Inloggen
ONDINA - ID 4874


In dienst
Onder Nederlandse Vlag tussen:0000-00-00 / 0000-00-00

Identification Data

Bouwjaar: 1939
Classification Register: Lloyd's Register of Shipping (LR)
IMO nummer: 5613986
Nat. Official Number: 692 Z 'S HAGE 1939
Categorie: Tanker
Voorstuwing: Motor Vessel
Type: Tanker, ruwe olie
Type Dek: Flush deck
Masten: Two masts
Material Hull: Steel
Dekken: 1
Construction Data

Scheepsbouwer: Nederlandsche Dok Maatschappij N.V., Amsterdam, Noord-Holland, Netherlands
Werfnummer: 71
Launch Date: 1939-05-01
Delivery Date: 1939-08-01
Technical Data

Engine Manufacturer: Werkspoor N.V., Amsterdam, Noord-Holland, Netherlands
Motor Type: Motor, Oil, 4-stroke single-acting
Number of Cylinders: 6
Power: 2800
Power Unit: BHP (APK, RPK)
Eng. additional info: Werkspoor diesel, 25 9/16-55 1/8
Speed in knots: 12
Number of screws: 1
 
Gross Tonnage: 6341.00 Gross tonnage
Net Tonnage: 3590.00 Net tonnage
Deadweight: 9070.00 tons deadweight (1016 kg)
Bale: 16000 Cubic Feet
Liquid: 450000 Cubic Feet
 
Length 1: 136.04 Meters Length overall (Loa)
Length 2: 130.59 Meters Length between perpendiculars (Lbp)
Beam: 16.60 Meters Registered
Depth: 9.42 Meters Registered
Draught: 7.82 Meters Registered
Ship History Data

Date/Name Ship 1939-08-01 ONDINA
Manager: N.V. Petroleum Maatschappij 'La Corona', The Hague, Zuid-Holland, Netherlands
Eigenaar: N.V. Petroleum Maatschappij 'La Corona', The Hague, Zuid-Holland, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: The Hague / Netherlands
Callsign: PGMT

Date/Name Ship 1955-00-00 ONDINA
Manager: Shell Tankers N.V., The Hague, Zuid-Holland, Netherlands
Eigenaar: N.V. Petroleum Maatschappij 'La Corona', The Hague, Zuid-Holland, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: The Hague / Netherlands
Callsign: PGNC

Ship Events Data

1942-11-11: Van Fremantle naar Abadan

Begin november 1942 lag de Ondina met een lading olieproducten uit Abadan (Perzische Golf) te lossen in Fremantle in zuidwest Australië. De tanker zou in ballast weer terug gaan naar Abadan. Om een en ander praktisch te houden, had men besloten dat de tanker op deze terugreis geëscorteerd zou worden door het in Australië nieuw gebouwde korvet Bengal, commandant was luitenant ter zee Iste klasse W.J. Wilson, dat naar Brits Indië moest om daar overgedragen te worden aan Royal Indian Navy. Het was een korvet van de Bathurst-klasse waarvan er tientallen werden gebouwd in Australië. Probleem hierbij was dat de bunkercapaciteit van de Bengal volstrekt onvoldoende was voor deze lange oversteek. De Ondina bunkerde daarom 150 ton extra stookolie voor de Bengal. Verder nam de Ondina nog een bescheiden lading van 240 ton graan mee, bestemd voor Abadan. De gekozen route was bijna pal noordwest, via Diego Garcia middenin de Indische Oceaan, naar de Perzische Golf. De Bengal zou, na gebunkerd te hebben uit de tanker, bij Diego Garcia de Ondina verlaten en op een noordoostelijke koers gaan, richting Colombo op Ceylon (tegenwoordig Sri Lanka).

De oversteek

Op 5 november vertrokken beide schepen uit Fremantle. De Ondina, onder bevel van kapitein Willem Horsman, was bemand met Nederlandse officieren, verder met Chinezen en Britse en Australische kanonniers bij het 4" (102 mm) kanon achterop. De reis, men liep ongeveer 10 knopen, koers WNW, verliep voorspoedig tot 11 november, 11.25 uur 's morgens toen de uitkijk op de Ondina twee schepen, op afstand van elkaar varend, ontdekte aan de west-zuidwestelijke horizon op ongeveer 12.000 m. De eigen positie was 19º38' Z / 93º05' O. Onmiddellijk werd dit doorgeseind aan de Bengal. Beide schepen draaiden ca. 90º af naar stuurboord, weg van het onbekende. De koers werd ongeveer noord-noordoost, maar desondanks kwamen de onbekende schepen snel naderbij. Om 11.50 uur werd er een herkenningssein gegeven en even later draaide de iets snellere Bengal (15 kn.) de steven richting de hen belagende schepen en seinde aan de Ondina zich uit de voeten te maken. Er werd een rendez-vouz (ontmoetingspositie) afgesproken voor over 24 uur. Om 12.05 uur werd duidelijk wat men aan beide naderende schepen had want het voorste schip reageerde op het herkenningssein door direct het vuur te openen en weldra sloegen de eerste granaten in rond de Bengal. Het korvet verstuurde om 11.58 uur het bericht dat de tanker en zij zelf werden aangevallen door twee Japanse hulpkruisers.
Op de Ondina had men de schepen inmiddels herkend en men zag zich geconfronteerd met twee Japanse hulpkruisers (zwaar bewapende koopvaardijschepen) de Aikoku Maru en de Hokoku Maru, waarvan de eerste zich nog op flinke afstand bevond.

