1956-09-26: |
Final Fate: 's Morgens om 06.00 uur, na aanvaring in dichte mist met de te snel varende Russiche vrachtschip 'Kolomna' in tien minuten tijd gezonken boven Ameland. Vier bemanningsleden en de dochter van de kapitein werden gered maar kapitein/eigenaar Wieringa, zijn vrouw en een matroos verdronken. Ze was onderweg van Bremen naar Hull met een lading kalizout. Ze ligt in 35 meter diep water en tijdens een inspectie in juni 1958 bleek dat ze door de aanvaring bijna doormidden was gesneden.
NvhN 26-09-1956: Drie Vermisten. Groninger coaster gezonken. De GRUNO ging bij Ameland ten onder. Omstreeks zes uur vanmorgen is ten noorden van Ameland het Groninger motorkustvaartuig Gruno gezonken na een aanvaring met het Russische passagiersschip Kolomna. Drie van de acht bemanningsleden, te weten de 42-jarige kapitein A. Wieringa uit Appingedam, diens 38-jarige echtgenote, mevrouw G. Wieringa—Hartenhof en de Duitse matroos Carl Richard Beeck, worden nog vermist. Oorzaak nog niet bekend. Hoe het ongeluk precies is gebeurd, is nog niet met zekerheid vast te stellen. Wel hing er vanmorgen een dikke mist over zee en het ligt dus voor de hand, dat men hierin de oorzaak zoekt. (Borkum meldde om 7 uur vanmorgen slechts 100 m. zicht). De Kolomna, die 558 brt. meet en gisteren uit Rotterdam is vertrokken met bestemming Leningrad, heeft de vijf overlevenden aan boord genomen. Het zijn de 18-jarige dochter van de kapitein, mejuffrouw C. A. Wieringa, de bestman Dick van den Berg uit Delfzijl, de kok Ate van der Veen uit Ferwerderadeel, de machinist H. van der Meer uit Straatsburg en de Duitse matroos P. Bassler. De kapitein van de Rus heeft van de staatsrederij te Leningrad opdracht gekregen, naar Amsterdam te stomen, om daar een verklaring af te leggen over het ongeluk. Vanavond tussen 7 en 8 uur wordt de Kolomna in IJmuiden verwacht. De Kolomna heeft na de ramp nog geruime tijd de omgeving afgezocht, waarna de reddingboot van Hollum (Ameland), de Dr. Van Rietschoten en die van Terschelling, de Brandaris, zijn uitgevaren om het zoeken voort te zetten. Om kwart over negen vanmorgen is van het Marine Vliegkamp te Valkenburg een Lockheed Neptune lange - af stands - patrouillevliegtuig opgestegen, eveneens om te helpen bij het zoeken. Zowel de reddingboten als het vliegtuig hebben later in de morgen hun pogingen moeten staken, omdat er nog te veel nevel boven zee hing. Het zicht reikte niet verder dan 200 meter. Het gezonken schip meet 275 brt. en werd in 1937 gebouwd op de werf J. Pattje, thuishaven Delfzijl. Bevrachter is Kamp's Scheepvaart en Handelmaatschappij te Groningen, die het schip weer in time-charter heeft verhuurd aan Freight Express Mansionhouse in Londen. Het schip was met een lading potas onderweg van Bremen naar Hull.
