1931-04-14: |
Final Fate: Verslag Raad voor de Scheepvaart: No. 31. St.-Ct. 14 April 1931, no. 71. Het zinken van het m.s. 'Lauwers' benoorden Vlieland. Het Ned. m.s.'Lauwers', gemeten 140.10 bruto-R.T., werd voor ongeveer vijf maanden voor 850 pond uit Engeland aangekocht. Oorspronkelijk was het een vrachtlogger, in het jaar 1893 te Hull van ijzer gebouwd; na aankoop is het schip te Vlaardingen, naar de voorschriften der Ned. Schepenwet in orde gebracht; een Eng. Twee cyl. Kromhoutmotor van 90 PK is in het schip geplaatst. Tegen einde Dec. 1930 lag de “Lauwers” te Nykjobing in Denemarken. Aangezien de kapitein-eigenaar, volgens zijn verklaring, gaarne met de kerstdagen te Groningen wilde zijn, werd een andere kapitein aangesteld, in het bezit van een diploma voor de kleine zeil-en stoomvaart, met de bedoeling voorloopig als zoodanig op het schip te blijven. Deze, die te voren alleen als stuurman had gevaren, kwam te Nykjobing aan boord en vertrok 29 Dec. 1930 met het ledige schip naar Holtenau voor orders. De motor heeft op de reis naar Holtenau, waar men 30 Dec. aankwam, ruim 20 uren achtereen goed gewerkt. Te Holtenau kwam een monteur aan boord om de oliepompen te regelen. Des nam. van dienzelfden dag vertrok de “Lauwers” naar Stade aan de Elbe, om daar een lading zout in zakken in te nemen met bestemming Rotterdam. Het uitwateringsmerk werd tot op 5 cm na aangeladen. In den morgen van 6 Jan. vertrok het schip naar zee. De bemanning bestond uit 4 personen, oud resp. 23, 20, 18 en 17 jaar. Gedurende de reis was het steeds goed weer en des middags te 1 uur van 7 Jan. werd het lichtschip “Terschellingerbank” N.W. gepeild op korten afstand aan stuurboord. Een uur daarna was men genoodzaakt den motor te stoppen wegens het warm loopen van de keerkoppeling, hetgeen op vroegere reizen ook wel eens was voorgekomen. Er was op dat oogenblik niemand in de motorkamer, doch men hoorde hat aan dek aan het piepen. De reis werd vervolgd in zuidwestelijken koers voor grootzeil en fok; er stond een zwakke koelte uit het oosten, doch er liep een hooge deining. Omstreeks 4 uur, nadat de motor was afgekoeld, gingen kapitein en stuurman in de motorkamer om de keerkoppeling na te zien en los te nemen. Omstreeks 8 uur 's avonds was men bijna met het werk klaar, toen door kapitein en stuurman, die beiden nog steeds in de motorkamer waren, eensklaps twee harde stooten onder het schip werden gehoord en gevoeld. Zij gingen aan dek, doch zagen niets bijzonders. Het schip bevond zich niet in ondiep water; het licht van Eierland was nog te zien in peiling O.t.Z. Na een uur besloten kapitein en stuurman weer naar de motorkamer te gaan om den motor verder gereed te maken en aan te zetten. Ter zitting verklaarde de kapitein, dat zij slechts 20 minuten aan dek waren geweest. Zoodra de stuurman daar kwam, riep hij, dat er water in het schip stond en toen de kapitein daarop beneden kwam, was het water met het slingeren van het schip reeds boven de plaat en zag hij geen kans den nog steeds stilstaanden motor voor de machinelenspomp gereed te maken. Ongeveer vijf minuten heeft de kapitein nog getracht het water met de handpomp te keeren, doch het water vermeerderde steeds. Inmiddels maakte de stuurman met de beide matrozen de boot in gereedheid. Ook in de kajuit werd water ontdekt, het laadruim bleef evenwel lens. De boot is overboord gezet en alle vier opvarenden gingen daarin. Door middel van de loglijn werd verbinding met het schip gehouden. Na een kwartier ging de kapitein weer aan boord, meenende, dat het schip zou blijven drijven. Met de Morse-lamp heeft hij nog vergeefs seinen aan voorbij varende schepen gegeven. Nadat de kapitein ten slotte weer in de boot was gekomen, zonk het vaartuig kort daarop, omstreeks 2 uur 's nachts. Vervolgens is met de boot koers gezet naar den wal en in den morgen van 8 Jan. werd behouden het strand van Texel nabij Cocksdorp bereikt. Aldus de toedracht volgens verklaring van den kapitein, welke lezing door den stuurman wordt bevestigd. De matroos en de kok hebben aan dek niets bijzonders bemerkt om zich ongerust over te maken. De matroos verklaart, dat hij omstreeks 8 uur den kapitein in de motorkamer heeft hooren schreeuwen. Van stooten heeft hij niets bemerkt en hij heeft geen water in de motorkamer gezien. De kok verklaart twee niet harde stooten gehoord te hebben; gevoeld heeft hij deze echter niet. Deze heeft wel water in de motorkamer gezien en zag, gedurende het gereedmaken van de boot, den kapitein aldaar bezig met lenzen. Blijkens mededeling van den eigenaar was het schip bij de Ond. Verz. Mij.”Oranje”, te Groningen, voor 21.500 gulden verzekerd. De rapporten omtrent het door de S.I. gehouden onderzoek en toezicht op het schip luiden gunstig. Het onderzoek in deze zaak heeft op den Raad een zeer onbevredigende indruk gemaakt. Het feit, dat van de twee personen, welke aan dek waren, de een in het geheel niets van stooten heeft bemerkt, terwijl de andere alleen stooten heeft gehoord, maakt het wel uiterst moeilijk om de mogelijkheid aan te nemen, dat het schip zoodanig heeft gestooten, dat daardoor een gat in den ijzeren bodem is ontstaan. De houding der getuigen was wel heel zonderling. De eene verklaarde, dat hij in de boot gaat, als hem dit gezegd word, zonder dat hij eenige belangstelling aan den dag legt voor het feit, waarom hij midden op zee het schip moet verlaten, een ander verklaart water in de kajuit te hebben gezien op een oogenblik, dat, gelijk hem werd voorgehouden, dit in verband met den stand van het water in de machinekamer niet mogelijk was. De kapitein en de bestman laten, nadat zij die stooten zouden hebben opgemerkt, de motorreparatie geheel in den steek en geruimen tijd daarna gaat de kapitein terug naar de motorkamer, waar intusschen het water op de plaat zou staan. Terwijl het schip ongeveer 7 mijl van den wal af was, komt het niet in de gedachte van den kapitein op om te trachten het schip op den wal te krijgen. De Raad kan tot geen andere conclusie komen dan het door den H.I. v.d.S. gestelde alternatief, n.l. of totale onbekwaamheid of vooropgezet plan om het schip tot zinken te brengen. Uitgesproken op 28 Febr.1931 |