Inloggen
FREDANJA - ID 2299


In dienst
Onder Nederlandse Vlag tussen:0000-00-00 / 0000-00-00

Identification Data

Bouwjaar: 1936
Classification Register: Bureau Veritas (BV)
Nat. Official Number: 1741 Z GRON 1936
Categorie: Cargo vessel
Voorstuwing: Motor Vessel
Type: General Cargo schip
Type Dek: Flush deck
Masten: One mast
Rig: 2 derricks
Material Hull: Steel
Dekken: 1
Construction Data

Scheepsbouwer: Gebr. van Diepen, Waterhuizen, Groningen, Netherlands
Werfnummer: 819
Launch Date: 1936-05-22
Delivery Date: 1936-06-25
Technical Data

Engine Manufacturer: Humboldt-Deutz Motoren A.G., Cologne (Köln), Germany
Motor Type: Motor, Oil, 4-stroke single-acting
Number of Cylinders: 4
Power: 195
Power Unit: BHP (APK, RPK)
Eng. additional info: Deutz Type (11-17 x 11/16)
Speed in knots: 8
Number of screws: 1
 
Gross Tonnage: 277.00 Gross tonnage
Net Tonnage: 129.00 Net tonnage
Deadweight: 335.00 tonnes deadweight (1000 kg)
Grain: 17500 Cubic Feet
 
Length 1: 38.33 Meters Length overall (Loa)
Length 2: 35.1 Meters Length between perpendiculars (Lbp)
Beam: 7.05 Meters Breadth, moulded
Depth: 2.75 Meters Depth, moulded
Draught: 2.4 Meters Draught, maximum
Ship History Data

Date/Name Ship 1936-06-25 FREDANJA
Manager: Jan Hartman, Haren, Groningen, Netherlands
Eigenaar: Jan Hartman, Haren, Groningen, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Haren / Netherlands
Callsign: PEDW

