Inloggen
LAUWERS - ID 3628


In dienst
Onder Nederlandse Vlag tussen:1930-09-16 / 1931-01-08 | Reden uitgevlagd: Verongelukt of vermist (zie final fate)

Identification Data

Bouwjaar: 1893
Classification Register: British Corporation Register of Shipping and Aircraft (BC)
Categorie: Cargo vessel
Voorstuwing: Aux. Sailing Vessel
Type: General Cargo schip
Masten: One mast
Material Hull: Steel
Dekken: 1
Construction Data

Scheepsbouwer: Cook, Welton & Gemmell Ltd, Beverley, Great Britain
Launch Date: 1893-00-00
Delivery Date: 1893-00-00
Technical Data

Engine Manufacturer: Charles D. Holmes & Co. Ltd, Hull, Great Britain
Motor Type: Steam, Compound
 
Gross Tonnage: 190.00 Gross tonnage
Net Tonnage: 140.24 Net tonnage
 
Length 1: 30.20 Meters Length overall (Loa)
Beam: 6.23 Meters Breadth, moulded
Depth: 3.36 Meters Depth, moulded
Configuration Changes

Datum 00-00-1914
Type: Propulsion/engine changed
Omschrijving: De stoommachine werd in 1914 vervangen door een 2t 2 cil 90 Pk Paraffin-motor (Turkinia & Engineering Co. te Lowestoft.) Nu Brt 136 en Nrt 80.

Datum 18-09-1930
Type: Shiptype/category changed
Omschrijving: Het schip wordt tot droge lading schip verbouwd en liggende te Vlaardingen voorzien van brandmerk: 1376 Z GRON 1930. (Het schip wordt dan omschreven als: motorzeilschip met 1 dek, 1 mast, voor volkslogies, een laadruim, op het dek een kaartenhuis en een brug waarop een stuurhuis en achteronder een kajuit, een machinekamer waarin een 90 PK 2 cyl. Britsh Kromhoutmotor gebouw door Plentry & Sons, Newbury.

Ship History Data

Date/Name Ship 1930-09-16 LAUWERS
Manager: Jan Westers Fzn, Groningen, Groningen, Netherlands
Eigenaar: Jan Westers Fzn, Groningen, Groningen, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Groningen / Netherlands
Callsign: PJBV
Additional info: Aankoopbedrag £ 850,--

Ship Events Data

1893-00-00: In 1893 gebouwd als stoomtrawler MONTREAL voor Hull Steam Fishing & Ice Co. te Dock Hull, St. Andrews. In 1913 van G.J. Wheeler Ellen Avenue, Stockton on Tees. In 1914 van Cricton Thompson & Co. Ltd. te Londen. In 1915 van J. White te Londen. In 1918 J. Slaters Iceland Shipping Co. Ltd te Londen. In 1918, nog steeds als MONTREAL, voor D. Patrie Trafelgar Building Northumberland te London. In 1920 hernoemd LADY LOAN. In 1928 van R. Osray te London, (stierf in 1929 en het schip ging naar de erfgenamen) en in 1929 hernoemd STANGATE. In 1929 EDMEE van R.A. Gray te Hull.
1930-09-18: Op 18-09-1930 als LAUWERS, zijnde een motorzeilschip, metende 396.88 m3 bruto, liggende te Vlaardingen, door F. Meijer, scheepsmeter te Rotterdam, ten verzoeke van Jan Westers, schipper te Groningen, van haar brandmerk voorzien door het inbeitelen van 1376 Z GRON 1930 op het achterschip aan S.B. zijde in het dek, naast ingang salon.
1930-12-00: Vlak voor de kerstdagen van 1930 liet Jan Westers zich in Nykoping, Denemarken aflossen als kapitein v.d. LAUWERS om de feestdagen in Groningen door te brengen. Zijn aflosser had nog nooit gevaren als kapitein maar wel in het bezit van de nodige papieren. De LAUWERS vertrok ledig voor orders naar het Kieler Kanaal. Daar kreeg het schip orders om naar Stade te varen waar zout in zakken werd geladen voor Rotterdam.
1931-01-08: Final Fate:
De coaster ms. LAUWERS (1893) van J. Westers uit Groningen, op weg van Stade naar Rotterdam met een lading zout, vergaat tijdens zware weersomstandigheden weer ter hoogte van Vlieland. De bemanning weet zich met de boot te redden en komt bij Cocksdorp op Texel aan land. De teboekstelling in het Kadaster wordt op 26.03.1931 doorgehaald. (zie ook de uitvoerige beschrijving op pagina 48 van het boek 'De schepen van de familie Wester(s)' van G.J. Mulder)
Op 06-01-931 vertrokken uit Stade met een vier koppige bemanning (resp. 23, 20,18 en 17 jaar) naar zee. Op 07-01-1931 moest wegens het warmlopen van de keerkoppeling de motor worden stilgezet en de reis werd vervolgd met grootzeil en fok bij een zwakke Oostenwind. Na afkoeling v.d. keerkoppeling begon de kapitein en de ongediplomeerde bestman (stuurman) met de reparatie. Rond 20.00 uur hoorden en voelden ze 2 harde stoten onder het schip. Zij begaven zich aan dek, maar zagen niets bijzonders; ook was het schip niet in de buurt van een ondiepte. De matroos aan dek had totaal niets gemerkt, terwijl de kok alleen iets had gehoord. Na 20 minuten gingen ze weer naar de machinekamer en ondekten toen dat zeewater reeds boven de platen stond. Ze zagen geen kans om de motor te starten om de lenspomp in werking te stellen. Wel probeerde de kapitein nog 5 minuten met de handlenspomp het binnendringende water voor te blijven. Inmiddels bracht de bestman tezamen met de matroos en de kok de sloep in gereedheid, die daarna overboord werd gezet waarna de vier opvarende er plaats in namen. Men bleef door middel van de loglijn verbonden met het schip. Op 08-01-1931-08 tegen 02.00 uur zonk de LAUWERS, waarna in de loop van de ochtend de bemanning op het strand van Texel nabij de Cocksdorp het veilige land bereikte.

