Inloggen
FLYING SCOTSMAN - ID 2249


In dienst
Onder Nederlandse Vlag tussen:0000-00-00 / 0000-00-00

Identification Data

Bouwjaar: 1930
Classification Register: Bureau Veritas (BV)
IMO nummer: 5031030
Nat. Official Number: 4510 Z ROTT 1930
Categorie: Cargo vessel
Voorstuwing: Motor Vessel
Type: General Cargo schip
Type Dek: Flush deck
Masten: One mast
Rig: 2 derricks
Material Hull: Steel
Dekken: 1
Construction Data

Scheepsbouwer: N.V. Industrieële Maatschappij 'De Noord', Alblasserdam, Zuid-Holland, Netherlands
Werfnummer: 463
Launch Date: 1929-11-00
Delivery Date: 1930-01-15
Technical Data

Engine Manufacturer: Deutz A.G., Motorenfabrik, Cologne (Köln), Germany
Motor Type: Motor, Oil, 4-stroke single-acting
Number of Cylinders: 4
Power: 250
Power Unit: BHP (APK, RPK)
Eng. additional info: Deutz Type (11 13/16-17 11/16)
Speed in knots: 8
Number of screws: 1
 
Gross Tonnage: 392.00 Gross tonnage
Net Tonnage: 230.00 Net tonnage
Deadweight: 545.00 tonnes deadweight (1000 kg)
Grain: 24961 Cubic Feet
Bale: 23000 Cubic Feet
 
Length 1: 48.95 Meters Length overall (Loa)
Length 2: 45.18 Meters Length between perpendiculars (Lbp)
Beam: 7.70 Meters Breadth, moulded
Depth: 3.05 Meters Depth, moulded
Draught: 2.81 Meters Draught, maximum
Configuration Changes

Datum 00-00-1952
Type: Propulsion/engine changed
Omschrijving: Nieuwe hoofdmotor: 4tew 4 cil 240 Pk Industrie Type (305x460), 8 mijl.

Ship History Data

Date/Name Ship 1930-01-15 FLYING SCOTSMAN
Manager: Firma W.H. James & Co. (v/h James en Van Meel), Rotterdam, Zuid-Holland, Netherlands
Eigenaar: N.V. Motorzeevaart Maatschappij 'Mozem', Rotterdam, Zuid-Holland, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Rotterdam / Netherlands
Callsign: NRQH
Additional info: 1934 Call Sign: PEDB

Date/Name Ship 1938-11-01 EVERTSEN
Manager: Jan Vermaas, Rotterdam, Zuid-Holland, Netherlands
Eigenaar: N.V. Motorzeevaart Maatschappij 'Mozem', Rotterdam, Zuid-Holland, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Rotterdam / Netherlands
Callsign: PEAD

Date/Name Ship 1940-02-16 EVERTSEN
Manager: Jan Vermaas, Rotterdam, Zuid-Holland, Netherlands
Eigenaar: Johann Christiaan Smit van Vrije Nesse, Alblasserdam, Zuid-Holland, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Papendrecht / Netherlands
Callsign: PEAD

Date/Name Ship 1953-01-09 EVERTSEN
Manager: J. Vermaas' Scheepvaart Bedrijf, Rotterdam, Zuid-Holland, Netherlands
Eigenaar: Reederij De Noord N.V., Alblasserdam, Zuid-Holland, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Alblasserdam / Netherlands
Callsign: PEAD

Date/Name Ship 1959-11-26 LUGA
Manager: R. Alberti & A. Cappello, Trieste, Italy
Eigenaar: R. Alberti & A. Cappello, Trieste, Italy
Shareholder:
Homeport / Flag: Trieste / Italy
Callsign: IPPX

Date/Name Ship 1962-00-00 AURORA PRIMA
Manager: Abdon d' Adda, Monfalcone, Italy
Eigenaar: Abdon d' Adda, Monfalcone, Italy
Shareholder:
Homeport / Flag: Monfalcone / Italy
Callsign: IPPX

