1922-06-04: |
Uit het roer gelopen in het Kanaal v Terneuzen onderweg van Dunston naar Sluiskil , hoewel de machine dadelijk op volle kracht achteruit stond, met de voorsteven in de bij de haven gelegen stenen kaaimuur gelopen , met zware schade aan de voorsteven. Met achteruit werkende machine kwam het schip weer vrij en stoomde het op naar Sluiskil. De voorpiek liep onmiddellijk vol water. Men arriveerde s` morgens in Sluiskil.
1923 : 17 februari : Advertentie : Folmina sold to a Britisch Firm
26 juni 1923 Krant Voorwaarts : Soc-Democratisch dagblad
De Raad voor de Scheepvaart te Amsterdam stelde gisteren een onderzoek in naar de oorzaak van de aanvaring, welke op 10 Februari 1923 in de haven van Rotterdam heeft plaats gehad tussen het Engelse stoomschip „Folmina" en den beladen lichter „Fendel 7". Als eerste getuige werd een 71-jarige havenloods gehoord. Getuigde verklaarde, dat hij opdracht gekregen had om het stoomschip „Folmina", dat door een Engelse maatschappij gekocht was, van de werf „Liesbosch", bij Jutfaas, naar Rotterdam te brengen. Het schip was in ballast. Behalve getuige bevonden zich aan boord een Engelse gezagvoerder en stuurman, benevens vier Hollanders. Het. schip werd getrokken door een sleepboot, terwijl tevens de eigen machines meewerkten. Bij de Koningshaven gekomen was de brug dicht Getuige liet de „Folmina" toen opdraaien en gaf stuurboordroer. Kort voor de aanvaring riep de sleepbootkapitein getuige iets toe. Getuige, die hardhorend is, verstond niets en ging van de brug af naar den bak om den sleepbootkapitein beter te kunnen verstaan. Hij zag toen achter de „Folmina" een sleep, welke zijn schip zeer dicht genaderd was. Getuige liep toen dadelijk terug naar de brug en zag daar dat de Engelse gezagvoerder de machinekamertelegraaf op halve kracht vooruit gezet had. Onmiddellijk zette getuige de telegraaf op volle kracht achteruit. Het was echter te laat; de „Folmina" kwam in botsing met de sleep, bestaande uit een sleepboot en een lichterschip. Het lichter-
schip „Fendel 7" werd geraakt en kreeg een groot gat. Als tweede getuige werd gehoord de kapitein
van de sleepboot, welke de „Fendel 7" getrokken had. Getuigde verklaarde, dat de „Folmina" hem onderweg was voorbij gelopen. Getuige hield stuurboordzij de. Bij de Koningshaven kreeg getuige de „Folmina" weer in zicht, daar deze stoppen moest voor de brug. Volgens get. heeft de loods van de „Folmina" bij het opdraaien niet stuurboordroer gegeven, zoals hij verklaard had, doch bakboordroer. Door de manoeuvre van den loods kwam het stoomschip, dat (evens door den sterken stroom voortgeduwd werd, in aanvaring met de „Fendel 7",met het bekende gevolg. De lichter is gelukkig
drijvende gebleven.
De Raad zal later uitspraak doen
1923 : Na verkoop vertrok de ‘Folmina’ op 10 februari 1923, nog onder de oude naam, maar al onder Britse vlag en met een Britse bemanning, van Jutphaas, van de Scheepswerf & Machinefabriek ‘De Liesbosch’, via Rotterdam naar Engeland. |