Ship Events Data

1936-05-24: De Tijd 24-05-1936: Scheepsbouw. Het op de werf van Gebr. van Diepen te Waterhuizen, voor rekening van kapitein J. Hartman te Haren, in aanbouw zijnde m.s. FEDANJA, groot ca. 300 ton, is met goed gevolg te water gelaten. Het schip wordt voorzien van een Deutz Dieselmotor, met een capaciteit van 200 pK.
1936-06-26: NvhN 26-06-1936: Delfzijl, 26 Juni. Op de Eems vond heden de goed geslaagde proefvaart plaats van het nieuwe motorschip FREDANJA, gebouwd op de werf van de Gebr. van Diepen te Waterhuizen voor rekening van den heer J. Hartman te Haren bij Groningen, onder klasse Bureau Veritas en Scheepvaartinspectie voor de groote kustvaart. Het schip is gebouwd met kruiserhek en het is voorzien van een gedeeltelijke dubbelen bodem. Op het dekhuis, midden op het schip, is de stalen mast, die van twee stalen laadboomen voorzien is, opgesteld, terwijl de lieren voor de bediening hiervan eveneens op dit dekhuis zijn geplaatst. De aandrijving van deze lieren geschiedt door twee Deutz motoren van 8-10 P.K., die in het dekhuis opgesteld zijn. Het laad- en losgerei, ingericht voor lasten van twee ton, is vervaardigd volgens de voorschriften van de Inspectie van Havenarbeid. Het laadvermogen van het schip bedraagt 310 ton, met een netto tonnage van 128 en een bruto tonnage van 277 Reg. ton. Voor de voortstuwing is in de motorkamer een Deutz compressorlooze Diesel motor van 200 P.K. geplaatst, waarmede het schip in ballast een snelheid van 9 ½ mijl behaalde. Verder staat in de motorkamer nog een 8-10 P.K. Deutz motor als hulpmotor, voor aandrijving van de luchtcompressor, de lenspomp, de ballastpomp en de dynamo. De geheele verlichting van het schip is electrisch. Deze installatie werd geleverd en ingebouwd door de fa Herman G. Eekels te Hoogezand. Het schip, dat uitgerust is met een stroomlijn-balans-roer, voldeed op de proefvaart ruim aan alle gestelde eischen, zoodat het met volle tevredenheid door den kapitein werd overgenomen.
1936-06-27: Op 27-06-1936 als FREDANJA, zijnde een motorvrachtschip, metende 783.54 m3, liggende te Groningen, door J. Frik, scheepsmeter te Groningen, ten verzoeke van Jan Hartman, reeder te Haren, van haar brandmerk voorzien door het inbeitelen van 1741 Z GRON 1936 op het achterschip aan S.B. zijde in achterkant lichtkap motorkamer op verhoogd achterdek.
1936-06-27: Het Vaderland 27-06-1936: Scheepsbouw. Het op de werf van Gebr. van Diepen te Waterhuizen, voor rekening van J. Hartman te Haren, gebouwde m.s. Fredanja, groot bruto 277 ton, heeft een goed geslaagden proeftocht gehouden. Het schip is voorzien van een Deutz Dieselmotor, met een capaciteit van 200 pk.
1936-09-25: Bijvoegsel tot de Nederlandsche Staatscourant van Dinsdag 22 November 1938, no.226. No. 124 Uitspraak van den Raad voor de Scheepvaart in zake de klacht van den inspecteur-generaal voor de scheepvaart tegen Hendrik Tattje, kapitein van het motorschip Fredanja, wegens overbeladen van zijn vaartuig. Op 24 Februari 1938 is door den inspecteur-generaal voor de scheepvaart bij den Raad voor de Scheepvaart een klacht ingediend van den volgenden inhoud : ,,De inspecteur-generaal voor de scheepvaart, verwijzende naar de hierbij overgelegde stukken; overwegende, dat daaruit blijkt, dat het motorschip Fredanja op den 25sten September 1936 in de haven van Antwerpen dieper was geladen dan volgens het voor dit schip uitgereikte internationale certificaat van uitwatering is toegestaan, hetgeen een overtreding oplevert van art. 9, sub a, van de Schepenwet; overwegende, dat het schip door een ambtenaar van den zeevaartinspectiedienst bij het willen uitvaren van de Royerssluis is aangehouden en dat deze aanhouding eerst is opgeheven nadat een gedeelte der lading was gelost; overwegende, dat uit het door den inspecteur voor de scheepvaart te Rotterdam afgenomen verhoor blijkt, dat kapitein Hendrik Tattje van het motorschip Fredanja, P E D W, de bedoeling heeft gehad met zijn overladen schip een reis te ondernemen in den zin van de Schepenwet, hetgeen een overtreding oplevert van art. 4, i, van de Schepenwet; overwegende, dat bovenstaande feiten geacht moeten worden misdragingen op te leveren van den kapitein jegens de reederij en de schepelingen; gelet op de artikelen 48 en 49 van de Schepenwet; stelt aan den Raad voor de Scheepvaart voor een onderzoek in te stellen en den kapitein Hendrik Tattje, voornoemd, te hooren." Een commissie uit den Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 49 der Schepenwet, besliste, dat de Raad een onderzoek naar de gegrondheid van voorschreven klacht zou instellen. Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 29 Juli 1938 buiten tegenwoordigheid van den inspecteur-generaal voor de scheepvaart of diens plaatsver- vanger, welke beiden verhinderd waren de zitting bij te wonen. De Raad nam kennis van de door de scheepvaartinspectie overgelegde bescheiden en hoorde den aangeklaagde, kapitein H. Tattje, voornoemd, aan wien de klacht bij deurwaardersexploot was beteekend, buiten eede. De voorzitter zette aangeklaagde, onder voorlezing van de klacht, de beteekenis daarvan uiteen en gaf hem gelegenheid tot zijn verdediging aan te voeren hetgeen hij daartoe dienstig achtte, hem daarbij het laatste woord latende. Aangeklaagde gaf ter zitting het hem ten laste gelegde feit toe en verklaarde als volgt: dat hij — destijds kapitein op het motorschip Fredanja, metende 276,59 bruto-, 128,99 netto-registerton, roepnaam PEDW, thuisbehoorende te Haren — op 25 September 1936 met dat vaartuig in de haven van Antwerpen lag; dat 250 ton cement werden geladen, benevens 77 ton stukgoederen, onder toezicht van den stuurman; dat hij persoonlijk voor scheepszaken aan den wal was; dat, toen hij des avonds te 8 uur aan boord kwam, het schip beladen was en hij getracht heeft de uitwateringsmerken te controleeren; dat hem dit echter niet gelukte, daar de Fredanja met de eene zijde aan de kade lag en met de andere zijde langszij eenige hooge kasten; dat hij, nadat het schip met een spring van de kade en de hooge kasten was afgehieuwd, naar de Royerssluis is gevaren om naar zee te vertrekken; dat hij echter vóór de Royerssluis door een ambtenaar van den Belgischen Zeevaartinspectiedienst is aangehouden, die hem er van overtuigde, dat het schip 2 cm te diep lag; dat hij daarna is teruggekeerd, ongeveer 6 ton heeft gelost en op 26 September is vertrokken; en voorts: dat hij, nadat was geconstateerd, dat het schip te diep lag, dadelijk den broker heeft opgebeld, die hem mededeelde, dat bij het te laden stukgoed 20 pet. overwicht was geweest, waarvan hem — aangeklaagde — te voren niets bekend was; dat hij moet toegeven, dat hij, nadat, het schip van de kade en de langszij liggende kasten was afgehieuwd, den diepgang had kunnen controleeren; dat hij echter den stuurman order had gegeven er op te letten, dat het schip niet te diep zou worden beladen. De Raad is van oordeel, dat de klacht gegrond is. Hoewel de Raad niet aanneemt, dat de aangeklaagde opzettelijk zijn schip te diep beladen heeft, staat toch wel vast, dat de kapitein, zonder zich voldoende van den diepgang van het schip te hebben overtuigd, de reis heeft willen aanvaarden, terwijl het schip in overladen toestand verkeerde. Deze toestand is door het den kapitein onbekende feit van het overwicht van het stukgoed verklaarbaar, doch een verontschuldiging voor den aangeklaagde kan daarin niet worden gezien. Nu echter, door omstandigheden buiten de schuld van den aangeklaagde, de behandeling van deze zaak eerst bijna twee jaar na het voorgevallene heeft kunnen plaats hebben, meent de Raad niet tot het opleggen van een straf van schorsing te moeten overgaan. Mitsdien: Straft den aangeklaagde Hendrik Tattje, geboren 19 October 1908, gedomicilieerd te Delfzijl, door het uitspreken van een berisping. Aldus gedaan door de heeren prof. mr. B. M. Taverne, eersteplaatsvervangend-voorzitter, A. L. Boeser en J. N. Egmond, leden, G. Mulder, buitengewoon lid, in tegenwoordigheid van' 's Raads secretaris mr. H. B. Tjeenk Willink, en uitgesproken door voornoemden voorzitter ter openbare zitting van den Raad van 12 November 1938. (get.) B. M. Taverne, H. B. Tjeenk Willink. Voor eensluidend afschrift, H. B. Tjeenk Willink, Secretaris.
