2002-00-00: |
Meer informatie van Ger Mulder:
Dit schip is in december 1929 gereedgekomen op de werf ‘De Koningspoort’ van de gebroeders Alle, Freek en Klaas Barkmeijer te Briltil in de gemeente Zuidhorn. Nadat de werf was gesloten zijn in de tachtiger jaren delen hiervan naar Rotterdam gebracht en in de Oude Haven weer opgebouwd. De eerste eigenaar was Cornelis Holscher uit Groningen, later Rotterdam (later te Hilligersberg). Op 24 december 1929 omschreef hij in het kadaster het schip alsvolgt: motorvrachtschip metende 481,24 kubieke meter bruto hebbende een dek, een ruim, verhoogd voordek waarionder volkslogies, verhoogd achterdek waaronder kajuit, stuurhut, een laadmast, voortbewogen door een 100/120 PK 2 cylinder Deutz dieselmotor, bestemd voor Zeeschip, liggende te Noordhorn (Barkmeijer Koning). De afmetingen van de ‘Mercurius’ waren 30,80 x 6,10 x 2,24 meter. Het schip mat 170 BRT, 134 Ton onderdek en 88 NRT. De Deutz-diesel was van het 2-takt type. Het schip kreeg als brandmerk 1268 Z GRON 1929; de roepletters waren PFYL.
Holscher financierde deze aankoop via een tweetal hypothecaire leningen. De eerste van de Veenkoloniale Bank in Sappemeer ad ƒ24.000; de tweede van Deutz Motorenfabriek en zes anderen t.b.v. ƒ22.200.
Per 2 januari 1939 werd Jan Schutte, scheepskapitein te Hilligersberg en halfbroer van Holscher, ten overstaan van notaris C.J. Vink uit Rotterdam de nieuwe eigenaar. Schutte betaalde (althans volgens de stukken) ƒ37.500 voor zijn schip, welk bedrag voor de volle 100% door Holscher werd gefinancierd. Mogelijk bedroeg de werkelijke aankoop iets meer.
Kapitein Jan Schutte kreeg begin juni 1940 van het Britse Ministry of Shipping opdracht om na lossing in Newcastle upon Tyne met zijn ‘Mercurius’ naar een andere Engelse haven op te stomen. In plaats van deze orders op te volgen voer het schip terug naar Nederland! Het zou het enige schip zijn dat deze ‘vluchtroute’ nam. Onderweg werd de ‘Mercurius’ nog gebombardeerd, waarna het Rode Kruis aan de familie in Nederland bericht zond dat schip en bemanning waren verongelukt. Maar zij waren met hun schip de dans ontsprongen en zaten reeds veilig ‘bij moeder’ thuis. Zij konden dit telegram zelf in ontvangst nemen.
Per 2 april 1941 verkocht Schutte de ‘Mercurius’ – weer via notaris Vink – aan C. Holscher voor 1/3 deel, koopman Pieter Louis Moorlag uit Arnhem voor 1/3 deel, de scheespbouwmeesters Otto Jan van der Werf uit Nijmegen en Hendrik van der Werf uit Deest elk voor 1/6 deel. De verkoop geschiedde voor ƒ47.000.
De heren hebben niet langer dan een jaar plezier gehad van hun ‘Mercurius’. Op 10 april 1942 werd het schip door de Duitsers gevorderd. De ‘Mercurius’ werd door de Duitsers in enkele ‘handzame’ stukken gezaagd en vervolgens per spoor naar de Zwarte Zee vervoerd. In Obuda (dat ligt vermoedelijk aan de Donau) werd het schip op de DDSG-werf weer in elkaar gezet, waarna het vanaf 1943 in die contreiën (tezamen met een aantal andere Nederlandse coasters) door de Duitsers werd ingezet. In 1944 moet de ‘Mercurius’ ten gevolge van een luchtbombardement aan haar eind zijn gekomen.
Bronnen:
Kadaster te Groningen, Moormans Jaarboek 1948, Lloyd’s Registers, L.L. von Münching, 1986, 'De Nederlandse Koopvaardijvloot in de Tweede Wereldoorlog', deel 2.
M. Lindenborn meent echter (brief 02.02.2002) dat het schip in Wilhelmshaven is verbouwd tot Nebelträger en in 1943 als D.24W in dienst gesteld. Het schip is daarna inderdaad naar de Zwarte Zee gegaan.
|