Het Vrije Volk 26-09-1956: Kustvaarder zinkt na aanvaring: drie vermisten. Drie opvarenden van de kustvaarder „Gruno" uit Appingedam zijn — dit mag thans wel worden aangenomen — vanmorgen ten noorden van Ameland met hun schip in de golven verdwenen. De „Gruno" zonk onmiddellijk na een aanvaring in de dichte mist met de Russische treiler „Kolomna". De Russen slaagden er in, vijf opvarenden van de kustvaarder aan boord te nemen. Het schip heeft koers gezet naar IJmuiden. Een vliegtuig, reddingboten en tien schepen die in de buurt waren, hebben in een dichte mist tot 12 uur naar de vermisten gezocht, toen kregen zij opdracht, het zoeken te staken. Vermoedelijk omgekomen zijn de 43-jarige kapitein-eigenaar van de „Gruno" Arend Wieringa uit Appingedam, zijn vrouw Grietje Wieringa —Hartenhof j (39 jaar) en Karl Richard Beeck. Aan boord van de „Kolomna" bevinden zich de achttienjarige dochter van de kapitein, Catharina Aaltje, de „bestman" Dick van den Berg uit Delfzijl, de kok Ate van der Veer uit Ferwerderadeel, de machinist Hendrik van der Meer uit Straatsburg en de Duitse matroos Dieter Bassler. De tijding van de ramp kwam vanmorgen vroeg van de „Kolomna" zelf, een schip van 558 ton. Na gezocht te hebben naar de drie vermisten, zette het schip koers naar Brunsbuttel, maar kreeg naderhand uit Leningrad opdracht de steven te wenden naar IJrnuiden om de geredden aan land te zetten en over het gebeurde verslag uit te brengen. De treiler wordt ongeveer zeven uur vanavond voor IJmuiden verwacht. De „Gruno" meet 216 ton en was met een lading potas op weg van Bremen naar Hull. Het schip was 20 jaar oud.
Leeuwarder courant 27-09-1956: „Gruno" moet door Rus radicaal overvaren zijn. Het Russische stoomschip „Kolomna", dat gistermorgen benoorden Ameland een aanvaring had met de Appingedamster kustvaarder „Gruno", waardoor deze coaster zonk, is vanmiddag de Nieuwe Waterweg binnen gestoomd en omstreeks één uur in Rotterdam aangekomen. Aan boord bevonden zich de vijf geredden van de „Gruno"; zoals bekend, kwamen kapitein Arend Wieringa, zijn vrouw en een Duitse matroos bij deze scheepsramp om het leven. Aangenomen moet worden, dat het Russische schip „Kolomna" — geen treiler, zoals aanvankelijk werd bericht, maar een koopvaardijschip van bijna 4000 ton — radicaal over de kustvaarder „Gruno" heengevaren is en dat de ramp zich dus in een minimum van tijd heeft voltrokken. De Hollumer reddingboot „Dr. W. H. van Rietschoten" heeft in de dikke mist geruime tijd op de plaats van de aanvaring gezocht naar de drie vermisten, doch men vond niets behalve een olievlek. Er was — aldus schipper Botte Ney en de inspecteur W. Klijn van de Kon. N.Z.H.R.M., die de tocht van de reddingboot meemaakte — merkwaardig genoeg geen enkel stukje wrakhout. Men vond wel een blik met enige olie, doch dat is vermoedelijk nog niet eens van de „Gruno" afkomstig. De „Kolomna" had niet meer dan een paar schrammetjes op de boeg.
Inspecteur Klijn en schipper Botte Ney zijn aan boord van het Russische schip geweest dat niet ver van de plaats van de ramp voor anker lag. Zij hebben evenwel niet met de vijf geredden kunnen spreken, aangezien die sliepen. De Hollumer reddingboot was gistermiddag half vijf weer bij het Zuidwest terug. De „Brandaris" was omstreeks twaalf uur naar Terschelling teruggekeerd.
De Waarheid 27-09-1956: “Kolomna” in Rotterdam. In Rotterdam is vanmiddag om kwart over twee de Sowjet-treiler „Kolomna" aangekomen, met aanboord vijf geredden van de Nederlandse kustvaarder Gruno. De „Kolomna" (3300 brt) die aanvankelijk naar IJmuiden zou opstomen, had gistermorgen om zes uur bij Ameland een aanvaring met de Gruno.