Hun hoofdbewapening bestond uit elk acht kanons van respectievelijk 5,5" (140 mm) en 6" (152 mm) en of het al niet genoeg was, hadden beide Japanners ook elk nog vier torpedolanceerbuizen (2 x 2) aan boord. Vluchten met 11 knopen was geen optie want beide Japanners liepen ruim 21 knopen. Vechten en er het beste van hopen, dat was de enige optie die restte! Daarom besloot men op de Ondina de kleine Bengal, met slechts een 3" kanon aan boord, te assisteren met het 4" kanon. Er waren bij de Ondina slechts 48 granaten van 4" aan boord. Op de Ondina was de 2de stuurman Bakker stukscommandant bij het 4" kanon dat was bemand met Engelsen, Nederlanders en een Australiër. Matroos Visser was richter. Men was zich zeer bewust van de zeer beperkte munitievoorraad, dus er moest achterop met beleid worden gewerkt.
Kapitein Horsman veranderde steeds iets van koers om het richten voor de Japanners te bemoeilijken maar bleef overwegend naar het noord-noordoosten koersen en hield zodoende de Japanse schepen achter zich (zijn kanon stond immers achterop). Horsman werd toestemming gevraagd het vuur te openen en deze toestemming volgde prompt.
Op de brug bevond zich naast Horsman de eerste stuurman Rehwinkel en de Chinese roerganger Ah Kong.

Het gevecht

De dichtstbij zijnde Hokoku Maru, commandant Imazato Hiroshi, was inmiddels, vurend, tot 8.000 m genaderd. Een vuurleidingscentrale had de Ondina niet waardoor het vuur steeds op basis van de inslagen gecorrigeerd diende te worden. Ook was er maar een beperkte elevatie (ca. 15º) van het kanon mogelijk, dat dus in feite alleen bestemd was om, op relatief korte afstanden, onderzeeërs onder vuur te nemen. Inmiddels sneuvelde de top van de achtermast waarmee tevens alle antennes naar beneden kwamen. Om 12.10 ging het eerste salvo van de Ondina eruit dat over viel, het tweede viel te kort. Nu werd er kennelijk gemiddeld want het derde salvo ging bij één van de Japanse schepen het dekhuis in. Ze waren ingeschoten, dat gaf moed! Nu volgde waarschijnlijk snelvuur en er moeten de nodige treffers zijn geweest op de Hokoku Maru. Na misschien het zesde salvo, het moet omstreeks 12.20 uur zijn geweest, werd op het Japanse schip een felle flits gezien met een enorme explosie als gevolg. Of het kanon van de Ondina was ietsje over stuurboord gebakst of de Japanner was inmiddels naar bakboord gedraaid om uit het vuur van de tanker te geraken. In ieder geval had dit salvo op de Japanner de verder naar achteren aan stuurboord geplaatste, torpedobatterij getroffen! Beide buizen waren geladen en elke torpedo bevatte ca. 300 kg TNT (ter vergelijk: een 4" granaat bevatte ca. 2,5 kg springstof). De veroorzaakte explosie was zo alles verwoestend dat complete stukken achterschip van de Japanner werden weg geslingerd en in zee terecht kwamen. Ook werden er delen van vliegtuigen de lucht in geblazen en er brak brand uit (vliegtuigbenzine?). Snel kreeg het zieltogende schip slagzij over stuurboord waarna, waarschijnlijk door verschuivende munitie, nog meer explosies volgden die weer nieuwe branden veroorzaakten. Ook gingen er munitiebergplaatsen de lucht in met nog meer schade aan de romp maar af en toe vuurde de Hokoku Maru nog. De Ondina vuurde door.

Even was er sprake van uitbundige vreugde op de tanker maar om 12.12 uur had zich inmiddels ook de Aikoku Maru, commandant Oishi Tamotsu, in de strijd gemengd en nam beide doelen onder vuur met zijn 14 cm batterij. Evenals bij de Hokoku Maru kon ook dit schip maar een "broad side" afgeven met 5 kanons omdat de resterende drie kanons aan de andere kant van het schip stonden.
Matroos R. Henry, een achterzeiler van de Bengal, was op de Ondina naar de centre castle (1ste dekhuislaag op hoofddek, midscheeps) gegaan om de Chinese bemanningsleden, die daar een goed heenkomen hadden gezocht, rustig te houden. Matroos Ah Kong bleef echter op de brug aan het roer en volgde de bevelen op van Horsman ondanks dat hen de granaatscherven om de oren vlogen en splinters uit het stuurwiel sloegen. Er vielen weer diverse treffers op de Ondina waardoor aan stuurboord een sloep werd vernield en na treffers voorin brak daar brand uit.
Vanaf een uur of 12 stuurde de Bengal al vurend aan op de Japanners tot op ruim 3.000 m van de Hokoku Maru en meende een treffer te hebben geplaatst die een enorme explosie tot gevolg had. Dit bleek echter de treffer van de Ondina te zijn geweest. De Aikoku Maru vuurde nu eveneens op de kleine Bengal, die in het voorschip werd getroffen door een van de 14 cm granaten. Om 12.40 uur draaide Bengal plotseling af, het 3" kanon vuurde niet meer want de munitie was op. De Bengal verliet het strijdtoneel want ze kon niets meer doen. Bij deze aftocht werd nog een rookscherm gelegd. Op de valreep kreeg het korvet nog een treffer te incasseren die achterop brand veroorzaakte maar de bemanning had deze snel onder controle. Om 13.08 stuurde de Bengal een gecodeerd bericht de ether in: "Japanse hulpkruiser en Nederlandse tanker gezonken". Om 13.20 uur werd de Ondina voor de laatste maal gezien. Even later werd gestopt met rook maken en ging men op een NW koers.
Het kanon achterop de Ondina vuurde echter nog steeds. Waarschijnlijk, alhoewel nergens bevestigd, verlegde de Ondina het vuur na enige tijd, toen duidelijk was dat het met de Hokoku Maru echt gedaan was, naar de Aikoku Maru.

