Inloggen
ALPHA - ID 285


In dienst
Onder Nederlandse Vlag tussen:0000-00-00 / 0000-00-00

Identification Data

Bouwjaar: 1926
Classification Register: Germanischer Lloyd (GL)
IMO nummer: 5154947
Nat. Official Number: 11573 GRON 1926
Categorie: Cargo vessel
Voorstuwing: Motor Vessel
Type: General Cargo schip
Type Dek: Flush deck
Masten: One mast
Rig: 2 derricks
Material Hull: Steel
Dekken: 1
Construction Data

Scheepsbouwer: Scheepswerf Firma J. Smit & Zoon, Foxhol, Groningen, Netherlands
Werfnummer: 55
Launch Date: 1926-03-06
Delivery Date: 1926-06-21
Technical Data

Engine Manufacturer: N.V. Appingedammer Bronsmotorenfabriek, Appingedam, Groningen, Netherlands
Motor Type: Motor, Oil, 4-stroke single-acting
Number of Cylinders: 2
Power: 90
Power Unit: BHP (APK, RPK)
Eng. additional info: Brons Nr. 1490 Type C/D (280x350)
Speed in knots: 7
Number of screws: 1
 
Gross Tonnage: 133.01 Gross tonnage
Net Tonnage: 65.29 Net tonnage
Deadweight: 180.00 tonnes deadweight (1000 kg)
Grain: 10948 Cubic Feet
Bale: 10500 Cubic Feet
 
Length 1: 31.48 Meters Length overall (Loa)
Length 2: 30.29 Meters Length between perpendiculars (Lbp)
Beam: 5.35 Meters Breadth, moulded
Depth: 2.20 Meters Depth, moulded
Draught: 2.01 Meters Draught, maximum
Configuration Changes

Datum 00-03-1937
Type: Lengthened
Omschrijving: Verlengd bij de Noord-Nederlandsche Scheepswerven (Werf Noordster) Brt 149,682 - Nrt 77,38 - Dwat 210. Loa 36,54 Ll 35,35.

Datum 00-03-1957
Type: Conversion
Omschrijving: Na de berging in 03-1957 werd het achterschip opgeboeid. Nieuwe meting: 162,18 ton bruto / 77,08 ton netto.

Ship History Data

Date/Name Ship 1926-06-21 ALPHA
Manager: E. Wagenborg's Scheepvaart- & Expeditiebedrijf N.V., Delfzijl, Groningen, Netherlands
Eigenaar: Ommies Velvis, Groningen, Groningen, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Groningen / Netherlands
Callsign: NCTG
Additional info: 1934 call sign PCND

Date/Name Ship 1955-04-04 ALPHA
Manager: E. Wagenborg's Scheepvaart- & Expeditiebedrijf N.V., Delfzijl, Groningen, Netherlands
Eigenaar: Willem Doornbos, Appingedam, Groningen, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Appingedam / Netherlands
Callsign: PCND

Date/Name Ship 1956-10-30 ALPHA
Manager: E. Wagenborg's Scheepvaart- & Expeditiebedrijf N.V., Delfzijl, Groningen, Netherlands
Eigenaar: Zwierd Johannes Balk & Marten Boonstra, Groningen, Groningen, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Groningen / Netherlands
Callsign: PCND
Additional info: 5/7 en 2/7 deel.

Date/Name Ship 1958-04-16 HORIZON
Manager: E. Wagenborg's Scheepvaart- & Expeditiebedrijf N.V., Delfzijl, Groningen, Netherlands
Eigenaar: Zwierd Johannes Balk & Franciscus Dominicus Gottmer (schilder), Groningen, Groningen, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Groningen / Netherlands
Callsign: PCND
Additional info: 5/7 en 2/7 deel. (Naamswijziging waarschijnlijk in 05-1958)

Date/Name Ship 1971-09-28 HORIZON
Manager: E. Wagenborg's Scheepvaart- & Expeditiebedrijf N.V., Delfzijl, Groningen, Netherlands
Eigenaar: Thesina Minke Wasscher (wed. Zwierd Johannes Balk) & Willy Annette Balk, Groningen, Groningen, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Groningen / Netherlands
Callsign: PETZ
Additional info: 3/4 en 1/4 deel.