1931-04-14: Final Fate:
Verslag Raad voor de Scheepvaart: No. 31. St.-Ct. 14 April 1931, no. 71. Het zinken van het m.s. 'Lauwers' benoorden Vlieland. Het Ned. m.s.'Lauwers', gemeten 140.10 bruto-R.T., werd voor ongeveer vijf maanden voor 850 pond uit Engeland aangekocht. Oorspronkelijk was het een vrachtlogger, in het jaar 1893 te Hull van ijzer gebouwd; na aankoop is het schip te Vlaardingen, naar de voorschriften der Ned. Schepenwet in orde gebracht; een Eng. Twee cyl. Kromhoutmotor van 90 PK is in het schip geplaatst. Tegen einde Dec. 1930 lag de “Lauwers” te Nykjobing in Denemarken. Aangezien de kapitein-eigenaar, volgens zijn verklaring, gaarne met de kerstdagen te Groningen wilde zijn, werd een andere kapitein aangesteld, in het bezit van een diploma voor de kleine zeil-en stoomvaart, met de bedoeling voorloopig als zoodanig op het schip te blijven. Deze, die te voren alleen als stuurman had gevaren, kwam te Nykjobing aan boord en vertrok 29 Dec. 1930 met het ledige schip naar Holtenau voor orders. De motor heeft op de reis naar Holtenau, waar men 30 Dec. aankwam, ruim 20 uren achtereen goed gewerkt. Te Holtenau kwam een monteur aan boord om de oliepompen te regelen. Des nam. van dienzelfden dag vertrok de “Lauwers” naar Stade aan de Elbe, om daar een lading zout in zakken in te nemen met bestemming Rotterdam. Het uitwateringsmerk werd tot op 5 cm na aangeladen. In den morgen van 6 Jan. vertrok het schip naar zee. De bemanning bestond uit 4 personen, oud resp. 23, 20, 18 en 17 jaar. Gedurende de reis was het steeds goed weer en des middags te 1 uur van 7 Jan. werd het lichtschip “Terschellingerbank” N.W. gepeild op korten afstand aan stuurboord. Een uur daarna was men genoodzaakt den motor te stoppen wegens het warm loopen van de keerkoppeling, hetgeen op vroegere reizen ook wel eens was voorgekomen. Er was op dat oogenblik niemand in de motorkamer, doch men hoorde hat aan dek aan het piepen. De reis werd vervolgd in zuidwestelijken koers voor grootzeil en fok; er stond een zwakke koelte uit het oosten, doch er liep een hooge deining. Omstreeks 4 uur, nadat de motor was afgekoeld, gingen kapitein en stuurman in de motorkamer om de keerkoppeling na te zien en los te nemen. Omstreeks 8 uur 's avonds was men bijna met het werk klaar, toen door kapitein en stuurman, die beiden nog steeds in de motorkamer waren, eensklaps twee harde stooten onder het schip werden gehoord en gevoeld. Zij gingen aan dek, doch zagen niets bijzonders. Het schip bevond zich niet in ondiep water; het licht van Eierland was nog te zien in peiling O.t.Z. Na een uur besloten kapitein en stuurman weer naar de motorkamer te gaan om den motor verder gereed te maken en aan te zetten. Ter zitting verklaarde de kapitein, dat zij slechts 20 minuten aan dek waren geweest. Zoodra de stuurman daar kwam, riep hij, dat er water in het schip stond en toen de kapitein daarop beneden kwam, was het water met het slingeren van het schip reeds boven de plaat en zag hij geen kans den nog steeds stilstaanden motor voor de machinelenspomp gereed te maken. Ongeveer vijf