De Ondina alleen

De Ondina stond er nu alleen voor! De Aikoku Maru bleef aansturen op de, voor haar leven vechtende, tanker die bleef vuren. De Japanner zou de tanker nog zes maal hebben getroffen maar die inslagen hadden weinig schade tot gevolg. De Ondina had inmiddels nog maar acht granaten over. De afstand bedroeg nu nog slechts 3.500 m, beangstigend kort toen de Ondina om 12.45 uur de 48ste granaat verschoot. De tanker was nu een weerloze prooi! Er werd nog geprobeerd een nevelscherm te leggen om het de Japanners te bemoeilijken om te richten. Men zette nevelpatronen over boord maar deze werkten helaas niet.
Op dit moment, het was 12.50 uur, werd besloten de machine te stoppen en er werd een witte vlag gemaakt, van aan elkaar geknoopte witte lakens, en gehesen ten teken van overgave. De Aikoku Maru bleef echter, alle internationale regels ten spijt, doorvuren en naderde nu snel. Voor de Japanners was het nu vuren op point-blank afstand. Ze hoefden maar over de loop te kijken bij het richten en het was raak! Zo werden om 13.08 uur het stuurhuis en de kaartenkamer getroffen, juist op het moment dat Horsman daar was en alle geheime stukken in een speciaal verzwaarde tas had gedaan en deze net over de muur had gezet. Er kon niets meer voor hem worden gedaan. Hij werd nog door de eerste stuurman en de telegrafist in het stuurhuis gelegd. De bemanning was inmiddels druk doende in de drie overgebleven boten, waarvan één motorsloep, te gaan en tevens waren er twee vlotten over boord gezet. Bij de overgebleven stuurboord sloep was dit nog een probleem omdat deze zijde nog onder vuur lag. Na ingrijpen van 2de machinist Brevet kwam er schot in de zaak en lukte het de boot vol Chinezen te krijgen en te water te brengen. Het einde van het schip naderde!

Ondertussen konden de Japanners op de Hokoku Maru de branden niet meer onder controle krijgen en het achterschip zonk steeds verder weg.
Een koopvaardijschip werd destijds zo ontworpen dat bij lek worden van één compartiment het schip wel blijft drijven. Passagiersschepen voldeden aan zwaardere eisen maar de locatie van de torpedobatterij, die explodeerde, bevond zich aan dek precies midden tussen waterdichte schotten in zodat aangenomen mag worden dat er naast de huid zeker twee schotten door de explosie werden open gescheurd en daardoor drie compartimenten lek werden. Zelfs de machinekamer liep vol, mogelijk via de schroegastunnels. Er was geen redden meer aan en commandant Hiroshi beval tegen 13.00 uur om het schip te verlaten. Na een laatste hevige explosie om 13.12 uur zakte de Japanse raider weg over de achtersteven en even later sloot de oceaan zich boven de Hokoku Maru.

Moordzucht!

De schipbreukelingen waren er vanuit de sloepen getuige van dat de Hokoku Maru op een gegeven moment rechtop stond en onder water verdween. Echter meteen werd de aandacht weer opgeëist door de Aikoku Maru die de gestopt liggende verlaten tanker tot op 400 meter naderde en er twee torpedo's op afschoot. Beide waren raak, op deze geringe afstand op een stil liggend doel niet zo'n kunst, en scheurden de ladingtanks 1 en 2 (de voorste twee tanks) open aan stuurboord. Deze tanks waren leeg en liepen nu gedeeltelijk vol zeewater waardoor de tanker 30º slagzij kreeg. Een lege tanker laten zinken is een bijna onmogelijke zaak. Je moet dan echt alles onder en boven de waterlijn kapot schieten want de lege tanks, indien goed gesloten aan dek, houden een flinke hoeveelheid lucht vast waarmee bergers ook werken om schepen weer vlot te krijgen. Kennelijk realiseerden de Japanners zich dit niet. Ze beschouwden de Ondina als verloren en voeren voorlangs om de gehavende tanker heen. Ze zochten de boten en vlotten met schipbreukelingen op en openden met mitrailleurs het vuur op hen die uiteraard weerloos waren tegen deze wrede moordzucht. De meesten sprongen over boord of gingen plat onderin de sloep liggen, als dat al kon. Hoofdmachinist Niekerk werd zwaar gewond en overleed een uur later. Ook matroos Henry, die de Chinezen kalm had gehouden, werd zwaar gewond. Verder werden ook twee Chinezen zwaar gewond.
Na deze Japanse "heldendaad" zochten de Japanners de plek op waar haar zuster onder de golven was verdwenen. Er werden 278 drenkelingen opgepikt. Nu, het was inmiddels 15.00 uur, werd duidelijk dat 76 man van de Hokoku Maru het avontuur met deze mindere tegenstanders niet hadden overleefd.

Nog waren de heren niet tevreden en de Aikoku Maru keerde nogmaals terug naar de Ondina en lanceerde nogmaals een torpedo, nu vanaf de bakboord zijde, die echter doel miste. Kennelijk waren er geen torpedo's meer over of men was ervan overtuigd dat de gehavende tanker toch wel zou zinken. Ze voeren vervolgens gewoon weg, zonder zich verder om de schipbreukelingen van de Ondina te bekommeren. Achteraf maar gelukkig ook want een Jappenkamp overleefde je evenmin.

Terug!