Ship Events Data

1926-03-09: Algemeen Handelsblad 09-03-1926: Van de werf van J. Smit en Zoon te Foxhol is te water gelaten een motorboot met afm. van 31.50x5.40x2.25 m., voor rekening van schipper O. Velvis, te Groningen. Het schip is gebouwd onder Classe Germ. Lloyd en Scheepvaartinpectie en wordt voorzien van een Appingedammer Bronsmotor van 78-84 P.K De kiel werd gelegd voor een motorboot van 250 ton, met afm. van 34x5.10x2.25 m, klasse Scheepvaartinspectie.
1926-06-01: Dagregister deel 25 nummer 264. Een Juni 1900 zes en twintig. Eigendomsverklaring. De ondergeteekende Ommies Velvis, schipper, gedomicilieerd te Groningen, verklaart bij deze de eenige eigenaar te zijn van het in de Nederlanden tehuis behoorende staalijzeren motorschip genaamd “Alpha”, hebbende een dek en een mast, groot volgens meetbrief nummer 2520 voor zeeschepen afgegeven door den scheepsmeter Gerrits te Groningen, den 30n Maart 1926 bruto 376.81 M3 of 133.01 tonnen van 2.83 M3 en netto 184.97 M3 of 65.29 tonnen van 2.83 M3, welk vaartuig in het jaar 1926 is volbouwd en te water gelaten van de werf der firma J. Smit en Zn. te Foxhol, nog nimmer aan enig hypotheekkantoor werd te boek gesteld en door ondergetekende zal worden bevaren. Groningen, den 1n Juni 1926. O. Velvis. In de kantlijn staat bijgeschreven: Blijkens verklaring van den scheepsmeter te Groningen d.d. 1 Juni 1926 no. 607 in nevensvermeld vaartuig gebrand met het merk 11573 GRON 1926. In de andere kantlijn staat geschreven: Opnieuw geboekt deel 1 no. 446.
1926-06-23: NvhN 23-06-1926: Delfzijl, 22 Juni. Gisteren vertrok van hier naar Höbrö, het op de werf van den heer J. Smit en Zn., te Foxhol, nieuw gebouwde motorschip "ALPHA", kapitein en eigenaar O. Velvis, te Groningen. Het is voorzien van van Bronsmotor van 70—80 p.k. en is groot 185 ton.
1927-08-03: Als ALPHA, zijnde een motorschip, groot 133.01 ton, liggende te Groningen, door J. Gerrits, beëdigd scheepsmeter te Groningen, ten verzoeke van Ommies Velvis, schipper te Groningen, van een nieuw brandmerk voorzien door het inbeitelen van 446 Z GRON 1927 op het achterschip op voorkant verhoogd achterdek bakboordzijde. (Opm.: Het brandmerk 11573 GRON 1926 is verwijderd.)
1939-04-05: De Telegraaf 05-04-1939: De “ALPHA” niet in gevaar. Stockholm. 5 April. -De Groningsche kustvaarder “Alpha”, welke gisteren niet ver van Uddevalla aan den grond raakte, zal, naar verwachting, vanmiddag gelost zijn. De positie van het schip levert geen gevaar op. Nadat het schip vlot gebracht zal zijn, zal het naar Hunnebostrand, benoorden Uddevalla, worden gebracht om de schade vast te stellen.
Zaans volksblad 05-04-1939: Groningse kustvaarder aan de grond gelopen. Stockholm. Het Nederlandse kustvaartuig “Alpha” 133 bruto, 65 netto ton, behorende aan Ommies Velvis uit Groningen is op de kust van Zweden, nabij Uddevalla, aan de grond gelopen. Het schip sloeg daarbij lek en maakte water en men slaagde er in het met pompen drijvende te houden. De lading is in lichters overgeladen en men zal trachten het schip op eigen kracht vlot te krijgen.
Utrechts volksblad 06-04-1939: Groningse kustvaarder weer vlot. Stockholm-Woensdag: Het Nederlandse kustvaartuig “Alpha”, dat Dinsdag bij Uddevalla aan de grond gelopen was, is vandaag op eigen kracht weer vlot gekomen. Men had de lading gedeeltelijk gelost. Het schip is naar Ulebergshamn bij Uddevalla gevaren, teneinde de schade te doen opnemen.
