1948-09-30: |
Het Vrije Volk 30-09-1948: Ossen kostten een daalder meer maar nu verliep alles vlot. De Ierse ossen en koeien, die vanmiddag aan het Rotterdamse abattoir arriveerden, kostten wel een daalder meer, maar de droevige historie van de ranselende drijvers en de van uitputting in elkaar zakkende dieren heeft zich dan ook niet herhaald. En dat lijkt ons wel een daalder waard. Vanmorgen kwam de Hagno met ongeveer 340 stuks vee uit Ierland in de Merwehaven aan. De dieren waren in aanmerkelijk betere conditie dan het transport van Maandag j.l. en de tocht naar het Schiedamse slachthuis, dat aan de Vlaardingerdijk is gelegen, verliep zonder moeilijkheden. Daar werd het vee gewogen en kreeg het gelegenheid te drinken in een stal. De meeste dieren gingen daarna weer op weg naar het station in Schiedam, een afstand van ongeveer vier kilometer en ook op deze weg waren er geen uitvallers. Ongeveer 65 dieren waren bestemd voor Rotterdam en deze werden op het Schiedamse abattoir in veewagens van de firma's Bierman en Sleeuwenhoek geladen. De inspecteur van de Dierenbescherming, de heer P. van Helden, die bij het vervoer aanwezig was, had geen enkele reden om aanmerkingen te maken. Wel vertelde hij ons, dat de misère van enige dagen geleden volgens hem ook te wijten was aan de slechte verzorging, die de ossen toen op het s.s. Northdown gehad moeten hebben. Naar zijn mening heeft men aan boord van dit schip reeds de eerste fout gemaakt door het drenken te verwaarlozen.
Het Vrije volk 07-10-1948: In twee uur waren de 360 ossen van de HAGNO gelost. Het staat nu wel vast, dat een herhaling van een tragisch ossentransport zoals Rotterdam vorige week moest aanschouwen, niet mogelijk zal zijn. De dieren zullen, zoals we vorige week reeds schreven, niet meer over een zo grote afstand worden voortgedreven. Ook aan boord van de schepen, die het vee vervoeren, voldoet alles aan hoge eisen. Dat
hebben we vanmorgen, toen de Hagno van Hudig en Veder met een nieuwe lading van 360 stuks vee in de Merwehaven arriveerde, kunnen constateren. De Hagno heette eerst Habicht. Het was een Duits schip, dat in 1938 werd gebouwd. Het werd aan, Nederland toegewezen en sinds Juli van dit jaar vaart het onder de naam Hagno elke week heen en terug tussen Rotterdam en Dublin. In die tijd heeft men veel ervaring met het veevervoer opgedaan. Men ziet kans drie en een half honderd ossen in drie uur tijds te laden. Driehonderd wandelen over speciale loopplanken aan boord en dan weer naar beneden naar het diepste ruim en de tussendekken, waar er telkens vier in boxen worden gestald. Ongeveer zestig moeten met een box aan boord worden gehesen. Het lossen gaat nog vlugger. Om half negen begon men er mee en twee uur later ging de laatste kudde op weg naar het Schiedamse abattoir. Dat snelle lossen en laden is van grote betekenis, want wanneer het schip stil ligt kan men in de ruimen niet
zo gemakkelijk verse lucht toevoeren als tijdens de vaart. "Wanneer het schip voor de wind vaart is de luchtverversing ook wel eens moeilijk, maar door zeilen te spannen boven de luikhoofden ondervangen we dan dat bezwaar", vertelde kapitein Ensingh van de Hagno. Tijdens de twaalf reizen van de Hagno is slechts één dier, gestorven maar toch kwam men toen met een zelfde aantal binnen. Er werd die reis namelijk een stierkalf geboren.
Uit Ierland zal ons land dit Jaar in totaal 30.000 dieren betrekken. Toch is dit nog maar een klein deel van de totale Ierse uitvoer. België en Zwitserland zullen er samen 20.000 afnemen, terwijl er niet minder dan 500.000 per jaar naar Engeland, worden verscheept! De firma Hudig en Veder heeft het plan zich onder andere speciaal toe te leggen op het veevervoer. Tot midden Januari heeft men het nog druk met de vaart op Ierland - met Hagno en Northdown - en daarna kunnen deze schepen weer dienst doen voor de export van Hollands vee. (H.V.V., 7-10-1948).
|