minuten heeft de kapitein nog getracht het water met de handpomp te keeren, doch het water vermeerderde steeds. Inmiddels maakte de stuurman met de beide matrozen de boot in gereedheid. Ook in de kajuit werd water ontdekt, het laadruim bleef evenwel lens. De boot is overboord gezet en alle vier opvarenden gingen daarin. Door middel van de loglijn werd verbinding met het schip gehouden. Na een kwartier ging de kapitein weer aan boord, meenende, dat het schip zou blijven drijven. Met de Morse-lamp heeft hij nog vergeefs seinen aan voorbij varende schepen gegeven. Nadat de kapitein ten slotte weer in de boot was gekomen, zonk het vaartuig kort daarop, omstreeks 2 uur 's nachts. Vervolgens is met de boot koers gezet naar den wal en in den morgen van 8 Jan. werd behouden het strand van Texel nabij Cocksdorp bereikt. Aldus de toedracht volgens verklaring van den kapitein, welke lezing door den stuurman wordt bevestigd. De matroos en de kok hebben aan dek niets bijzonders bemerkt om zich ongerust over te maken. De matroos verklaart, dat hij omstreeks 8 uur den kapitein in de motorkamer heeft hooren schreeuwen. Van stooten heeft hij niets bemerkt en hij heeft geen water in de motorkamer gezien. De kok verklaart twee niet harde stooten gehoord te hebben; gevoeld heeft hij deze echter niet. Deze heeft wel water in de motorkamer gezien en zag, gedurende het gereedmaken van de boot, den kapitein aldaar bezig met lenzen. Blijkens mededeling van den eigenaar was het schip bij de Ond. Verz. Mij.”Oranje”, te Groningen, voor 21.500 gulden verzekerd. De rapporten omtrent het door de S.I. gehouden onderzoek en toezicht op het schip luiden gunstig. Het onderzoek in deze zaak heeft op den Raad een zeer onbevredigende indruk gemaakt. Het feit, dat van de twee personen, welke aan dek waren, de een in het geheel niets van stooten heeft bemerkt, terwijl de andere alleen stooten heeft gehoord, maakt het wel uiterst moeilijk om de mogelijkheid aan te nemen, dat het schip zoodanig heeft gestooten, dat daardoor een gat in den ijzeren bodem is ontstaan. De houding der getuigen was wel heel zonderling. De eene verklaarde, dat hij in de boot gaat, als hem dit gezegd word, zonder dat hij eenige belangstelling aan den dag legt voor het feit, waarom hij midden op zee het schip moet verlaten, een ander verklaart water in de kajuit te hebben gezien op een oogenblik, dat, gelijk hem werd voorgehouden, dit in verband met den stand van het water in de machinekamer niet mogelijk was. De kapitein en de bestman laten, nadat zij die stooten zouden hebben opgemerkt, de motorreparatie geheel in den steek en geruimen tijd daarna gaat de kapitein terug naar de motorkamer, waar intusschen het water op de plaat zou staan. Terwijl het schip ongeveer 7 mijl van den wal af was, komt het niet in de gedachte van den kapitein op om te trachten het schip op den wal te krijgen. De Raad kan tot geen andere conclusie komen dan het door den H.I. v.d.S. gestelde alternatief, n.l. of totale onbekwaamheid of vooropgezet plan om het schip tot zinken te brengen. Uitgesproken op 28 Febr.1931