NvhN 28-09-1956: Geredden te Rotterdam. De Gruno zonk binnen drie minuten. Radar had geen tijd gekregen warm te lopen. (Van onze Rotterdamse correspondent) Toen het Russische schip Kolomna, dat benoorden Ameland de Groninger kustvaarder Gruno ramde, gistermiddag tegen tweeën de Rotterdamse Rijnhaven binnenvoer, stonden de vijf overlevenden van de Gruno aan de railing. De 18-jarige dochter van de omgekomen kapitein zwaaide naar haar grootvader, die op de kade stond, maar zodra de geredden de grote drukte aan de wal zagen, gingen zij van de railing weg. Nog maar nauwelijks was het Russische schip binnen of de geredden kwamen van boord. Zij werden naar twee auto's gebracht, waarmee zij snel vertrokken. Het meisje hield haar handen voor haar ogen, toen zij naar de auto liep. Zij was uiteraard ten prooi aan een hevig verdriet, want zij heeft voor haar ogen haar vader en moeder in de golven zien ondergaan. Kapitein Viktor Nikolajewitsj Wolodin van de Kolomna, welk schip, zoals wij gisteren in een deel van onze edities reeds meldden, niet in IJmuiden, maar in Rotterdam binnenliep, liet door een tolk over de railing vertellen, dat de radar de morgen van de fatale botsing juist was ingesteld, omdat er mist opkwam. Het ging echter allemaal zo vlug, dat in luttele seconden een dicht mistgordijn over de zee zou hebben gehangen. De radar had geen tijd gekregen warm te lopen, zoals men dat noemt. Plotseling een hevige schok en de Kolomna had de tegemoet varende Gruno aan de voorzijde geramd. Geen spoor meer. De bemanning van de kustvaarder zette een sloep over boord, welke door de Russen aan boord werd gehaald. Reeds op dat moment was er niets meer van de Gruno te zien. Alles zou zich binnen drie minuter hebben voltrokken. In de sloep bevonden zich vijf personen, bij wie de dochter van de kapitein. Er is nog naar de drie overige opvarenden gezocht, zonder resultaat echter, aldus de kapitein van de Kolomna. Op het dek van het Russische schip lag de sloep van de Gruno met touwen vastgesjord. Viktor N. Wolodin had het uiteraard druk met het opstellen van de verklaring,
waarvoor enige rechtskundigen aan boord waren gegaan. Bovendien verscheen er een delegatie van de Russische ambassade. De Russische ambassadeur zou zich reeds onder Maassluis aan boord hebben begeven. Daarom nam de assistent-kapitein, zoals de eerste stuurman bij de Russische koopvaardij wordt genoemd, het gesprek over. Er is volgens hem aan de Kolomna, die een bemanning van 52 koppen heeft en ongeveer 3000 ton meet, praktisch geen schade aangericht. Daarom zal het schip waarschijnlijk wel niet lang in Rotterdam blijven.
De Waarheid 28-09-1956: „Kolomna" bracht dochter, maar vader en moeder niet...(Van onze verslaggever) De „Kolomna", het Sowjet-vrachtschip, dat woensdagmorgen even ten noorden van Ameland met de Groningse coaster „Gruno" in aanvaring kwam, waarna de kustvaarder zonk, is donderdagmiddag in Rotterdam aangekomen. Om ongeveer twee uur koos het schip ligplaats in de Rijnhaven aan de noordzijde; het terrein van de Holland-Amerika-Lijn. Aan boord bevonden zich de vijf geredden, die door de Sowjetmatrozen uit zee waren gered. Drie van de opvarenden, onder wie de kapitein en diens vrouw, moesten helaas als vermist worden opgegeven. De dochter van het omgekomen kapiteinspaar, de 18-jarige Corrie Wieringa, bevond zich temidden der overige geredden aan dek van het schip, toen het schip om ongeveer tien voor twee meerde. Zij vluchtte echter bij het zien van de grote belangstelling op de kade in haar hut. In Rotterdam gingen de familieleden van de slachtoffers, vertegenwoordigers van de Sowjet-ambassade en personeel van de cargadoor Pakhuismeesteren aan boord. Het schip was in het begin van deze week eveneens uit Rotterdam vertrokken, waar het in de Rijnhaven 2.000 ton stukgoederen voor Leningrad ingenomen had. In Rotterdam verkeerde men echter bij de eerste berichten over de aanvaring in het onzekere over de identiteit van het schip. De berichten spraken namelijk hardnekkig over een treiler. Het bleek, dat twee schepen onder Russische vlag met de naam „Kolomna" geregistreerd staan. Het bleek echter de vrachtboot „Kolomna" te zijn, die bij de aanvaring betrokken was. Het schip zou oorspronkelijk in opdracht van de Staatsrederij in Leningrad naar Amsterdam opvaren. Later werd dit gewijzigd in Rotterdam. Door de mist in de Noordzee werd het schip echter buitengaats opgehouden; het arriveerde met een vertraging van bijna veertien uur. De „Kolomna” is vandaag om 1 uur uit Rotterdam vertrokken. Naar wij van de cargadoors vernamen, zal de schuldvraag van de aanvaring worden onderzocht door de civiele rechter.