De Noord-Ooster 06-04-1939: Groningsche kustvaarder aan den grond geloopen. Het Nederlandsche kustvaartuig „Alpha", metende 133 bruto, 65 netto ton, behoorende aan de reederij „Ommies Velvis" uit Groningen, is op den westkust van Zweden, nabij Uddevalla aan den grond geraakt. Het schip sloeg daarbij lek en maakte water, doch men slaagde er in het met pompen drijvende te houden. De „Alpha" niet in gevaar. Nader wordt medegedeeld, dat de positie van den Groningschen kustvaarder „Alpha" welke Dinsdag niet ver van Uddevalla aan den grond raakte, geen gevaar oplevert. Nadat het schip vlot gebracht zal zijn, zal het naar Hunnebostrand, benoorden Uddevalla, worden gebracht om de schade vast te stellen.
1941-09-00: Was van september 1941 tot mei 1945 in gebruik als postschip voor de Duitse eilanden. Werd na de oorlog vrijwel onbeschadigd in Bremen teruggevonden. In juni 1945 terug in Delfzijl, juni 1946 weer in de vaart voor Velvis.
1954-08-14: NvhN 14-08-1954: Duizendste schip uitgeklaard. Aan de Uiterste Wacht te Delfzijl werd Vrijdag het 1000e schip in 1954 naar zee uitgeklaard en wel het m.s. Alpha (kapt. Velvis), met 185 ton zout van Hengelo naar Malmö. Het vorig werd het 1000 e schip 14 dagen later uitgeklaard en wel 27 Augustus.
1956-10-23: NvhN 23-10-1956: M.s. Alpha verkocht. Het te Delfzijl thuisbehorende motorschip Alpha van de heer W. Doornbos is verkocht aan de heren Z. Balk te Groningen en Boonstra te Delfzijl die het schip onder dezelfde naam in de vaart zullen brengen met als thuishaven Groningen. De Alpha werd in 1926 gebouwd bij de scheepswerf J. Smit & Zoon te Foxhol en behoort tot het type wadvaarder. In de machinekamer staat een 90 pk motor opgesteld.
1957-01-15: Collision
Op de Elbe vond een aanvaring plaats tussen de ALPHA en het Engelse schip BURUTU PALM. De ALPHA, onderweg van Hamburg naar Holbeck met een lading veevoeder, dreigde te zinken. De bemanning werd overgenomen door de sleepboot GREIF, die de ALPHA aan de grond zette. Gelicht en gerepareerd, en waarbij het achterschip werd opgeboeid. (Het kwam in 04-1957 weer in de vaart.)
NvhN 18-01-1957: De ALPHA beschadigd na aanvaring met Engels schip. De Alpha, een kleine kustvaarder van de heer Z. J. Balk te Groningen, is ernstig beschadigd na een aanvaring met een Engels schip op de Elbe. De uit drie koppen bestaande bemanning is niet gewond. Het ongeluk gebeurde dinsdag op de Elbe, toen de Alpha onderweg was naar Denemarken. Na de aanvaring met het Engelse schip Burulupalm, dreigde de Alpha te zinken, zodat de bemanning in de boot stapte en aan land ging. De kustvaarder bleef echter drijven op lucht in de voorpiek en een sleepboot sleepte het schip daarop naar een werf by Wieshafen, waar men zal proberen het schip te repareren. De schade is vrij belangrijk. De bemanning blijft voorlopig in Duitsland voor de gebruikelijke verhoren. De Alpha is een scheepje van 200 ton d.w. en werd in 1926 bij J. Smit en Zn. te Foxhol gebouwd.
NvhN 08-03-1957: Raad voor de Scheepvaart. De aanvaring van de ALPHA. De Raad voor de Scheepvaart te Amsterdam heeft geprobeerd na te gaan wie de schuld heeft gehad van de aanvaring op 15 januari tussen het grote Britse Libertyschip Burutu Palm en het kleine Groninger motorschip Alpha. De Alpha had Hamburg verlaten en voer 's avonds met een lading veevoeder de Elbe af. Uit de tegenovergestelde richting kwam de Britse boot. Kapitein Z. J. Balk uit Groningen vertelde gisteren aan de Raad, dat naar zijn mening de Brit, die uit een bocht kwam, niet voldoende stuurboord hield. Eerst had hij gemeend, dat het schip alsnog naar de eigen zijde van het vaarwater zou uitwijken, doch dit geschiedde niet en te laat ontdekte de kapitein het dreigende gevaar. „Ik zelf kon een aanvaring niet meer vermijden door naar stuurboord te zwenken", zei hij en daarom had hij een noodmanoeuvre naar bakboord gemaakt, in de hoop op die wijze nog links langs het naderbijkomende schip te kunnen varen. De Alpha werd echter bij het achterschip aan stuurboordzij de door het