De Ondina dreef nog steeds met een slagzij van ruim 30º. De eerste officier Rehwinkel had de leiding nu op zich genomen en zorgde er eerst voor dat de inmiddels overleden hoofdmachinist Niekerk een zo waardig mogelijk zeemansgraf kreeg als mogelijk was onder die mensonterende omstandigheden. Dit gebeurde om 15.00 uur.
Zijn volgende zorg was: "Wat nu verder”? Ze bevonden zich bijna halverwege Fremantle en Diego Garcia. Enorme afstanden om in open boten af te leggen. Alle boten waren beschadigd en lek door de beschieting.
Rehwinkel stelde voor terug te gaan naar het schip om meer voorraden te halen maar vond slechts één medestander, matroos Visser. De Chinezen waren bang dat het schip alsnog zou zinken en weigerden. De tweede stuurman Bakker, die het bevel over de motorsloep had, was reeds onderweg naar de Ondina die hier en daar nog steeds in brand stond. Bij hem was ook de derde machinist Leys, de Australische kanonnier Hammond en de Britse kanonnier Ryan.
Zij klommen aan dek en machinist Bakker begaf zich met beide kanonniers naar de pompkamer (moet de achterste PK zijn geweest) om wat afsluiters open te draaien waardoor aan bakboord ook tanks begonnen vol te lopen zodat de slagzij en trim voorover werden gecompenseerd. De machinist Leys daalde af in de donkere machinekamer en inspecteerde de hoofd- en hulpmotoren, pompen en leidingsystemen en constateerde dat de boel wel weer aan de praat te krijgen moest zijn.
Inmiddels werd de motorsloep eropuit gestuurd om de andere boten en vlotten met bemanningsleden op te halen. Alle schipbreukelingen waren rond 17.00 uur weer aan boord, behalve twee Chinezen waarvan men toen pas wist dat ook dezen het mitrailleren van de boten niet hadden overleefd. De sloepen werden langszij de tanker afgemeerd. Het schip lag inmiddels weer recht zodat de afsluiters dicht konden.
Waarschijnlijk werd beneden door de machinisten eerst een hulpkar gestart, zodat er weer stroom op het net kwam. Pompen konden toen weer draaien om binnengedrongen water uit de motorkamer te pompen en door druk op de brandblusleidingen kon men bij de brug en op het voorschip de branden gaan bestrijden. Op de vernielde brug werd het stoffelijk overschot van kapitein Horsman gevonden en deze werd naar zijn hut gebracht.
Inmiddels werd in de machinekamer alles in het werk gesteld om de hoofdmotor weer aan de praat te krijgen en dat gelukte! Het schip kon weer varen.
Aan dek werden nu de sloepen zo goed mogelijk opgehesen en gesjord om kapotslaan te voorkomen. Zo snel mogelijk moesten deze boten, voor zover mogelijk, worden gerepareerd en uitgerust voor mogelijk gebruik in de nabije toekomst!
Om 21.30 uur kon Rehwinkel langzaam vooruit geven en er werd koers gezet, terug, richting Fremantle. Eenmaal op weg werden steeds meer klappen gegeven en na verloop van tijd liep de gehavende tanker weer volle kracht. Volle snelheid zal het zeker niet zijn geweest met die enorme gaten, mogelijk met uitstekende stukken verwrongen staal buiten het schip, aan stuurboord na beide torpedotreffers.

1942-11-12: Gered

De eerstvolgende dag, 12 november, kreeg allereerst kapitein Horsman een waardig zeemansgraf. Matroos Henry diende met de grootst mogelijk zorg verpleegd te worden omdat hij een verbrijzeld been had en bovendien veel bloed had verloren. Een gecodeerd noodbericht versturen kon niet meer omdat Horsman alle geheime papieren en codeboeken kennelijk al aan de zee had toevertrouwd. De ongecodeerde noodkreet om een arts werd zowel in Colombo als Australië ontvangen maar geïnterpreteerd als een list van de Japanners om schepen naar hun locatie te lokken en ze vervolgens te vernietigen. De Bengal had immers gemeld dat de Ondina was gezonken! De wal vroeg wel de positie maar Rehwinkel gaf die wijselijk niet prijs want hij zat niet op een tweede ontmoeting met moordzuchtige Japanners te wachten. Ze moesten het zelf maar zien te redden!

1942-11-17: Na zes dagen varen, het was inmiddels 17 november, werd heel ver weg een schip waargenomen maar contact leggen met de radio was levensgevaarlijk en voor visuele seinen (morse-, vlagge- en lichtseinen) was de afstand veel te groot. Even later werd de onfortuinlijke tanker ontdekt door een Australische Catalina vliegboot. De positie was ongeveer 220 mijl noordwest van Fremantle. Onmiddellijk werd middels een seinlamp aan de Catalina gevraagd om contact (in code) op te nemen met het zojuist waargenomen schip en te vragen of daar een arts aan boord was.
Alsof het zo moest zijn, het zojuist waargenomen schip was AHS Wanganella (AHS = Australian Hospital Ship)! Meteen keerde dit schip om en kwam richting de Ondina en alle gewonden werden overgenomen. Door het optreden van de Australische artsen kon zelfs het leven van matroos Henry, na diverse bloedtransfusies, uiteindelijk worden gered.
1942-11-18: Op 18 november kwam men met de Ondina, met gemengde gevoelens, aan in Fremantle. De gehavende Ondina werd provisorisch gerepareerd en was enige tijd depotschip voor Nederlandse onderzeeboten die vanuit deze havenstad patrouilleerden. In 1943 volgde in Sydney een volledige reparatie en kon het schip weer worden ingezet als tanker om de geallieerde zaak te dienen.
Ook de Bengal wist het vege lijf te redden en zette koers richting Diego Garcia. Er waren geen doden aan boord, zelfs geen gewonden! Men moest langzaam, 9 knopen, draaien om brandstof uit te sparen maar ze wisten daar uiteindelijk op 17 augustus behouden binnen te lopen. Hier kon worden gebunkerd en uiteindelijk bereikte het schip op 23 november Colombo. In Bombay werd de Bengal gerepareerd en kreeg daar vermoedelijk ook haar 4" kanon in plaats van de kleine 12 pounder.

