1928-11-00: |
Final Fate: Tijdens dichte mist gestrand bij Allinge. (Bornholm). Verloren gegaan. Ze was onderweg van Rafsö naar Delfzijl met een lading hout. Geen slachtoffers. Het schip werd door de verzekering total loss verklaard.
In de eerste week van september 1928 lag de tweemast motorschoener “Gazelle” uit Delfzijl te laden in de Oosterhaven te Groningen. De ruim 250 ton rogge die vanuit de pakhuiszolder in het ruim verdween was bestemd voor Zweden. Na een voorspoedige reis werd ruim anderhalve maand later in het Zweedse Rafsö 90 standaard hout aan boord genomen. Op de luiken en in het gangboord was een deklast van ongeveer 1,50 meter hoog gezet. Vanaf het achterdek had de bemanning hierover een vrij uitzicht. Op 26 oktober koos de “Gazelle” zee. De schipper nam, met het oog op de tegenwind, de weg door de Kalmar Sund, waar enige tijd werd geankerd. Op 31 oktober ging het anker op en werd Kalmar aangedaan om olie te bunkeren. Op 1 november 1928 vertrek van Kalmar en koers gezet naar Utgrunden lichtschip. Om twintig voor tien s’morgens had men het dwars op 2 mijl aan bakboord. Motor en zeilen stonden bij. De koers werd verlegd naar WZW magnetisch om de Zweedse kust ruim vrij te varen. Er stond een zwakke oostelijke wind en het zicht was slecht. Voortdurend werden mistseinen gegeven. Van andere schepen vernam men niets. Rond het middaguur begonnen de problemen .De motor moest worden gestopt omdat het witmetaal (babbit)van het achterste krukaslager warm liep. Toen de motor wat afgekoeld was werden het carterdeksel losgemaakt en de lagerschalen gedemonteerd . Een poging om de schade zelf te verhelpen mislukte echter, zodat de reis op de zeilen vervolgd moest worden. Op schoenerzeil, bezaan, stagfok en kluiver werd Zuid in gestuurd. De schipper rekende met èèn streek drift. Het schip ging dus naar zijn mening Zuid ten Westen op. De juiste koers om zowel de Zweedse zuidkust, als het Deense eiland Bornholm vrij te zeilen. De wind begon aan te wakkeren uit O.N.O., terwijl er nog een oude deining uit het zuidwesten doorstond. De schipper nam nog een streek (11 graden) aan voordrift en ging nu naar zijn idee W.Z.W. op. De log gaf drie mijl aan. De hondewacht in de nacht van 1 op 2 november werd door hemzelf waargenomen. Bij het overgeven van de wacht aan de stuurman, om 4 uur s’morgens werd met het handlood gelood. Men kreeg geen grond. De schipper zocht zijn kooi op. Lang genoot hij niet van zijn rust. Rond zes uur stormde de stuurman naar beneden en wekte hem met de mededeling dat er vooruit lichten in zicht waren. In een oogwenk stonden schipper en de stuurman weer aan dek en inderdaad, behalve lichten was er ook duidelijk land te zien. Het zicht was nog steeds slecht. De schipper gaf direct hard stuurboord roer. De geladen schoener begon langzaam te loeven, maar tijdens het opdraaien stootte ’t schip en bleef zitten. In de loop van de ochtend werd de zes-koppige bemanning met een wippertoestel van boord gehaald. Het bleek dat het schip muurvast op de stenen nabij Allinge op Bornholm zat. De zeer geïnteresseerde eilanders zorgden voor het lossen van de 90 standaard hout. Het schip kon echter niet geborgen worden en werd later ter plekke gesloopt. Een droevig einde van de nog maar tien jaar oude schoener. In de week voor kertstmis diende de stranding van de “Gazelle” voor de Raad voor de Scheepvaartte Amsterdam. Het oordeel van de heren was gebaseerd op het boven beschreven verslag van de schipper en stuurman. De bewoordingen waarin de raad zijn conclusies neerschreef waren niet mals. De raad is met den hoofdinspecteur voor de scheepvaart van oordeel dat hier niet behoorlijk is genavigeerd en dat de stuurman nog bovendien de groote fout heeft begaan, bij onmiddellijk dreigende gevaar, eerst den schipper te roepen in plaats van eerst het gevaar te ontvlieden. Ook overigens is de gevolgde wijze van navigeren niet te verdedigen. De schipper ging om 4 uur naar beneden. Hij had sinds het passeren van Utgrunden lichtschip geen verkenning gehad en hij laat, bij ongunstige gelegenheid , terwijl hij tussen Bornholm en de Zweedse kust door moet, als het ware in den blinde verder varen. Hoewel hij kon weten, dat bij geringe vaart op de aanwijzingen van het log niet valt te bouwen, hoewel hij met een streek drift rekent-hetgeen toch ook veel gissing bevat-vaart hij bij dat slechte weer maar door, zonder zelf aan dek te blijven en zonder zelfs rekening te houden met stroom. Zo kon het gebeuren dat hij bij de stranding 20 mijl meer had afgelegd dan waarop hij gerekend had. Hij beweerde met een streek drift rekening te hebben gehouden ,ook toen hij de wind bijna recht achterin had. Het is echter zeer goed mogelijk ja, zeer waarschijnlijk dat het schip, met wind en zee tegen B.B. achterschip en het bazaanzeil bij , loefgierig is geweest, en juist bakboord is uitgegaan, zodat zijn koers niet westelijker, maar zuidelijker was dan hij meende te sturen. Zoo is dus door deze onoordeelkundige en, onverantwoordelijke navigatie onnoodig een goed schip ten gronde gegaan. Toen de schipper op 13 november, in overleg met den expert, van Bornholm vertrok, was de “Gazelle” nog niet afgebracht. De schipper verklaarde het mistsein op den noordpunt van Bornholm niet te hebben gehoord.
|