grote Libertyschip geramd en liep ernstige averij op. De schade wordt geraamd op ƒ 60.000. In Hamburg gaf de Duitse Raad voor de Scheepvaart, die ook de loods van het Britse schip hoorde, de Nederlandse kapitein de schuld. Vanmiddag wilde de inspecteur-generaal voor de scheepvaart, de heer J. Metz, de schuldvraag laten rusten, „aangezien zonder het horen van de tegenpartij niet is vast te stellen of op de navigatie van de Brit inderdaad iets valt aan te merken". Wel meende de heer Metz, dat kapitein Balk er beter aan zou hebben gedaan zelf tijdig ver naar stuurboord uit te wijken. „Een klein schip als de Alpha kan zo dicht onder de wal komen", zei hij, „dat een Libertyschip wegens de veel grotere diepgang eerder aan de grond zou lopen dan het kleine schip rammen". De Raad zal later schriftelijk uitspraak doen.
25-04-1957 Uitspraak Raad voor de Scheepvaart: Nr. 24 Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart intake de aanvaring van het motorschip „Alpha" met het Britse stoomschip „Burutu Palm" op de Elbe. Betrokkene: de kapitein Z. J. Balk. Op 15 januari 1957 is het motorschip „Alpha", dat op de reis van Hamburg naar Holback de Elbe afvoer, in aanvaring gekomen met het tegenkomende Britse stoomschip „Burutu Palm". In overeenstemming met het voorstel van de inspecteur-generaal voor de scheepvaart besliste een commissie uit de Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 29 der Schepenwet, dat de raad een onderzoek zou instellen naar de oorzaak van deze aanvaring en dat het onderzoek tevens zou lopen over de vraag of niet het ongeval mede te wijten is aan de schuld van de kapitein van de „Alpha", Z. J. Balk. Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 7 maart 1957, in tegenwoordigheid van de hoofdinspecteur voor de scheepvaart. De raad nam kennis van de stukken van het voorlopig onderzoek der Scheepvaartinspectie, waarbij een proces-verbaal van de verhoren van de kapitein en de bestman, en hoorde de kapitein, voornoemd, als betrokkene buiten ede. Als getuige werd gehoord de stuurman I. Boonstra. De voorzitter zette de betrokkene, aan wie voormelde beslissing was meegedeeld, doel en strekking van het onderzoek uiteen en gaf hem gelegenheid tot zijn verdediging aan te voeren hetgeen hij daartoe dienstig achtte, hem daarbij het laatste woord latende. Uit de verklaringen en bescheiden is de raad het volgende gebleken: Het motorschip „Alpha" is een Nederlands schip, toebehorende aan Z. J. Balk en M. Boonstra, te Groningen. Het meet 150 brutoregisterton en wordt voortbewogen door een 90 pk motor. Op 15 januari 1957, te 19 uur, vertrok de „Alpha", die beladen was met sojaschroot en katoenzaadkoeken, van Hamburg met bestemming Holback. De diepgang was vóór 17.5, achter 1,5 dm. De bemanning bestond, inclusief de kapitein, uit 4 personen. De kapitein vaart al sinds 1943 als zodanig en sinds 1 november 1956 op het motorschip „Alpha". Daar de kapitein de Elbe goed kent, besloot hij geen loods te nemen. Het was goed weer met goed zicht; er liep ebstroom. Het schip stuurde goed. De bestman stond aan het roer, de kapitein was voortdurend op de brug. Nadat Glückstadt was gepasseerd, werd op de lichtenlijn van Hollerwettern vooruit gestuurd; men hield deze om de oost open. De „Alpha" hield zoveel mogelijk s.b.