1945-00-00: Na de oorlog

Uiteraard rees de vraag wie nu het fatale salvo gaf dat op de Hokoku Maru de torpedo's deed exploderen. Zowel de Nederlanders als de Australiers claimden het schot gelost te hebben. Na de oorlog gaven de Japanners het antwoord: ..... het was het 4" kanon van de Ondina! Zij zullen wel de beschikking hebben gehad over afstandsmeters en van seconde tot seconde hebben kunnen waarnemen, door superieure lenzenconstructies, wat zich afspeelde op de beide geallieerde schepen, zeker op deze geringe afstand van slechts enkele kilometers!
De Ondina was de eerste geladen tanker, nog geheel grijs en bewapend, die na de oorlog afmeerde in Pernis.

1948-07-09: De Ondina werd als eerste de "Koninklijke Vermelding bij Dagorder" toegekend, een onderscheiding die slechts een klein aantal Nederlandse schepen ten deel viel. Zonder de details te vermelden kunnen genoemd worden: de Aagtekerk (VNS), de Kampar (KPM), de Frans Hals (NiGoCo), de Polydorus (Mij. Oceaan) en de Mijdrecht (Van Ommeren).
1948-11-08: Het was Prins Bernhard die op 8 november 1948, toen de Ondina in Rotterdam voor de Parkkade lag, de bijbehorende bronzen plaquette onthulde aan de achterzijde van het stuurhuis waarmede eer werd betoond aan het moedige optreden van de gehele bemanning van de Ondina waarbij er helaas vijf het leven lieten.

Kapitein Willem Horsman werd na de oorlog posthum onderscheiden met de Militaire Willems Orde en de tweede stuurman Bakker kreeg de Militaire Willems Orde der 4de klasse. Eerste stuurman Rehwinkel ontving de Bronzen Leeuw, diverse andere opvarenden het Bronzen Kruis en twee ontvingen het Distinguished Service Cross (D.S.C.)
Deze actie dwong internationaal veel respect af, getuige het feit dat toen de Ondina na de oorlog eens door een Japanse binnenzee voer en Japanse loodsen, vaak oud-marineofficieren, aan boord had die eer betoonden aan het "famous ship"!

De gedenkplaat verhuisde na sloop van het schip naar het hoofdkantoor van Shell Tankers om later overgedragen te worden aan het Maritiem Museum in Rotterdam.

1955-12-23: Ter nagedachtenis aan Willem Horsman, kapitein van de Ondina tijdens het gevecht met twee Japanse hulpkruisers, werd op 23 december 1955 door de N.V. Petroleum Maatschappij "La Corona" de teakhouten motorstrandreddingboot Willem Horsman geschonken aan de KNZRM. Tot 1986 was deze boot gestationeerd op Schiermonnikoog en daarna te Egmond aan Zee totdat de boot uit dienst werd gesteld in 1992. Na diverse keren verkocht te zijn is de boot nu in beheer bij de Stichting Schiermonnikoog.

1959-02-20: Final Fate:
Gearriveerd te Hong Kong om gesloopt te worden door Hong Kong Salvage & Towage Ltd.

Afbeeldingen


Omschrijving: ONDINA
Collectie: Zijlma, Ron
Vervaardiger: Onbekend *
Onderwerp: Tewaterlating

Omschrijving: ONDINA
Collectie: -
Vervaardiger: Onbekend *
Onderwerp: Proefvaart

Omschrijving: ONDINA
Collectie: -
Vervaardiger: Onbekend *
Onderwerp: Proefvaart

Omschrijving: ONDINA
Collectie: -
Vervaardiger: Onbekend *
Onderwerp: Oorlogsschildering

Omschrijving: Ondina 1939
Collectie: Johannes, Leo M.
Vervaardiger: Skyfotos Ltd.
Onderwerp: Luchtfoto

Omschrijving: ONDINA
Collectie: -
Vervaardiger: Onbekend *
Onderwerp: Havenopname
Algemene informatie