Friese koerier 29-09-1956: Reddingboot zou worden klaargemaakt. Coaster Gruno ten onder binnen een minuut. (Van onze correspondent) Groningen — Het dramatische verhaal van de dood van drie mensen in de Noordzee voor Ameland en van de ondergang van de Groningse kustvaarder Gruno is thans volledig. Uit de verhalen die de vijf geredden hun familie hebben gedaan, is duidelijk geworden, dat de ramp een gevolg is geweest van een uitermate noodlottige samenloop van omstandigheden. Op een kwaad ogenblik in de vroege morgen kwam plotseling een dichte mist opzetten. Kapitein Wieringa, die de vaste gewoonte had om bij mist de reddingboot in gereedheid te brengen, gaf hiertoe ook nu onmiddellijk opdracht aan de Duitse matroos Carl Heinrich Beeck. Tevens werden mevrouw Wieringa en de 18-jarige dochter (die in hun kooien lagen te slapen) gewekt. Inmiddels voer men op halve kracht verder. Ineens zag men aan bakboordzij de het ruim 3200 ton metende Russische stoomschip Kolomna uit de mist opdoemen De kleine, 200 ton metende Gruno, werd door de van ijsversterking voorziene boeg van de Rus midscheeps, vlak voor het campagnedek, geraakt. Als een mes schoot de Russische boot door de kustvaarder heen. De Gruno werd totaal opengereten. De Kolomna boorde zich tot driekwart van de breedte van de Gruno in het ten ondergang gedoemde schip. Vlucht uit stuurhuis.
De Duitse roerganger, P. Bassler, die de botsing voor zijn ogen zag gebeuren, vluchtte uit het stuurhuis. Hij greep de reling van het Russische schip vast en wist zichzelf in veiligheid te brengen. De 43-jarige machinist Van Meer, die aan dek was gekomen, zag kans zich aan het anker van de Kolomna vast te grijpen. De stuurman D. van den Berg uit Delfzijl trachtte zich aan de reling van het Russische schip op te hijsen. Dit mislukte en hij viel in zee, waar hij een uitgegooide reddingboei wist te grijpen. Spoedig daarna werd hij opgevist. De 18-jarige Friese kok, A. van der Veen uit Blija, kwam ook in zee terecht. Hij zag echter nog juist kans om, voor hij naar beneden gezogen werd, in de ronddrijvende reddingboot te klimmen. Even later werd hij, met de boot, opgepikt. De eveneens 18-jarige dochter van de kapitein klemde zich vast aan de reling van de Kolomna. Matroos Bassler, die het eerst in veiligheid was, zag haar en trok haar naar boven. De 42-jarige kapitein Wieringa en zijn 38-jarige vrouw zagen geen kans meer om aan boord van de Rus te komen. De aanvaring was zo hevig, dat de Gruno in enkele tientallen seconden wegzonk. Het schip verdween, de kapitein en zijn vrouw (die zich bij haar man had gevoegd) met zich meezuigend in de diepte. Matroos bewusteloos. Ook de Duitse matroos Karl Beeck kon zich niet meer redden. Hij werd bij de botsing waarschijnlijk aan rug en schouder gewond en schijnt bewusteloos te zijn geraakt. Over de behandeling aan boord van de Kolomna (waar men direct nadat de mist was opgekomen de radarapparatuur in werking had gesteld, die evenwel nog niet op de vereiste temperatuur was gekomen) waren de geredden zeer tevreden. De verzorging door de Russen was bijzonder goed. De oudste van de geredden heeft de kapitein daarvoor bij het afscheid via een tolk bedankt en verzekerd, dat de Russen alles hebben gedaan, wat zij konden.
