1952-07-00: |
Op 11.07.1952, tijdens de reis van Cardiff (Gbr) naar Rouen (Fra) beladen met een lading steenkool, tijdens het opvaren van de Seine deed zich een ontploffing voor in het ruim van het schip. Hierbij zijn drie opvarenden overboord geslagen en verdronken en een matroos liep brandwonden op.
28.11.1952 Uitspraak van de Raad van de Scheepvaart. Inzake de ontploffing aan boord van het m.s.”MYFEM” tijdens het opvaren van de Seine. Uit de verklaringen en bescheiden is de Raad het volgende gebleken. Het motorschip “MYFEM” is een Nederlandse schip, toebehorende aan de Transport-en Handelmaatschappij D. Lijnzaad N.V. te Rotterdam. Het schip, dat in 1952 te Zaltbommel is gebouwd, meet 472 bruto register ton en wordt voortbewogen door een 395 PK motor. Op 09.07.1952 laadde de “Myfem” te Cardiff 517 ton kolen, bestemd voor Rouen. De kolen bestonden uit kleine stukjes en leken op anthraciet. Het schip heeft twee luiken, maar geen schot hiertussen. Het ruim was niet geheel vol, de bovenkant van de lading lag ongeveer een halve meter onder het dek. Voor luik 1 bevinden zich twee luchtkokers en achter luik II eveneens twee. Op 9 Juli vertrok de “Myfem” en ontscheepte te 20.40 uur de loods op Barry Roads. De bemanning bestond, inclusief de kapitein, uit 12 personen, terwijl de echtgenote van de kapitein en hun vierjarige dochtertje als passagier meevoeren. De diepgang was voor 30 dm, achter 3dm. Gedurende de reis naar Rouen ondervond men meest lichte westelijke wind en deining. Het schip was beweeglijk. Daar het schip vrij laag is en spoedig buiswater overneemt, worden op zee als regel de luchtkokers afgenomen en de potten afgedicht. Dat werd ook deze reis gedaan, maar van tijd tot tijd werden de zeildoekse kappen afgenomen om te ventileren. Men heeft niet van gaslucht gemerkt. Om 11 juli, te 13.00 uur, werd op de rede van Le Havre een loods overgenomen en onder diens aanwijzing voer men de Seine op. Het was goed weer, de zon kwam door, maar het was niet warm. Tijdens het opstomen gaf de kapitein de stuurman order het schip losklaar te maken. De luiken waren gesloten en afgedekt met dubbele presennings, de luchtkokerpotten waren gedicht. De matroos B, die te 15.00 uur van de stuurman de order kreeg het schip losklaar te maken, ging naar het voorschip en vroeg de bootsman, die bezig was onder de bak, om de electrische stroom over te schakelen van de ankerlier naar de voordeklier. Nadat dit was gebeurd, zette B. deze lier te werk om de reep van de trommel te halen. Hij hoorde in de schakelkast enige tikken en onmiddellijk daarop volgde een explosie in luik 1, waardoor sluitbalken, presennings en luiken in de lucht vlogen. Een aan de voorkant uit het luik slaande steekvlam trof B, die daarop de vlucht nam. De kapitein was even tevoren naar het kantoor gegaan om de papieren voor de loods te tekenen en hoorde daar een ontploffing. Hij liep terstond naar het achterdek, maar was nog niet buiten, toen een tweede explosie plaats vond. Aan dek gekomen, zag hij, dat verschillende luiken van luik II weg waren geslagen, de presennings vernield waren en de laadboom uit de mik geslagen was. De presennings op de achterste sectie brandden. De kapitein ging naar de brug, stopte de motor en gaf order een brandslang op te tuigen en de brand te blussen. Het schip werd in de vloedstroom gedraaid. Toen viel het de kapitein op, mede door het roepen van zijn vrouw, dat zijn dochtertje en de 1ste-en de 3e-machinist, die op luik II hadden gezeten, verdwenen waren. De kapitein bracht zijn schip ten anker en liet de werkboot strijken om de drenkelingen te zoeken. Bovendien werd radio-telefonisch om hulp gevraagd. De brand was weldra geblust. De werkboot vond niets van de vermiste personen. De ramp had plaats gevonden te 15.15 uur. Te 16.30 uur kwamen twee sleepboten van de olie-installatie te Port Jerome en begonnen de rivier af te zoeken. Zij pikten verschillende luiken op, maar geen der vermisten. Te 17.00 uur ging de “Myfem” ankerop en vervolgde de