Van Fremantle naar Abadan
Begin november 1942 lag de Ondina met een lading olieproducten uit Abadan (Perzische Golf) te lossen in Fremantle in zuidwest Australië. De tanker zou in ballast weer terug gaan naar Abadan. Om een en ander praktisch te houden, had men besloten dat de tanker op deze terugreis geëscorteerd zou worden door het in Australië nieuw gebouwde korvet Bengal, commandant was luitenant ter zee Iste klasse W.J. Wilson, dat naar Brits Indië moest om daar overgedragen te worden aan Royal Indian Navy. Het was een korvet van de Bathurst-klasse waarvan er tientallen werden gebouwd in Australië. Probleem hierbij was dat de bunkercapaciteit van de Bengal volstrekt onvoldoende was voor deze lange oversteek. De Ondina bunkerde daarom 150 ton extra stookolie voor de Bengal. Verder nam de Ondina nog een bescheiden lading van 240 ton graan mee, bestemd voor Abadan. De gekozen route was bijna pal noordwest, via Diego Garcia middenin de Indische Oceaan, naar de Perzische Golf. De Bengal zou, na gebunkerd te hebben uit de tanker, bij Diego Garcia de Ondina verlaten en op een noordoostelijke koers gaan, richting Colombo op Ceylon (tegenwoordig Sri Lanka).
De oversteek
Op 5 november vertrokken beide schepen uit Fremantle. De Ondina, onder bevel van kapitein Willem Horsman, was bemand met Nederlandse officieren, verder met Chinezen en Britse en Australische kanonniers bij het 4" (102 mm) kanon achterop. De reis, men liep ongeveer 10 knopen, koers WNW, verliep voorspoedig tot 11 november, 11.25 uur 's morgens toen de uitkijk op de Ondina twee schepen, op afstand van elkaar varend, ontdekte aan de west-zuidwestelijke horizon op ongeveer 12.000 m. De eigen positie was 19º38' Z / 93º05' O. Onmiddellijk werd dit doorgeseind aan de Bengal. Beide schepen draaiden ca. 90º af naar stuurboord, weg van het onbekende. De koers werd ongeveer noord-noordoost, maar desondanks kwamen de onbekende schepen snel naderbij. Om 11.50 uur werd er een herkenningssein gegeven en even later draaide de iets snellere Bengal (15 kn.) de steven richting de hen belagende schepen en seinde aan de Ondina zich uit de voeten te maken. Er werd een rendez-vouz (ontmoetingspositie) afgesproken voor over 24 uur. Om 12.05 uur werd duidelijk wat men aan beide naderende schepen had want het voorste schip reageerde op het herkenningssein door direct het vuur te openen en weldra sloegen de eerste granaten in rond de Bengal. Het korvet verstuurde om 11.58 uur het bericht dat de tanker en zij zelf werden aangevallen door twee Japanse hulpkruisers.
Op de Ondina had men de schepen inmiddels herkend en men zag zich geconfronteerd met twee Japanse hulpkruisers (zwaar bewapende koopvaardijschepen) de Aikoku Maru en de Hokoku Maru, waarvan de eerste zich nog op flinke afstand bevond.
Hun hoofdbewapening bestond uit elk acht kanons van respectievelijk 5,5" (140 mm) en 6" (152 mm) en of het al niet genoeg was, hadden beide Japanners ook elk nog vier torpedolanceerbuizen (2 x 2) aan boord. Vluchten met 11 knopen was geen optie want beide Japanners liepen ruim 21 knopen. Vechten en er het beste van hopen, dat was de enige optie die restte! Daarom besloot men op de Ondina de kleine Bengal, met slechts een 3" kanon aan boord, te assisteren met het 4" kanon. Er waren bij de Ondina slechts 48 granaten van 4" aan boord. Op de Ondina was de 2de stuurman Bakker stukscommandant bij het 4" kanon dat was bemand met Engelsen, Nederlanders en een Australiër. Matroos Visser was richter. Men was zich zeer bewust van de zeer beperkte munitievoorraad, dus er moest achterop met beleid worden gewerkt.
Kapitein Horsman veranderde steeds iets van koers om het richten voor de Japanners te bemoeilijken maar bleef overwegend naar het noord-noordoosten koersen en hield zodoende de Japanse schepen achter zich (zijn kanon stond immers achterop). Horsman werd toestemming gevraagd het vuur te openen en deze toestemming volgde prompt.
Op de brug bevond zich naast Horsman de eerste stuurman Rehwinkel en de Chinese roerganger Ah Kong.
Het gevecht
De dichtstbij zijnde Hokoku Maru, commandant Imazato Hiroshi, was inmiddels, vurend, tot 8.000 m genaderd. Een vuurleidingscentrale had de Ondina niet waardoor het vuur steeds op basis van de inslagen gecorrigeerd diende te worden. Ook was er maar een beperkte elevatie (ca. 15º) van het kanon mogelijk, dat dus in feite alleen bestemd was om, op relatief korte afstanden, onderzeeërs onder vuur te nemen. Inmiddels sneuvelde de top van de achtermast waarmee tevens alle antennes naar beneden kwamen. Om 12.10 ging het eerste salvo van de Ondina eruit dat over viel, het tweede viel te kort. Nu werd er kennelijk gemiddeld want het derde salvo ging bij één van de Japanse schepen het dekhuis in. Ze waren ingeschoten, dat gaf moed! Nu volgde waarschijnlijk snelvuur en er moeten de nodige treffers zijn geweest op de Hokoku Maru. Na misschien het zesde salvo, het moet omstreeks 12.20 uur zijn geweest, werd op het Japanse schip een felle flits gezien met een enorme explosie als gevolg. Of het kanon van de Ondina was ietsje over stuurboord gebakst of de Japanner was inmiddels naar bakboord gedraaid om uit het vuur van de tanker te geraken. In ieder geval had dit salvo op de  Japanner de verder naar achteren aan stuurboord  geplaatste, torpedobatterij getroffen! Beide buizen waren geladen en elke torpedo bevatte ca. 300 kg TNT (ter vergelijk: een 4" granaat bevatte ca. 2,5 kg springstof). De veroorzaakte explosie was zo alles verwoestend dat complete stukken achterschip van de Japanner werden weg geslingerd en in zee terecht kwamen. Ook werden er delen van vliegtuigen de lucht in geblazen en er brak brand uit (vliegtuigbenzine?). Snel kreeg het zieltogende schip slagzij over stuurboord waarna, waarschijnlijk door verschuivende munitie, nog meer explosies volgden die weer nieuwe branden veroorzaakten. Ook gingen er munitiebergplaatsen de lucht in met nog meer schade aan de romp maar af en toe vuurde de Hokoku Maru nog. De Ondina vuurde door.