-zij van het vaarwater; zij voer volle kracht en haar navigatielichten brandden helder. Men zag aan bakboord vooruit de lichten van een opvarende sleep en van een zeeschip. Deze sleep en tegenkomer waren boei H nog niet gepasseerd. Zij moesten deze boei ronden, daarbij de boei aan stuurboord houdend, en ongeveer 3 streken naar stuurboord van koers veranderen. De kapitein zag aan stuurboord vooruit een vaartuig, dat bij de monding van de Stor aan de grond zat. De sleep rondde boei H en passeerde enige tijd later de „Alpha" rood op rood. De tegenkomer, die later bleek het Britse stoomschip „Burutu Palm" te zijn, voer daarna ook voorbij boei H. De kapitein en de stuurman van de „Alpha" hebben verklaard, dat de „Burutu Palm" daarna niet naar stuurboord draaide. Men bleef haar groene zijlicht zien. Men heeft geen enkel geluidssein van de tegenkomer gehoord en de „Alpha" heeft ook geen geluidsseinen gegeven en ook geen vaart geminderd. De „Alpha" kon niet meer naar stuurboord uitwijken. Toen volgens de kapitein de afstand tussen de schepen was afgenomen tot 50 m en hij nog steeds het groene zijlicht van de „Burutu Palm" zag, liet de kapitein, om een aanvaring te voorkomen, hard b.b.-roer geven; daarbij werd niet een signaal van 2 korte stoten op de fluit gegeven. Volgens de bestman heeft de kapitein b.b.-roer laten geven, toen de dreigende aanvaring door de „Burutu Palm" niet meer voorkomen kon worden. Zodra de voorsteven van de „Burutu Palm" vrij was van de „Alpha", is door dit laatste schip hard s.b.-roer gegeven om het achterschip vrij te doen zwaaien van het andere schip, maar dit gelukte niet en de „Burutu Palm" voer met haar steven aan op s.b.-achterschip. De motor van de „Alpha" stopte uit zich zelf en de kapitein verklaarde, dat het achterschip direct begon weg te zinken, zodat hij vreesde, dat het schip geheel zou zinken. De kapitein liet de boot strijken en toen deze te water lag, namen alle vier opvarenden daarin plaats, maar bleven langszij van de „Alpha" liggen. Korte tijd later kwam de sleepboot „Greif" naderbij; deze nam de opvarenden van de „Alpha" aan boord en maakte daarna dit schip vast en begon het naar de wal te slepen. Toen daarna bleek, dat de „Alpha" niet verder zonk, heeft de „Greif" dit schip naar Witschhafen gesleept en daar aan de grond gezet. De kapitein heeft nog gezegd, dat hij heeft gezien, dat de „Burutu Palm" na de aanvaring heeft gestopt en dat dit schip pas de reis heeft vervolgd nadat het een andere sleepboot had gepraaid. Ter zitting verklaarde de kapitein geheel overeenkomstig het hiervóór vermelde. Hij voegde daaraan toe, dat het in de avond van 15 januari 1957 helder weer was met volle maan en met weinig wind. Ter hoogte van Glückstadt gekomen, was het vrijwel stil water. De elektrische navigatielichten brandden helder. De „Alpha" voer iets beoosten de lichtenlijn van Hollerwettern-Brokdorf. Zij hield zoveel mogelijk de s.b.-zij van het vaarwater en had een koers, die even vrijliep van een schip, dat vóór de Stor aan de grond zat. Reeds geruime tijd had men beneden boei H een opvarende sleep en de „Burutu Palm" gezien, die de Elbe opvoeren. Nadat de sleep de boei had gerond, passeerde zij rood op rood de „Alpha". Men zag, dat ook de „Burutu Palm" boei H voorbijvoer, maar merkte niet op, dat dit schip daarna naar stuurboord koers veranderde; men bleef haar groene zijlicht zien. De kapitein heeft in het laatst niet meer op de lichtenlijn gelet, maar gaf alle aandacht aan het naderende schip. Toen de afstand tussen de schepen was afgenomen tot circa 50 m, nam de kapitein aan, dat de „Burutu Palm" door een koersverandering naar stuurboord alleen de dreigende aanvaring niet meer kon vermijden, en besloot hij zelf maatregelen te nemen om een aanvaring te voorkomen. De kapitein achtte het niet mogelijk naar stuurboord uit te wijken, daar dan zeker de „Alpha" aan b.b.-zij zou zijn aangevaren; hij besloot daarom naar bakboord uit te wijken. De kapitein heeft geen vaart geminderd, daar hij steeds verwachtte, dat de „Burutu Palm" nog wel naar stuurboord zou draaien. Hij heeft geen geluidsseinen van het andere schip gehoord en ook zelf geen fluitseinen gegeven. De kapitein acht het waarschijnlijk, dat men op de .,Burutu Palm" de lichten van zijn schip niet gezien heeft, doordat deze zich voor het andere schip in de lichten van Glückstadt bevonden. Nadat de kapitein b.b.