Leeuwarder courant 23-10-1956: Slachtoffers van „Gruno" aan Duitse kust gevonden. (Van onze Groningse correspondent) De stoffelijke resten van de drie verdronken opvarenden van de kustvaarder „Gruno", die op 26 september tijdens dikke mist benoorden Ameland door het Russische schip „Kolomna" werd overvaren, zijn gevonden aan de Duitse kust. Het stoffelijk overschot van de kapiteineigenaar A. Wieringa van Appingedam werd gevonden bij Friederichs- Koog, juist benoorden de Elbe-monding in Ditmarschen; dat van zijn vrouw, G.Wieringa-Hartenhof twintig kilometer noordelijker bij Büsum. Het lijk van de Duitse matroos Karl Heinrich Beeck is op het Duitse Waddeneiland Juist aangespoeld en daar ook teraardebesteld. Verwacht mag worden, dat het echtpaar Wieringa naar Appingedam zal worden overgebracht.
1957-04-jun Bijvoegsel van de Nederlandse Staatscourant van dinsdag 4 juni, nr.106 No. 33 Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart inzake de aanvaring van het motorschip „Gruno" met het Russische schip „Kolomna" benoorden Ameland, ten gevolge waarvan de „Gruno" is gezonken. Op 26 september 1956 is het motorschip „Gruno", dat op de reis van Bremen naar Hull benoorden Ameland voer, tijdens mist aangevaren door het Russische schip „Kolomna" en spoedig daarna gezonken. In overeenstemming met het voorstel van de inspecteur-generaal voor de scheepvaart besliste een commissie uit de Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 29 der Schepenwet, dat de raad een onderzoek zou instellen naar de oorzaak van deze aanvaring. Het onderzoek heeft plaatsgehad ter zitting van 26 april 1957, in tegenwoordigheid van de hoofdinspecteur voor de scheepvaart. De raad nam kennis van de stukken van het voorlopig onderzoek der Scheepvaartinspectie, waarbij processen-verbaal van de verhoren van de bestman, de machinist en een matroos o/g, en hoorde de bestman D. F. van den Berg als getuige. Uit de verklaringen en bescheiden is de raad het volgende gebleken: Het motorschip „Gruno" was een Nederlands schip, toebehorende aan N.V. Kustvaart Rederij „Gruno", te Groningen. Het mat 216,5 brutoregisterton en werd voortbewogen door een 150 pk motor. Op 25 september 1956, te 10 uur, vertrok de „Gruno", beladen met een volle lading kalizout, van Bremen met bestemming Hull. De bemanning bestond, inclusief de kapitein, uit 6 personen; voorts waren de echtgenote en een dochter van de kapitein aan boord. De bestman had op 26 september 1956 de wacht gehad van 0 tot 4 uur. Het schip voer door de geveegde route; het was goed weer, het was een beetje heiig, maar de bestman schatte het zicht op 4 mijl. Toen hij door de kapitein was afgelost, is de bestman gaan slapen in zijn hut aan b.b.-zij in de campagne. Met de kapitein kwamen op wacht een Duitse matroos en een Duitse matroos o/g. Daar zowel de kapitein als de Duitse matroos zijn omgekomen ten gevolge van de aanvaring met de „Kolomna", kon slechts de matroos o/g iets mededelen over de navigatie na 4 uur. De matroos o/g, D. Bassler, kreeg 26 september 1956, te 4 uur, de roertorn. De koers was 270°; de motor werkte volle kracht. Het was goed weer en aanvankelijk goed zicht. Na 4 uur kwam er mist op en tegen 4.15 uur werd het plotseling dik van mist. Het schip bevond zich bij de boeien ET 14 en 15. De roerganger heeft, voordat de mist opkwam, één dezer boeien gezien. De kapitein zette direct nadat het mistig was geworden de motor op langzaam en gaf de voorgeschreven mistsignalen. De Duitse matroos K. H. Beeck stond als uitkijk op de brug. Kort nadat de mist was opgekomen, hoorde de roerganger het mistsein van een schip vóóruit, maar hij kon, in het stuurhuis staande, niet bepalen of het geluid van stuurboord of bakboord werd gehoord. Verschillende keren wisselden de „Gruno" en het andere schip, dat later het Russische schip „Kolomna" bleek te zijn, signalen. Te omstreeks 4.30 uur gaf de kapitein order 20 graden naar stuurboord te gaan en werd de koers 290°. Te ongeveer 4.35 uur zag men, iets voorlijker dan dwars aan bakboord, de toplichten en het s.b.