1947-01-30: |
Bijvoegsel tot de Nederlandse Staatscourant van Woensdag 10 December 1947, no. 239. No.138. Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart in zake het aan de grond lopen van het motorschip „Glory" in de Wash-baai. Op 30 Januari 1947 is het motorschip „Glory", toen het op weg was van Antwerpen naar Boston (Engeland), in de Wash-baai aan de grond gelopen en op eigen kracht weer vlotgekomen. In overeenstemming met het voorstel van de inspecteur-generaal voor de scheepvaart besliste een commissie uit de Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 29 der Schepenwet, dat de Raad een onderzoek zou instellen naar de oorzaak van dit aan de grond lopen. Het-onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 3 October 1947, in tegenwoordigheid van de inspecteur voor de scheepvaart J - H. Th. Eerman. De Raad nam kennis van de stukken van het voorlopig onderzoek der Scheepvaartinspectie en hoorde als getuigen onder ede K. Veenma, kapitein, en A. Karssies, stuurman van de „Glory". Uit de verklaringen en bescheiden is de Raad het volgende gebleken: Dg „Glory" is een Nederlands motorschip van 323 brutoregisterton en behoort toe aan de kapitein, getuige Veenma. Het schip wordt voortbewogen door een 4-cylinder Bolnes-motor van 195 pk. Op 28 Januari 1947 vertrok de „Glory" met een volle lading Pnosphaat van Antwerpen naar Boston (Engeland). De diepgang was bij vertrek vóór 9'2", achter 9'5". De reis verliep aanvankelijk goed. Op 30 Januari werd te 3.55 uur de N. E. Docking-boei gepasseerd en koers gesteld op Boston Well-boei, een koers, die tevens recht op Roaring Middle-vuurschip aan liep. Te 4 uur nam de stuurman de wacht over, waarna de kapitein naar beneden ging. Bij het overgeven der wacht werd een groot-bestekkaart van de Wash-baai geraadpleegd, een kaart, waarop het karakter van vuren stond aangegeven. Over de Lynn Knock-boei, die elke seconde één schittering geeft, is niet gesproken, maar wel over de Boston Well-boei, die elke 10 seconden één schittering geeft, en over het vuurschip „Roaring Middle". De kapitein heeft order gegeven hem te roepen, indien Boston Well-boei of het vuurschip niet tijdig in zicht zou komen. De stuurman zou ook na het passeren van de Well-boei zo nodig koers moeten wijzigen tot recht op Roaring Middle" aan. Het was mooi stil weer met een beetje wazige kim. Te 5.50 uur passeerde de stuurman een boei aan stuurboord. Bij het vaststellen van het karakter maakte hij door te tellen op, dat deze boei eens per 8a 9 seconden één schittering gaf, zodat hij, hoewel hij twijfelde, tot de conclusie kwam, dat het de Well-boei moest zijn. Hij behield dezelfde koers, maar toen hij na ruim een kwartier Roaring Middle-vuurschip niet zag, werd zijn twijfel versterkt en zette hij de motor uit zijn werk en besloot te loden. Hij waarschuwde de kapitein niet, maar deze kwam direct op de brug toen hij hoorde, dat de schroef niet meer draaide. Toen de vaart merkbaar was afgenomen, wierp de stuurman het lood, maar hij had nog niet de diepte, die daarna bleek slechts 1 ½ vadem te zijn, afgelezen, of het schip liep te 6.35 uur aan de grond. De kapitein zette onmiddellijk de motor op volle kracht achteruit en na 20 minuten kwam het schip te 6.55 uur vlot, waarna het in diep water ten anker werd gebracht. Bij dag worden bleek het schip te liggen dicht bij de Boston Well-boei en werd het Roaring Middle-vuurschip gezien. Het schip moet zijn vastgelopen op de N.O.