-roer had laten geven, bleek de „Burutu Palm" naar stuurboord te draaien. Ofschoon op het laatst nog hard s.b.-roer werd gegeven, slaagde men er niet in het achterschip vrij te doen draaien en de ste.ven van de „Burutu Palm" trof onder een hoek van omstreeks 30° s.b.-achterschip van de „Alpha" ongeveer 4 m vóór het hek. De vaart van het Engelse schip was niet meer dan 5 a 6 mijl; de „Alpha" liep ongeveer 7 mijl. Daar het aanvankelijk leek alsof de „Alpha" ter plaatse zou zinken, heeft de kapitein de boot, welke op het luik stond, te water laten brengen, waarna alle vier opvarenden daarin plaatsnamen. De sleepboot „Greif" kwam spoedig langszij en nam de inzittenden over en slaagde erin de „Alpha" naar Witschhafen te slepen. De verklaring van de stuurman was geheel gelijkluidend aan die van de kapitein. De hoofdinspecteur voor de scheepvaart voerde aan, dat op 15 januari 1957 's avonds de „Alpha" de Elbe afvoer en na het passeren van Glückstadt in aanvaring is gekomen met het tegenkomende Engelse stoomschip „Burutu Palm". Dit laatste schip voer onder aanwijzing van een loods; de „Alpha" had geen loods aan boord. Het was vrijwel stil water. De wederzijdse verklaringen lopen op belangrijke punten uiteen. Volgens de voor het Seeamt afgelegde verklaring van de loods van de „Burutu Palm" voer dit schip in de lichtenlijn en werd men daar verrast door de aanvaring met de „Alpha". De „Alpha" zegt, dat zij beoosten de lichtenlijn heeft gevaren en vooruit tot het laatst het groene zijlicht van de „Burutu Palm" zag. Andere getuigen hebben verklaard, dat de „Burutu Palm" aan haar goede kant van het vaarwater voer. Indien dit zo is, moet de „Alpha" naar de verkeerde kant van het vaarwater zijn verdaagd, maar dat staat niet vast. Op de „Burutu Palm" bevond zich een ervaren loods, die wist, dat bij boei H het schip koers moest veranderen naar stuurboord. Deze koersverandering kan weieens wat lang duren. Een klein schip, dat zulk een schip tegenkomt, zal ervoor moeten zorgen goed zijn s.b.-kant van het vaarwater te houden; het moet vermijden naar bakboord uit te wijken. Het staat niet geheel vast, dat de „Burutu Palm" aan haar goede kant voer. De kapitein van de „Alpha" zegt, dat hij alleen de dreigende aanvaring kon trachten te voorkomen door naar bakboord uit te wijken. Een klein schip kan altijd beter trachten nog meer naar stuurboord uit te wijken. Komt het grote schip te veel aan zijn b.b.-kant, dan zal het in het algemeen eerder aan de grond lopen dan dat het het kleine schip aanvaart. Het gebeurt vaak, dat het kleine schip slechts meent, dat de tegenkomer te laat uitwijkt. De hoofdinspecteur wijst erop, dat de raad slechts één partij heeft gehoord. De kapitein van de „Alpha" heeft te goeder trouw gemeend uit te moeten wijken zoals hij heeft gedaan; daarom wil de hoofdinspecteur niet ingaan op de schuldvraag in deze aanvaring. Ter lering wijst hij er nog op, dat, wanneer men voor een bocht het groene zijlicht ziet van een tegenkomer, die over stuurboord die bocht moet ronden, men zoveel mogelijk naar stuurboord uit moet wijken en nooit bakboorduit moet gaan. Het oordeel van de raad luidt als volgt: Het motorschip „Alpha" vertrok in de avond van 15 januari 1957 van Hamburg en voer onder aanwijzing van de kapitein de Elbe af. De „Alpha" is daar niet loodsplichtig en daar de kapitein vaak de Elbe heeft bevaren, wil de raad de beslissing van de kapitein om geen loods te nemen niet afkeuren. Het was zeer helder weer, met