-zijlicht van de „Kolomna", die vrijwel dwars op de „Gruno" aanlag. Even later ramde dit schip de „Gruno" juist vóór de brug en liep zo diep daarin door, dat de „Gruno" bijna doormidden werd gesneden. De „Gruno" kreeg zware slagzij over bakboord en begon te zinken. De kapitein ging uit het stuurhuis naar buiten. Bassler kroop naar stuurboord uit het stuurhuis. Hij zag de vrouw van de kapitein en hun dochter, benevens de andere schepelingen aan dek; de Duitse matroos Beeck was blijkbaar ten gevolge van de aanvaring gewond en is niet gered. Bassler klom op de steven van de „Kolomna" en riep de anderen. De dochter van de kapitein was de eerste, die kwam, en zij was spoedig aan boord van het Russische schip geholpen. De bestman heeft verklaard, dat hij plotseling wakker werd door een hevige schok; hij had tevoren niets gehoord van mistseinen. Het schip kreeg direct zware slagzij. De bestman ging, zonder zich te kleden, aan dek. Hij zag de Duitse matroos Beeck tegen de b.b.-reling liggen voor de campagne; deze bloedde uit een hoofdwond. De kapitein was bezig de reddingboot los te maken; de bestman ging direct de kapitein daarbij helpen. Hij zag, dat een schip aan b.b.-zij diep in de „Gruno" was gevaren. Er was onvoldoende tijd om de boot te water te laten. De bestman hoorde iemand roepen op het dekhuis te klimmen. Hij deed dit; vanaf de bak van de „Kolomna" wilde iemand hem bij de hand naar boven trekken, maar dat mislukte en de bestman viel te water. Hij kon een reddingboei grijpen en werd later aan boord van de „Kolomna" gehaald. De bestman zegt, dat, toen hij te water viel, de „Gruno" reeds was gezonken. Hij heeft de kapitein en diens vrouw in het water zien liggen. Geen der opvarenden van de „Gruno" heeft gelegenheid gehad een zwemvest aan te trekken. De „Kolomna" heeft een boot gestreken; Bassler is mede daarin gegaan. Deze boot kon de Nederlandse matroos redden, die op de reddingboot van de „Gruno" zat; deze boot stond vol water en het bootskleed lag er nog op. De machinist heeft verklaard, dat hij 26 september 1956 na 4 uur wakker werd door mistseinen. Hij ging naar de machinekamer en zette de luchtcompressor bij. Vanaf de brug werd de vaart geminderd tot halve kracht. De machinist ging dan naar zijn hut om zich te kleden, maar nauwelijks daar, werd de „Gruno" aangevaren en kreeg het schip zware slagzij over bakboord. De machinist kon niet door de kombuis aan dek komen en vluchtte toen, via de machinekamer, naar het achtersloependek. Hij klom dan op het salondek en hielp mee de dochter van de kapitein op het aanvarende schip te helpen. De „Gruno" zonk zo snel, dat de machinist nog net zich kon vastgrijpen aan s.b.-anker van de „Kolomna"; de kapitein gleed langs hem heen en verdween met de „Gruno" onder water. De machinist werd door de Russische matrozen aan dek van hun schip gehaald. Door deze ramp zijn de kapitein Wieringa, diens vrouw en de Duitse matroos Beeck omgekomen. De „Kolomna" heeft nog enige tijd gezocht en is daarna ten anker gegaan en heeft tegen de middag haar reis voortgezet. De schipbreukelingen zijn op de ,,Kolomna" goed verzorgd en zijn door dit schip naar Rotterdam gebracht. De machinist heeft nog verklaard, dat hij van de telegrafist van de „Kolomna" heeft vernomen, dat dit schip wel radar heeft en dat deze vlak vóór de aanvaring was bijgezet, doch nog niet functioneerde. Ter zitting verklaarde de bestman geheel overeenkomstig het hiervóór vermelde. Omtrent de toedracht van de aanvaring kon hij niets meedelen, daar hij op dat tijdstip te kooi lag en eerst wakker werd door de schok. Toen hij op de brug kwam, zag hij, dat de „Kolomna", die de „Gruno" bijna doormidden had gesneden, dit schip onder een hoek van ongeveer 80° aan b.b.