. De deskundige in de raad sprak zijn twijfel uit over de verschijnselen. „Het enige deel van de lading, dat rook zou kunnen produceren zonder een ontploffing (rookgranaten) is er in Lissabon uit gegaan. Ik acht het onmogelijk, dat zich tijdens het stampen van het schip in de eerste uren van de stranding op de zandbank een ontploffing zou hebben voorgedaan, die niet bemerkt zou zijn", zo zei hij tijdens het verhoor. Ter zitting bleek, dat de laatste tien uur voor de stranding de log niet meer was afgelezen. De kapitein was nog nooit in deze streken geweest. De zeilaanwijzingen had hij wel aan boord, maar hij had ze niet ingekeken. „U hebt eigenlijk helemaal niet genavigeerd. U hebt vier dagen maar raak gevaren. U hebt voor het diploma de beginselen van de navigatie geleerd. Waarom hebt u die beginselen niet toegepast?" zo vroeg de deskundige. „Het was een navigatie van lik-mijn-vestje", zo besloot de voorzitter.
|