volle maan. Nadat de „Alpha" Glückstadt was gepasseerd, zag de kapitein aan bakboord vooruit een sleep en daarachter een groot schip, die bij boei H koers moesten veranderen naar stuurboord om in de lichtenlijn Hollerwettern-Brokdorf verder te varen. De sleep rondde de boei normaal en passeerde de „Alpha" rood op rood. Van de zijde van de „Alpha" is verklaard, dat het grote schip, de „Burutu Palm", na het passeren van de boei niet naar stuurboord draaide, zodat men op de „Alpha" steeds het groene zijlicht van dat schip bleef zien. De kapitein van de „Alpha" voer in dezelfde koers met onverminderde snelheid door, daar hij verwachtte, dat de „Burutu Palm" toch nog wel naar stuurboord zou draaien. Toen echter de afstand tot de schepen was afgenomen tot 50 m en nog steeds het groene licht van de „Burutu Palm" te zien was, besloot de kapitein van de „Alpha" naar bakboord uit te wijken; hij achtte het niet mogelijk toen nog naar stuurboord uit te wijken. Voor het Seeamt te Hamburg heeft de loods van de „Burutu Palm" verklaard, dat hij op de normale wijze de boei H heeft gerond, en ook de schipper van de sleep, die vóór hem voer, heeft verklaard, dat het Engelse schip in de lichtenlijn voer. Hiertegenover staat de verklaring van de kapitein van de sleepboot „Greif", die van mening is, dat de „Burutu Palm" de boei erg ruim heeft gerond. De kapitein van de „Alpha" heeft verklaard, dat hij aanvankelijk goed erop heeft gelet iets beoosten de lichtenlijn te varen, maar dat hij op het laatst alleen op de lichten van de „Burutu Palm" heeft gelet. De plaats van de aanvaring ten opzichte van de lichtenlijn is niet met zekerheid komen vast te staan. Het is mogelijk, dat de ,,Burutu Palm" de draai naar stuurboord wat ruim heeft genomen en dat men aan boord van dit schip door de lichten van Glückstadt en de volle maan vooruit de lichten van de "Alpha" niet goed heeft onderkend. Het is ook mogelijk, dat de „Alpha", door minder goed op de lichtenlijn te letten, te veel naar bakboord is verdaagd en in het vaarwater van de “Burutu Palm" is geraakt. De raad wil zich daarom niet uitspreken over de schuldvraag. Wel wil de raad erop wijzen, dat bij ontmoeting van schepen onder omstandigheden als hier bestonden het kleine schip zoveel mogelijk zijn s.b.-kant moet houden. Het kan daar hoogstens aan de grond geraken, maar in het algemeen zal het dieper liggende grote schip eerder vastlopen dan dat het in aanvaring komt met het kleine schip. Hoewel het weleens angstig kan schijnen, wanneer men, langer dan verwacht wordt, het groene zijlicht van het grote schip ziet, moet men toch wel vertrouwen in de zeemanschap van loods en kapitein op het grote schip en zijn s.b.-kant houden; indien gewenst, is het beter vaart te minderen. In ieder geval moet afgekeurd worden, dat het kleine schip naar bakboord uitwijkt. In noodgevallen mag een b.b.-manoeuvre nodig zijn. maar in het hier behandelde geval is van deze noodzakelijkheid niet overtuigend gebleken. De raad beslist, dat de schuld van de kapitein van de „Alpha" niet is bewezen en dat op kapitein Zwierd Johannes Balk, geboren 6 november 1918, wonende te Groningen, geen strafmaatregel wordt toegepast. Aldus gedaan door de heren mr. A. Dirkzwager, 1ste plv. voorzitter, H. A. Broere, J. Tissot van Patot en A. Kunst, leden, in tegenwoordigheid van 's raads secretaris, mr. A. Boosman, en uitgesproken door voornoemde voorzitter ter openbare zitting van de raad van 7 maart 1957. (Get.) A. Dirkzwager, A. Boosman.
1971-08-00: Final Fate:
Mede-eigenaar Zwierd Johannes Balk in augustus 1971 te Hamburg aan boord overleden. Schip opgelegd en in november 1971 gesloopt door Frans Rijsdijk te H.I. Ambacht. Sloop februari 1972 voltooid.