-zij even vóór de brug had aangevaren. Het Russische schip, dat circa 3200 brutoregisterton meet, was voorzien van een ijsbrekersteven en was door de aanvaring niet zichtbaar beschadigd. Getuige heeft 3 maanden met kapitein Wieringa gevaren en heeft ondervonden, dat deze een zeer voorzichtig zeeman was en altijd bij mist zorgvuldig de voorschriften in acht nam. Getuige, die aan boord van de „Kolomna" goed is verzorgd, vernam van de kapitein van dat schip, dat de radar defect was. De hoofdinspecteur voor de scheepvaart voerde aan, dat op 26 september 1957 het motorschip „Gruno" benoorden Ameland tijdens mist is aangevaren door het Russische schip „Kolomna" en is gezonken. De kapitein, die die dag vanaf 4 uur op wacht was, is bij deze ramp omgekomen; de bestman sliep tijdens de aanvaring. De Duitse matroos o/g Bassler heeft een verklaring afgelegd over de na 4 uur gevoerde navigatie. Het is volgens die verklaring te 4.15 uur mistig geworden en te 4.50 uur is het schip aangevaren. De mist moet snel zijn opgekomen; de vaart werd geminderd, mistseinen werden gegeven en de kapitein liet de boot klaarmaken. De „Gruno" voer toen benoorden Ameland. Er zijn mistseinen gehoord van de „Kolomna" en enige keren zijn signalen gewisseld. Blijkbaar heeft geen der schepen gestopt; de „Gruno" voer langzaam. De „Kolomna" moet, gezien het diep doordringen in de „Gruno", hard hebben gevaren. Dit schip moet ook enige tijd in de mist hebben gevaren en moet tijd hebben gehad de vaart te minderen. Bassler heeft gezegd, dat de kapitein van de „Gruno" nog 20 graden koers heeft veranderd naar stuurboord, maar deze bewering is niet te beoordelen. Na de aanvaring is alarm gemaakt; de Duitse matroos was gewond. De meeste opvarenden konden overstappen op de „Kolomna"; de sloep van dit schip pikte een drenkeling op. De kapitein en zijn vrouw zijn verdronken, evenals de Duitse matroos. Er zijn 5 personen gered. De hoofdinspecteur merkt nog op, dat de „Gruno" slechts een klein schip was en diep geladen. Bij zo'n aanvaring moet dit schip snel zijn gezonken. De hoofdinspecteur wil de navigatie van dé „Kolomna" niet beoordelen. Dit schip heeft zeker te snel gevaren. Indien de radar inderdaad niet goed werkte, is het nog meer te verwonderen, dat het zo hard heeft gevaren. Het oordeel van de raad luidt als volgt: Daar de raad niet beschikt over enige verklaring van personen, die de navigatie van de bij deze aanvaring betrokken schepen hebben gezien, is het niet mogelijk een oordeel over de oorzaak van deze ernstige scheepsramp uit te spreken. Daar enige opvarenden van de „Gruno" zulks hebben verklaard, neemt de raad aan, dat op dit schip direct na het opkomen van de mist de vaart is geminderd en dat mistsignalen zijn gegeven. Gezien het diepe doordringen van de „Kolomna" in de „Gruno", staat zonder twijfel vast, dat het Russische schip snel moét hebben gevaren. Verder kan de raad ook geen oordeel geven over de navigatie van dat schip. De raad betreurt, dat deze ramp aan drie personen het leven heeft gekost, en betuigt de nabestaanden zijn deelneming met. dit verlies. Vijf personen konden worden gered en zijn op het Russische schip goed verzorgd en door dit schip naar Rotterdam gebracht. Aldus gedaan door de heren mr. A. Dirkzwager, 1ste plv. voorzitter, H. A. Broere, F. van der Laan en J. Tissot, van Patot, leden, in tegenwoordigheid van 's raads secretaris, mr. A. Boosman, en uitgesproken door de voorzitter ter openbare zitting van de raad van 27 mei 1957. (Gét.) A. Dirkzwager, A. Boosman. |