1938-10-11: NvhN 11-10-1938: Delfzijl: Het motorschip Fredanja kwam gisteren uit de Eemskanaalsluis en wilde aan de kade meeren. Hierbij kwam het schip in aanvaring met een schoorpaal van de kade, die tengevolge hiervan werd beschadigd Het schip kreeg geen schade en is later begonnen te laden voor Engeland.
1939-07-24: De Maasbode 25-07-1939: m.s. Fredanja. Londen 24 Juli. Het Nederl. motorschip Fredanja, komende van Delfzijl met een lading carton, bestemd voor Goole, heeft in de nabijheid van laatstgenoemde haven ongeveer 50 tons van de deklading verloren.
1940-04-25: De banier 25-04-1940: Rotterdamsch Nieuws Vier kustvaarders uit Zweden teruggekeerd.. Hals over kop naar Nederland. Een relaas van één der kapiteins. Dezer dagen zijn vier Nederlandsche kustmotorschepen uit Zweden teruggekeerd in verband met de gevaarlijke oorlogssituatie aldaar. De vier schepen zijn de Regeja, metende 350 ton, van J. Boerma uit Groningen, de Bernina en de Albula, beide van 380 ton en beide toebehoorend aan Schellens Scheepvaart en Bevrachtings Mij. N.V. en de Fredanja van 320 ton, toebehoorend aan J. Hartman te Haren. De schepen hebben bij aankomst ligplaats genomen aan de Stieltjeskade; twee ervan zijn echter inmiddels naar Slikkerveer vertrokken om eenige lichte herstellingen te ondergaan. Toen de schepen op Dinsdag twee April uit Vlissingen vertrokken, zoo vertelde ons de kapitein van de Regeja, de heer T. Jonker, had hij zelf een lading aan ijzer in, de Fredanja vervoerde stukgoederen uit Antwerpen, terwijl de andere schepen even eens met stukgoederen geladen waren. De bestemming der schepen was Malmö; opdracht om van daar goederen mee terug te brengen hadden zij niet ontvangen, maar gewoonlijk brengen zij stukgoed mee terug Bij hun komst aan het Kieler kanaal troffen zij daar de Duitsche autoriteiten, die hen tegenhielden, wachtende op nadere orders. Twee dagen lang hebben zij „gesperrt" gelegen; toen arriveerden Duitsche wachten, die mede aan boord gingen om hen te beletten eventueel aan land af te stappen. Ieder schip kreeg drie of vier man aan boord. Zij doorzochten even het schip en toen dat in orde was bevonden betrokken zij hun posten. De Duitsche wachten werden over regelmatige afstanden afgelost; de laatste Duitschers gingen in Borkum van boord. De oorlog zelf heeft den schepen geen oponthoud gegeven. Uiteraard was de haven van Malmö zwaar met geschut gewapend en des avonds totaal in het duister gehuld, maar verder ondervond men hier weinig dat den gespannen toestand verried. Er was dan ook geen oogenblik zenuwachtigheid onder de bemanning te bespeuren. In de haven van Kiel was het echter een en al bedrijvigheid. Zonder ophouden klonk het motorgeronk der zware Duitsche gevechtstoestellen door de lucht. Nadat men Borkum gepasseerd was, ging de reis zonder oponthoud verder. Men heeft in de omgeving van Ameland nog 'n tweetal van het veld losgeslagen mijnen gezien, doch geen der schepen heeft schade ondervonden. Omtrent de plannen voor de toekoms deelde de kapitein ons mede dat het niet in de bedoeling ligt de vaart voorloopig stop te zetten Waarschijnlijk zal men binnen korten tijd opnieuw uitvaren, naar Londen of wellicht nogmaals naar Zweden.
1940-05-00: Bij het uitbreken van de 2e WO uitgeweken naar Engeland. Nam van 26 mei tot 1 juni 1940 deel aan de operatie Dynamo (Evacuatie van Duinkerken) en redde 850 personen. Daarna in dienst van het Ministry of War Transport.
1942-01-01: Final Fate:
Met een lading steenkool onderweg van Maryport naar Donaghadee aan de grond op 400 meter ten zuiden van de zwarte ton nabij Copeland Light (Copeland Island t.Z.v. Donaghadee) en verloren gegaan. Geabandonneerd. De bemanning werd gered.

Afbeeldingen


Omschrijving: De proefvaart en oplevering van de 'Fredanja' op 25 juni 1936.
Collectie: Johannes, Leo M.
Vervaardiger: Unknown
Onderwerp: Proefvaart

Omschrijving: The 'Fredanja' enters the harbour of Portreath, Cornwall, GB.
Collectie: Johannes, Leo M.
Vervaardiger: Unknown
Onderwerp: Havenopname