reis. De volgende dag kwamen te Rouen verschillende experts aan boord, maar deze konden de oorzaak van de explosie niet vaststellen. Na het lossen van de lading vertrok de “Myfem” 13 juli te 13.00 uur van Rouen naar Rotterdam. Tijdens het afvaren van de Seine heeft de “Myfem”op verzoek van de wal twee keer geankerd en werden de gevonden lijken van de 1ste-en de 3de machinist geindentificeerd. Het dochtertje van de kapitein is niet gevonden. B. werd aan boord voorlopig geholpen en is toen opgenomen in een hospitaal, waaruit hij twee weken later genezen is ontslagen. Ter zitting verklaarde de kapitein,dat de kolen vers en juist van de mijn kwamen. In het Kanaal varende, heeft getuige gedurende ongeveer zes uur de kappen van de 4 potten der luchtkokers genomen; het was niet mogelijk, wegens overkomend water, op zee een luik te openen. Er zijn in totaal twee ontploffingen geweest; de eerste vond plaats, toen getuige zich in het kantoor bevond, en de tweede, toen hij zich naar dek haastte om te kijken wat er gebeurd was. Getuige kwam weldra tot de conclusie, dat er kolengas in het ruim geweest moet zijn en dat een vonk, ontstaan bij het aanzetten van de lier van luik I, dit gas moet hebben ontstoken. De kabels lopen in het ruim niet door kokers, maar worden beschermd door een plaat. Bij doorvoering naar de schakelkast van de lier lopen ze wel door een pijp, maar deze doorvoering is niet gasdicht. Er kon dus gas uit het ruim in de schakelkast komen. Bij het aanzetten hoort men altijd getik; het is getuige niet bekend of reeds in de schakelkast een ontploffing heeft plaats gehad. De eerste ontploffing vond plaats in luik I, de tweede in luik II. De lier is na de ontploffing door B. afgezet. Het oordeel van de Raad luidt als volgt:
De ontploffing, welke op 11 juli 1952 heeft plaats gevonden in het ruim van het motorschip “Myfem” is veroorzaakt doordat in het ruim aanwezige kolengas is ontstoken door een vonk, welke in de schakelkast van de lier van luik I ontstond, toen deze lier werd aangezet. Het is bekend dat vooral verse kolen gas ontwikkelen en dat, om dit gas af te voeren, een goede oppervlakteventilatie in het ruim moet worden opgewekt. Hoewel de reis van de “Myfem” slechts ongeveer twee dagen zou duren, had ernstige aandacht moeten worden besteed aan de ventilatie van het ruim. Op de “Myfem” lagen de luiken dicht en behoudens enige uren zijn ook de potten der luchtkokers afgedekt gebleven. Nu het schip goed weer trof en slechts enige buiswater aan dek kreeg, was het beter geweest het binnendringen van een weinig water te riskeren dan het ruim gasdicht gesloten te houden. Indien het beslist onmogelijk is te ventileren,dan moet bij de eerste gelegenheid daartoe het luik worden opengelegd. Dit was op de “Myfem”reeds mogelijk geweest zodra het schip op de rede van Le Havre was aangekomen. Het in het ruim ontstane kolengas is doorgedrongen tot in de schakelkast van de lier van luik I. Het gasmengsel, dat daarin aanwezig was op het moment van het aanzetten van deze lier, had blijkbaar de juiste samenstelling om door de bij het aanzetten getrokken vonk tot ontsteking te worden gebracht. De hierdoor ontstane vlam veroorzaakte achtereenvolgens de ontploffingen in luik I en II. Hoewel het niet wordt vereist, dat alle electrische kabels gasdicht door de ruimen worden gevoerd, wil de Raad de rederijen toch wijzen op de wenselijkheid om na te gaan of ruimten, waar vonken kunnen optreden, gasdicht van de ruimen kunnen worden geisoleerd. Natuurlijk is de ventilatie der ruimen primair en het is gewenst, dat zelfs bij slecht weer nog enige ventilatie-openingen dienst kunnen blijven doen. De Raad is van mening, dat de overvloeipijp van de dagtank geen rol heeft gespeeld bij de ontploffing, doch de slordige verbinding van deze pijp op het machinekamerschot moet ten strengste worden afgekeurd. De Raad betreurt, dat deze ramp drie mensenlevens heeft gekost en spreekt zijn medeleven uit jegens de nabestaanden voor het door hen geleden verlies.
|