Even was er sprake van uitbundige vreugde op de tanker maar om 12.12 uur had zich inmiddels ook de Aikoku Maru, commandant Oishi Tamotsu, in de strijd gemengd en nam beide doelen onder vuur met zijn 14 cm batterij. Evenals bij de Hokoku Maru kon ook dit schip maar een "broad side" afgeven met 5 kanons omdat de resterende drie kanons aan de andere kant van het schip stonden.
Matroos R. Henry, een achterzeiler van de Bengal, was op de Ondina naar de centre castle (1ste dekhuislaag op hoofddek, midscheeps) gegaan om de Chinese bemanningsleden, die daar een goed heenkomen hadden gezocht, rustig te houden. Matroos Ah Kong bleef echter op de brug aan het roer en volgde de bevelen op van Horsman ondanks dat hen de granaatscherven om de oren vlogen en splinters uit het stuurwiel sloegen. Er vielen weer diverse treffers op de Ondina waardoor aan stuurboord een sloep werd vernield en na treffers voorin brak daar brand uit.
Vanaf een uur of 12 stuurde de Bengal al vurend aan op de Japanners tot op ruim 3.000 m van de Hokoku Maru en meende een treffer te hebben geplaatst die een enorme explosie tot gevolg had. Dit bleek echter de treffer van de Ondina te zijn geweest. De Aikoku Maru vuurde nu eveneens op de kleine Bengal, die in het voorschip werd getroffen door een van de 14 cm granaten. Om 12.40 uur draaide Bengal plotseling af, het 3" kanon vuurde niet meer want de munitie was op. De Bengal verliet het strijdtoneel want ze kon niets meer doen. Bij deze aftocht werd nog een rookscherm gelegd. Op de valreep kreeg het korvet nog een treffer te incasseren die achterop brand veroorzaakte maar de bemanning had deze snel onder controle. Om 13.08 stuurde de Bengal een gecodeerd bericht de ether in: "Japanse hulpkruiser en Nederlandse tanker gezonken". Om 13.20 uur werd de Ondina voor de laatste maal gezien. Even later werd gestopt met rook maken en ging men op een NW koers.
Het kanon achterop de Ondina vuurde echter nog steeds. Waarschijnlijk, alhoewel nergens bevestigd, verlegde de Ondina het vuur na enige tijd, toen duidelijk was dat het met de Hokoku Maru echt gedaan was, naar de Aikoku Maru.
De Ondina alleen
De Ondina stond er nu alleen voor! De Aikoku Maru bleef aansturen op de, voor haar leven vechtende, tanker die bleef vuren. De Japanner zou de tanker nog zes maal hebben getroffen maar die inslagen hadden weinig schade tot gevolg. De Ondina had inmiddels nog maar acht granaten over. De afstand bedroeg nu nog slechts 3.500 m, beangstigend kort toen de Ondina om 12.45 uur de 48ste granaat verschoot. De tanker was nu een weerloze prooi! Er werd nog geprobeerd een nevelscherm te leggen om het de Japanners te bemoeilijken om te richten. Men zette nevelpatronen over boord maar deze werkten helaas niet.
Op dit moment, het was 12.50 uur, werd besloten de machine te stoppen en er werd een witte vlag gemaakt, van aan elkaar geknoopte witte lakens, en gehesen ten teken van overgave. De Aikoku Maru bleef echter, alle internationale regels ten spijt, doorvuren en naderde nu snel. Voor de Japanners was het nu vuren op point-blank afstand. Ze hoefden maar over de loop te kijken bij het richten en het was raak! Zo werden om 13.08 uur het stuurhuis en de kaartenkamer getroffen, juist op het moment dat Horsman daar was en alle geheime stukken in een speciaal verzwaarde tas had gedaan en deze net over de muur had gezet. Er kon niets meer voor hem worden gedaan. Hij werd nog door de eerste stuurman en de telegrafist in het stuurhuis gelegd. De bemanning was inmiddels druk doende in de drie overgebleven boten, waarvan één motorsloep, te gaan en tevens waren er twee vlotten over boord gezet. Bij de overgebleven stuurboord sloep was dit nog een probleem omdat deze zijde nog onder vuur lag. Na ingrijpen van 2de machinist Brevet kwam er schot in de zaak en lukte het de boot vol Chinezen te krijgen en te water te brengen. Het einde van het schip naderde!Ondertussen konden de Japanners op de Hokoku Maru de branden niet meer onder controle krijgen en het achterschip zonk steeds verder weg.
Een koopvaardijschip werd destijds zo ontworpen dat bij lek worden van één compartiment het schip wel blijft drijven. Passagiersschepen voldeden aan zwaardere eisen maar de locatie van de torpedobatterij, die explodeerde, bevond zich aan dek precies midden tussen waterdichte schotten in zodat aangenomen mag worden dat er naast de huid zeker twee schotten door de explosie werden open gescheurd en daardoor drie compartimenten lek werden. Zelfs de machinekamer liep vol, mogelijk via de schroegastunnels. Er was geen redden meer aan en commandant Hiroshi beval tegen 13.00 uur om het schip te verlaten. Na een laatste hevige explosie om 13.12 uur zakte de Japanse raider weg over de achtersteven en even later sloot de oceaan zich boven de Hokoku Maru.
Moordzucht!
