1935-09-23: |
Het Vaderland 23-09-1935: Schipbreuk op de Noordzee. Een motorboot omgeslagen. De bemanning door een Russisch schip gered. Blijkens ontvangen telegrafische berichten van het Russische stoomschip "Lensovet" is Zondag op de Noordzee op 51' 19" NB. en 2' OL tijdens een hevigen storm het Hollandsche motorschip „MINNA" gekapseisd en vergaan. De bemanning van zeven koppen, onder commando van kapitein de Ruyter, ls door het Russische stoomschip gered. Het motorsohlp „Minna", dat kort geleden voor rekening van de Scheepvaart- en Handel Maatschappij, directeur de heer S. Simons jr. bij de Rotterdamsche Droogdok Maatschappij was gebouwd, is een kustvaarder van het Groningsohe type en meet 500 ton. Voor do voortstuwing is een 300 pk. Benz ruwollemotor ingebouwd. Het schip, dat comfortabele verblijven voor de bemanning heeft en geheel electrisch uitgerust is, maakte reizen naar Engeland, waarheen het een lading oud ijzer vervoerde, om dan met steenkolen naar het punt van uitgang terug te keeren. Ditmaal, de vijfde tocht was de "Minna" Vrijdagmiddag omstreeks 12 uur uit Brighton Ferry nabij Swansea in Wales vertrokken met een lading Wales anthraciet bestemd voor de Rott. Kolen Centrale te Rotterdam. Op zijn tocht naar Rotterdam ontmoette kapitein de Ruyter hevige stormen. De geredden te Rotterdam. Om drie uur vannacht kwam het Russische schip met de bemanning van de Minna in de Maashaven te Rotterdam aan. De zeven geredden werden door de boot van de Rivierpolitie van boord gehaald, waarna zij in de gelegenheid werden gesteld op het bureau van de Rivierpolitie den dag af te wachten. Wij hebben op dit bureau met den kapitein een onderhoud gehad, waarin hij op een eenvoudige wijze het relaas van het avontuur, dat tenslotte nog zoo goed verliep deed. Kapitein G. de Ruyter vertelde, dat de Minna Vrijdagmiddag de haven van Brighton Ferry verliet met 471 ton anthraciet bestemd voor Rotterdam. De reis verliep heel normaal, Zondagmorgen echter kwam er een sterke W.Z bries opzetten. Om half een werd het vuurschip Sandettie gepasseerd. Alles aan boord was toen nog goed. De wacht werd overgegeven en Ineens om vijf minuten over een bemerkte men, dat het schip slagzij ging maken, over bakboord. De W.Z.-bries was intusschen nog steeds in kracht toegenomen. De oorzaak van het slagzij maken is geweest, dat de lading kolen in de ruimen Is gaan werken. De kapitein gaf last de machine te stoppen. In de hoop. dat het schip zich weer zou oprichten, maar dit gebeurde niet. Een hooge zee kwam over bakboord over het schip, waardoor de slagzij nog vermeerderde. De toestand was van dien aard. dat men aanvankelijk geen kans zag om de reddlngboot te strijken. Het schip moest eerst over bakboord omgedraaid worden, waardoor men den lagen kant aan lij kreeg en toen kon men de boot neerlaten. In de roeiboot. In wel zeer korten tijd speelde alles zich af. Tlen minuten nadat voor het eerst de slagzij was geconstateerd, was de bemanning in de kleine roeiboot overgegaan. En nauwelijks was men tien minuten in deze boot of de Minna zonk weg. Het schip, was nadat het door de bemanning was verlaten, steeds meer gaan overhellen, de masten raakten het water, even kwam het daarna voor drie minuten met de kiel bovendrijven om daarna te zinken. Het Russische schip, dat van Odessa op weg was naar Rotterdam, had reeds gemerkt dat er iets met de Minna aan de hand was. Kapteln de Ruyter had een noodsein laten hljschen en daarom koerste de Rus naar het Hollandsche scheepje. Spoedig waren de zeven opvarenden van de Minna aan boord van het Russische schip overgenomen. Hoewel de zee allesbehalve kalm was ging dit toch vrij gemakkelijk. Ook de roeiboot van de Minna werd aan boord van de Rus genomen. Persoonlijke eigendommen hebben de geredden niet meer kunnen meenemen. Ook de scheepspapieren heeft de kapitein niet meer kunnen redden. Daarvoor ontbrak in de spannende oogenbllkken de tijd. De geredden zijn kapitein G. de Ruyter wonende te Scheveningen. lste stuurman G. Pols wonende te Rotterdam, machinist F. Grol. wonende te Vlaardlngen. 2e machinist C. Dorsen wonende te Amsterdam, kok D. Verhagen wonende te Rotterdam en de matrozen N. den Heler van Schevenlngen en M. Plugge, eveneens van Schevenlngen. De bemanning verklaarde zich uiterst dankbaar voor de hartelijke wijze waarop men aan boord van het Russische schip was ontvangen. Bij het onderhoud met den kapitein waren ook de andere geredden aanwezig. Toen de heer de Ruyter zijn relaas geëindigd had. nam een van hen spontaan het woord, om met een enkel woord te verklaren, dat hij en zijn makkers den goeden afloop van het angstige avontuur dankten aan het kalme en zekere optreden van hun gezagvoerder. De kapitein deelde mee dat deze laatste reis van de Minna, de vijfde van het schip was, waarvan de laatste drie telkens met kolen van Engeland naar Rotterdam. Anthraciet is een moeilijke lading, zoo zei hij nog. daar deze koolsoort bij slingeren van het schip spoedig gaat werken, wat dan ook ln dit geval de oorzaak van het vergaan van de Minna is geweest
|