Afbeeldingen


Omschrijving: ALPHA in 1955.
Collectie: Scholten, B.W. (Ben)
Vervaardiger: Unknown

Omschrijving: De berging op de Elbe van de ALPHA na de aanvaring met het Engelse m.s. 'Burutu Palm' op 15 januari 1957.
Collectie: Martens, R.G. (Rob)
Vervaardiger: Unknown
Onderwerp: Schade

Omschrijving: ALPHA (na 1957 met opgeboeid achterschip)
Collectie: Scholten, B.W. (Ben)
Vervaardiger: Unknown

Omschrijving: ALPHA
Collectie: Schmaal, Gerrit J.
Vervaardiger: Unknown

Omschrijving: HORIZON
Collectie: Slagter, J. A. (Jacob)
Vervaardiger: Gernaat, B. Th. (Ben)

Omschrijving: HORIZON
Collectie: Johannes, Leo M.
Vervaardiger: Onbekend **

Omschrijving: HORIZON
Collectie: Slagter, J. A. (Jacob)
Vervaardiger: Mac Fie, D. (Donald)

Omschrijving: HORIZON
Collectie: Bolhuis, R.J. van (Riemer)
Vervaardiger: Bruinsma, J.
Algemene informatie

NvhN 180157
De ALPHA beschadigd  - Na aanvaring met Engels schip.
De ALPHA, een kleine kustvaarder van de heer Z.J. Balk te Groningen, is ernstig beschadigd na een aanvaring met een Engels schip op de Elbe. De uit drie koppen bestaande bemanning is niet gewond. Het ongeluk gebeurde dinsdag op de Elbe, toen de ALPHA onderweg was naar Denemarken. Na de aanvaring met het Engelse schip BURUTU PALM, dreigde de ALPHA te zinken, zodat de bemanning in de boot stapte en aan land ging. De kustvaarder bleef echter drijven op lucht in de voorpiek en een sleepboot sleepte het schip daarop naar een werf bij Wieshafen, waar men zal proberen het schip te repareren. De schade is vrij belangrijk. De bemanning blijft voorlopig in Duitsland voor de gebruikelijke verhoren.
De ALPHA is een scheepje van 200 ton dw. en werd in 1926 bij J. Smit en Zn. te Foxhol gebouwd.
(opm. BURUTU PALM – 1952 / 5410, Palm Line Ltd., Liverpool)

NvhN 080357
Raad voor de Scheepvaart. De aanvaring van de ALPHA.
De Raad voor de Scheepvaart te Amsterdam heeft geprobeerd na te gaan wie de schuld heeft gehad van de aanvaring op 15 januari tussen het grote Britse Libertyschip BURUTU PALM en het kleine Groninger motorschip ALPHA. De ALPHA had Hamburg verlaten en voer 's avonds met een lading veevoeder de Elbe af. Uit de tegenovergestelde richting kwam de Britse boot. Kapitein Z.J. Balk uit Groningen vertelde gisteren aan de Raad, dat naar zijn mening de Brit, die uit een bocht kwam, niet voldoende stuurboord hield. Eerst had hij gemeend, dat het schip alsnog naar de eigen zijde van het vaarwater zou uitwijken, doch dit geschiedde niet en te laat ontdekte de kapitein het dreigende gevaar. „Ik zelf kon een aanvaring niet meer vermijden door naar stuurboord te zwenken", zei hij en daarom had hij een noodmanoeuvre naar bakboord gemaakt, in de hoop op die wijze nog links langs het naderbij komende schip te kunnen varen. De ALPHA werd echter bij het achterschip aan stuurboordzij de door het grote Libertyschip geramd en liep ernstige averij op. De schade wordt geraamd op NLG 60.000.
In Hamburg gaf de Duitse Raad voor de Scheepvaart, die ook de loods van het Britse schip hoorde, de Nederlandse kapitein de schuld.
Vanmiddag wilde de inspecteur-generaal voor de scheepvaart, de heer J. Metz, de schuldvraag laten rusten, „aangezien zonder het horen van de tegenpartij niet is vast te stellen of op de navigatie van de Brit inderdaad iets valt aan te merken". Wel meende de heer Metz, dat kapitein Balk er beter aan zou hebben gedaan zelf tijdig ver naar stuurboord uit te wijken. „Een klein schip als de ALPHA kan zo dicht onder de wal komen", zei hij, „dat een Libertyschip wegens de veel grotere diepgang eerder aan de grond zou lopen dan het kleine schip rammen". De Raad zal later schriftelijk uitspraak doen.