De schipbreukelingen waren er vanuit de sloepen getuige van dat de Hokoku Maru op een gegeven moment rechtop stond en onder water verdween. Echter meteen werd de aandacht weer opgeëist door de Aikoku Maru die de gestopt liggende verlaten tanker tot op 400 meter naderde en er twee torpedo's op afschoot. Beide waren raak, op deze geringe afstand op een stil liggend doel niet zo'n kunst, en scheurden de ladingtanks 1 en 2 (de voorste twee tanks) open aan stuurboord. Deze tanks waren leeg en liepen nu gedeeltelijk vol zeewater waardoor de tanker 30º slagzij kreeg. Een lege tanker laten zinken is een bijna onmogelijke zaak. Je moet dan echt alles onder en boven de waterlijn kapot schieten want de lege tanks, indien goed gesloten aan dek, houden een flinke hoeveelheid lucht vast waarmee bergers ook werken om schepen weer vlot te krijgen. Kennelijk realiseerden de Japanners zich dit niet. Ze beschouwden de Ondina als verloren en voeren voorlangs om de gehavende tanker heen. Ze zochten de boten en vlotten met schipbreukelingen op en openden met mitrailleurs het vuur op hen die uiteraard weerloos waren tegen deze wrede moordzucht. De meesten sprongen over boord of gingen plat onderin de sloep liggen, als dat al kon. Hoofdmachinist  Niekerk werd zwaar gewond en overleed een uur later. Ook matroos Henry, die de Chinezen kalm had gehouden, werd zwaar gewond. Verder werden ook twee Chinezen zwaar gewond.
Na deze Japanse "heldendaad" zochten de Japanners de plek op waar haar zuster onder de golven was verdwenen. Er werden 278 drenkelingen opgepikt. Nu, het was inmiddels 15.00 uur, werd duidelijk dat 76 man van de Hokoku Maru het avontuur met deze mindere tegenstanders niet hadden overleefdNog waren de heren niet tevreden en de Aikoku Maru keerde nogmaals terug naar de Ondina en lanceerde nogmaals een torpedo, nu vanaf de bakboord zijde, die echter doel miste. Kennelijk waren er geen torpedo's meer over of men was ervan overtuigd dat de gehavende tanker toch wel zou zinken. Ze voeren vervolgens gewoon weg, zonder zich verder om de schipbreukelingen van de Ondina te bekommeren. Achteraf maar gelukkig ook want een Jappenkamp overleefde je evenmin.
Terug!
De Ondina dreef nog steeds met een slagzij van ruim 30º. De eerste officier Rehwinkel had de leiding nu op zich genomen en zorgde er eerst voor dat de inmiddels overleden hoofdmachinist Niekerk een zo waardig mogelijk zeemansgraf kreeg als mogelijk was onder die mensonterende omstandigheden. Dit gebeurde om 15.00 uur.
Zijn volgende zorg was: "Wat nu verder”? Ze bevonden zich bijna halverwege Fremantle en Diego Garcia. Enorme afstanden om in open boten af te leggen. Alle boten waren beschadigd en lek door de beschieting.
Rehwinkel stelde voor terug te gaan naar het schip om meer voorraden te halen maar vond slechts één medestander, matroos Visser. De Chinezen waren bang dat het schip alsnog zou zinken en weigerden. De tweede stuurman Bakker, die het bevel over de motorsloep had, was reeds onderweg naar de Ondina die hier en daar nog steeds in brand stond. Bij hem was ook de derde machinist Leys, de Australische kanonnier Hammond en de Britse kanonnier Ryan.
Zij klommen aan dek en machinist Bakker begaf zich met beide kanonniers naar de pompkamer (moet de achterste PK zijn geweest) om wat afsluiters open te draaien waardoor aan bakboord ook tanks begonnen vol te lopen zodat de slagzij en trim voorover werden gecompenseerd. De machinist Leys daalde af in de donkere machinekamer en inspecteerde de hoofd- en hulpmotoren, pompen en leidingsystemen en constateerde dat de boel wel weer aan de praat te krijgen moest zijn.
Inmiddels werd de motorsloep eropuit gestuurd om de andere boten en vlotten met bemanningsleden op te halen. Alle schipbreukelingen waren rond 17.00 uur weer aan boord, behalve twee Chinezen waarvan men toen pas wist dat ook dezen het mitrailleren van de boten niet hadden overleefd. De sloepen werden langszij de tanker afgemeerd. Het schip lag inmiddels weer recht zodat de afsluiters dicht konden.
Waarschijnlijk werd beneden door de machinisten eerst een hulpkar gestart, zodat er weer stroom op het net kwam. Pompen konden toen weer draaien om binnengedrongen water uit de motorkamer te pompen en door druk op de brandblusleidingen kon men bij de brug en op het voorschip de branden gaan bestrijden. Op de vernielde brug werd het stoffelijk overschot van kapitein Horsman gevonden en deze werd naar zijn hut gebracht.
Inmiddels werd in de machinekamer alles in het werk gesteld om de hoofdmotor weer aan de praat te krijgen en dat gelukte! Het schip kon weer varen.
Aan dek werden nu de sloepen zo goed mogelijk opgehesen en gesjord om kapotslaan te voorkomen. Zo snel mogelijk moesten deze boten, voor zover mogelijk, worden gerepareerd en uitgerust voor mogelijk gebruik in de nabije toekomst!
Om 21.30 uur kon Rehwinkel langzaam vooruit geven en er werd koers gezet, terug, richting Fremantle. Eenmaal op weg werden steeds meer klappen gegeven en na verloop van tijd liep de gehavende tanker weer volle kracht. Volle snelheid zal het zeker niet zijn geweest met die enorme gaten, mogelijk met uitstekende stukken verwrongen staal buiten het schip, aan stuurboord na beide torpedotreffers.

 

Bronnen

Jaar: 2013
Bron: Diverse Bronnen
Omschrijving: Gegevens gevecht Ondina en onderscheidingen, op basis van artikel in Rotterdam Branch Magazine, januari 2013 uitgekomen, geschreven door D. Pilkes

Aantekeningen van de heer Busker, ex dir. Shell Tankers, ex stuurman Ondina (1958).
Geschiedenis van de Nederlandse Koopvaardij in de Tweede Wereldoorlog, K.W.L. Bezemer, 1987
Passenger Ships of Australia & New Zealand, Peter Plowman, Conway Maritime, Greenwich, 1981
Warships of World War II, H.T. Lenton en J.J. Colledge, Ian Allan, 1968.
Shell Tankers, Van Koninklijke Afkomst, door W. Wouters, Shell Tankers, 1983.
Koninklijke Shell, P. van Heck, 2005
http://www.go2war2.nl/print.asp?artikelid=2715
http://eeuwen.home.xs4all.nl/war_time_ondina.htm
http://www.ssmaritime.com/Ondina.htm