-hoek van Long Sand. Zowel de Well-boei als het lichtschip hebben niet gebrand. De boei, die de stuurman heeft gezien, moet de Lynn Knock-boei zijn geweest, en dan is het mogelijk, dat het karakter van deze boei anders is geweest dan in de kaart aangegeven, met het gevolg, dat de stuurman haar voor de Well-boei heeft gehouden. De vaart van de ,;Glory" was 8 mijl, terwijl zij na het ronden van de N. E. Docking-boei 1 mijl stroom per uur tegen had. De stuurman zegt, dat goed is gestuurd en schrijft de westelijke wegzetting toe aan overscheren door de stroom. Het was bekend, dat Roaring Middle-vuurschip slechts een klein onbewaakt schuitje is. Het schip bleek geen water te maken, is te 9 uur ankerop gegaan en lag te 11 uur gemeerd te Boston. De inspecteur voor de scheepvaart voert aan, dat door de kapitein slordig is genavigeerd. Hij heeft geen order gegeven hem te roepen vóór aankomst en vond goed, dat de stuurman het schip door dit nauwe moeilijke vaarwater langs de Well-boei tot bij Roaring Middle-vuurschip zou brengen. Dit is een tekortkoming. De stuurman heeft een boei gezien en nam aan, dat dit de goede was, doch weifelde. Toch liet hij na de kapitein te waarschuwen. Hierdoor is het ongeval veroorzaakt. Verder blijkt het journaal onjuist en onvoldoende te zijn ingevuld. Uit dit alles blijkt, dat de kapitein zijn schip niet voldoende leidt. Het oordeel van de Raad luidt als volgt: Het motorschip „Glory" is, nadat de stuurman de wacht had overgenomen, de Wash-baai ingevaren bij ebtij en met een snelheid van omstreeks 8 mijl per uur door het water. Een lichtboei werd gepasseerd en daarna is het schip op de N.O.-hoek van Long Sand gestrand. Deze boei kan niet anders dan de Lynn Knockboei zijn geweest, hetgeen de kapitein en de stuurman dan ook aannemen. De stuurman zegt, dat hij door aftellen heeft vastgesteld, dat de boei om de 8 a 9 seconden één schittering vertoonde. Deze waarneming kan niet goed worden verklaard, omdat de boei volgens de route-aanwijzingen één schitterlicht per seconde moest tonen, hetgeen een belangrijk verschil maakt; het is echter denkbaar, dat het karakter in werkelijkheid anders is geweest dan was aangegeven, hetgeen meer voorkomt. Op de handelingen van de stuurman heeft dit verschil echter geen invloed gehad, omdat hij de Lynn Knock-boei niet verwachtte en slechts gerekend had op de Boston Well-boei, die volgens zijn kaart een 10-seconden schitterlicht gaf. Met zijn waarneming kwam dat niet geheel overeen en hij heeft dan ook getwijfeld, maar desondanks verzuimd, de kapitein te waarschuwen of de vaart uit zijn schip te nemen en te loden. Daarentegen is hij nog ruim een kwartier doorgevaren; toen hij het Roaring Middlelichtschip nog niet waarnam, dat, naar hij verwachtte, zou branden, heeft hij de motor onbelast laten draaien. De kapitein heeft dat gehoord, is op de brug gekomen en heeft laten loden, doch nog voordat het resultaat was vastgesteld, liep het schip aan de grond. Deze stranding zou nog voorkomen zijn, indien de stuurman na het passeren van de boei eerder had bedacht, dat hij het lichtschip moest kunnen zien, indien dit, zoals hij verwachtte, brandde. Daartoe doet niet af, dat het lichtschip in werkelijkheid, naar achteraf bleek, niet gebrand heeft. Daarbij komt, dat de stuurman had kunnen bedenken, dat hij, tegen stroom varende, de Boston Well-boei nog niet bereikt kon hebben en ook rekening had moeten houden met de invloed van de stroom op de koers van het schip. De kapitein zou intussen juister hebben gehandeld, indien hij tegen de tijd, dat de lichtboei verwacht werd, uit eigen beweging op de brug was gekomen, in plaats van de stuurman slechts te instrueren hem te roepen, indien deze geen licht zag. Het journaal is slordig bijgehouden, in zoverre, dat daarin ten onrechte melding is gemaakt van een licht, dat met tussenpozen van een minuut scheen, dat de volgorde der gebeurtenissen daarin onnauwkeurig is opgenomen en dat de na de stranding genomen Peiling daarin niet is vermeld. r Sedaan door de heren prof. mr. J. Offerhaus, voorzitter, ■ H. Brouwer, lid, K. E. Dik en K. R. Bosma, buitengewone leden, n tegenwoordigheid van 's Raads secretaris mr. A. Boosman en gesproken door voornoemde voorzitter ter openbare zitting van de Raad van 28 October 1947. (Get.) J. Offerhaus; A. Boosman. |