1941-12-14: |
NvhN 03-06-1942: Raad voor de Scheepvaart: De kapitein van het motorschip “Ceres”, dat bij het eiland Moen, Denemarken, op 14 December 1941 tijdens mist strandde werd voor 8 dagen geschorst.
Bijvoegsel tot de Nederlandsche Staatscourant van Dinsdag 16 Jun 1942, no.114. No.22 Uitspraak van den Raad voor de Scheepvaart in zake de stranding tijdens mist van het motorschip Ceres bij het eiland Möen (Denemarken). Betrokkene: kapitein Berend Buisman. Op 14 December 1941 is het motorschip Ceres tijdens mist bij het eiland Möen (Denemarken) gestrand en later met eigen middelen weer vlot gekomen. In overeenstemming met het voorstel van den inspecteur generaal voor de scheepvaart besliste een commissie uit den Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 29 der Schepenwet, dat de Raad een onderzoek naar de oorzaak van deze stranding zou instellen. Bovendien besliste genoemde commissie, dat het onderzoek tevens zou loopen over de vraag, of niet het ongeval mede is te wijten aan schuld van den kapitein Berend Buisman, geboren 30 September 1875 te Groningen en aldaar wonende. De behandeling heeft plaats gevonden ter zitting van 21 April 1942 in tegenwoordigheid van den inspecteur- generaal voor de scheepvaart P. S. van 't Haaff. De Raad nam kennis van de stukken van het voorloopig onderzoek der Scheepvaartinspectie en hoorde den kapitein, voornoemd, als betrokkene, buiten eede. De door den kapitein gebezigde zeekaart — Duitsche Admiraliteitskaart n". 40, Die Ostsee von Gjedser Odde bis Bornholm — zoomede het aan boord bijgehouden scheepsdagboek, waren ter tafel aanwezig. De voorzitter zette den betrokkene doel en strekking van het onderzoek uiteen en gaf hem gelegenheid tot zijn verdediging aan te voeren, hetgeen hij daartoe dienstig achtte, hem daarbij het laatste woord latende. 's Raads onderzoek heeft het volgende resultaat opgeleverd: Het motorschip Ceres is een Nederlandsch vaartuig, metende 142,60 bruto-, 85,67 netto-registerton, roepnaam P D J V, van W. G. J. Westera, te Vroomshoop, en thuisbehoorende aldaar. Het schip heeft een Deutz Dieselmotor van 70 pk. De verklaring van den kapitein komt in hoofdzaak neer op het volgende: Hij bezit een dienstdiploma eerste-stuurman groote handelsvaart. Hij heeft echter altijd in de kleine vaart gevaren. Op 9 December 1941 vertrok hij met de Ceres van Karlskrona in Zweden, beladen met hont, bestemd voor Delfzijl. De diepgang bedroeg vóór 1,90 m, achter 2 m. De bemanning bestond uit 4 personen. Op 13 December is Simrishamn aangeloopen voor proviand. Te 6.30 uur van 14 December vertrok hij van daar. Te 9.15 uur van dien dag werd Sandhammaren op ongeveer 1 mijl afstand gepasseerd, log 13. Daarna is gestuurd Z.W. t. W. magnetisch. Deze koers liep naar het wachtschip, dat nabij Gjedser ligt. Het weder was aanvankelijk goed, matige zuidelijke wind. Deze werd in den namiddag W.Z.W. en nam in kracht toe. Er begon meer zee te looiden. Te 16 uur — log 21 — veranderde hij den koers in W.Z.W. ¾ W. magnetisch om met het oog op toenemenden wind en zee den weg door de Grön Sund te nemen. Te 23.30 uur werd het dik van mist. Van den wal had hij nog niets gezien. Te 23.45 uur is de motor op zeer langzaam gezet. De log wees 68, hij meende daarom nog 8 a 9 mijl uit den wal te zijn in diep water. Nabij Möen wilde hij zich aan den wal verkennen en daar ankeren om daglicht af te wachten. Te 23.50 uur liep het schip aan den grond. Bij looding constateerde hij vóór 1,70 m, achter 2,50 m. Het gelukte aanvankelijk niet door met den motor te manoeuvreeren los te komen. Een gedeelte van den vóórdeklast is geworpen, waarna de Ceres op 15 December te 1.15 uur vlot kwam. Later verkende hij het licht van het eiland Möen. Hij gaf toe, dat het beter was geweest, wanneer hij eerder van het lood gebruik had gemaakt. Hij heeft echter op de log vertrouwd, meende nog 8 a 9 mijl uit de kust te staan en wilde eerst later de 20-vadem-lijn aanlooden. De inspecteur-generaal voor de scheepvaart heeft aangevoerd: dat de Ceres op een zeker oogenblik 14 uur had gevaren zonder eenig zicht te hebben gehad; dat de kapitein slechts beschikte over de aanwijzing van de log, doch hij had moeten bedenken, dat aan de uitkomst van de log altijd fouten kunnen kleven; dat het onder deze omstandigheden onverantwoord is om eenig verkenningsmiddel, waarover men beschikt, ongebruikt te laten; dat ten deze het eenige middel, dat de betrokkene had kunnen en dus had moeten benutten, het lood was, hetgeen hij echter heeft nagelaten om de geheel ondeugdelijke reden, dat hij meende nog in diep water te zijn. De Raad is van oordeel, dat het aan de Ceres overkomen ongeval is te wijten aan de schuld van den betrokkene, die te veel op zijn log heeft vertrouwd en verzuimd heeft gebruik te maken van het eenige verkenningsmiddel, dat hem ten dienste stond, nl. het lood. De betrokkene moest dan ook ter zitting erkennen, dat het ongeval niet gebeurd zou zijn, wanneer hij gelood had. De tegenwerping, dat hij niet had gelood, omdat hij meende nog in diep water te zijn, kan niet als deugdelijk worden aanvaard. Het lood zou hem juist geleerd hebben, dat die meening onjuist was. Wel kan de Raad hem toegeven, dat een fout in de aanwijzing van de log van 8 a 9 mijl op den afgelegden afstand aanzienlijk is. Hij had echter de mogelijkheid daarvan geenszins mogen uitsluiten. Eventueel had hij ook, nu het zicht hem in den steek liet, eerder om de Zuid kunnen gaan. De Raad meent in dit geval met een schorsing van geringen duur te kunnen volstaan. Mitsdien: Straft den betrokkene, Berend Buisman, geboren 30 September 1875 te Groningen, wonende aldaar, door hem de bevoegdheid te ontnemen om als kapitein te varen op een schip, als bedoeld bij artikel 2 der Schepenwet, voor den tijd van acht dagen. Aldus gedaan door de heeren prof. mr. B. M. Taverne, eerste plaatsvervangend-voorzitter, J. N. Egmond, lid, J. T. A. J. Bruinsma, plaatsvervangend lid, G. Mulder, buitengewoon lid, in tegenwoordigheid van 's Raads secretaris mr. H. B. Tjeenk Willink, en uitgesproken door voornoemden voorzitter ter openbare zitting van den Raad van 2 Juni 1942. (get.) B. M. Taverne, H. B. Tjeenk Willink. Voor eensluidend afschrift, H. B. Tjeenk Willink, Secretaris. |