Date/Name Ship 1965-00-00 DIANA PRIMA
Manager: Vittorio Paladini, Viareggio, Italy
Eigenaar: Vittorio Paladini, Viareggio, Italy
Shareholder:
Homeport / Flag: Viareggio / Italy
Callsign: IPPX

Date/Name Ship 1969-00-00 AVVENIRE
Manager: Vittorio Paladini, Viareggio, Italy
Eigenaar: Vittorio Paladini, Viareggio, Italy
Shareholder:
Homeport / Flag: Viareggio / Italy
Callsign: IPPX

Ship Events Data

1929-12-19: De Maasbode 20-12-1929: Nieuwe Waterweg aangekomen: 19 December namiddag: Flying Scotsman, terug van proeftocht om 3 uur.
1930-01-02: Als FLYING SCOTSMAN, zijnde een motorschip, metende 1109.45 m3, liggende te Rotterdam, door F. Meijer, scheepsmeter te Rotterdam, ten verzoeke van de Naamlooze Vennootschap Motorzeevaartmaatschappij Mozem te Rotterdam, van haar brandmerk voorzien door het inbeitelen van 4510 Z ROTT 1930 op het achterschip aan stuurboordzijde tegen de lichtkap van de motorkamer.
1930-02-10: Algemeen Handelsblad 10-02-1930: FLYING SCOTSMAN en MARTHA HENDRIK FISSER. (Londen, 10 Febr.) Het Nederlandsche motorschip „Flying Scotsman" van Eeckernforde naar Rotterdam en het Duitsche stoomschip „Martha Hendrik Fisser" van Oxelosund naar Rotterdam bestemd, hebben beiden lichte schade beloopen door aanvaring in het Kiel-Kanaal. Beide schepen hebben de reis voortgezet.

Voorwaarts 29-03-1930: Flying Scotsman—Martha Hendrik Fisser. Flensburg, 26 Maart. Door het „Seeamt" alhier is uitspraak gedaan inzake de aanvaring, welke op 2 Februari j.l. heeft plaats gehad in 't Kaiser Wilhelm Kanaal tusschen het Nederl. motorschip Flying Scotsman en het Duitsche stoomschip Martha Hendrik Flsser. Laatstgenoemd stoomschip werd daarbij aan bet achterschip getroffen, waardoor het eenige platenschade heeft bekomen. De Flying Scotsman had geen noemenswaardige schade. Alleen de Flying Scotsman werd schuldig verklaard aan het ongeval.
1930-08-08: Rotterdamsch nieuwsblad 11-08-1930: Flying Scotsman — The Brownie. Brightlingsea, 8 Aug. Het Nederl. motorschip Flying Scotsman is in aanvaring, geweest met het zeilschip The Brownie met hout. Het zeilschip is vol water naar Colchester gesleept, en zal daar lossen. De Flying Scotsman heeft geen schade.
1931-01-09: Algemeen Handelsblad 17-05-1931: De Raad voor de Scheepvaart deed uitspraak inzake de stranding tijdens mist van het motorschip “Flying Scotsman” op de Oostkust van Engeland, benoorden de monding van de Humber. De Raad is van oordeel dat de navigatie van dezen schipper onvoldoende is geweest. Door na het looden van elf vadem het looden gaande te houden, hetgeen door een voorzichtige navigatie was geboden, had hij de stranding kunnen voorkomen. Hoewel de fouten ernstig zijn, wil de Raad, met het oog op den gunstigen indruk dien deze schipper bij zijn verhoor heeft gemaakt, dit maal met een berisping volstaan.

Bijvoegsel tot de Nederlandsche Staatscourant van Vrijdag 5 en Zaterdag 6 Juni 1931, no.107. No. 63 Uitspraak van den Raad voor de Scheepvaart inzake de stranding tijdens mist van het motorschip Flying Scotsman op de Oostkust van Engeland, benoorden de monding van de Humber. (Betrokkene: Willem Koerts, gezagvoerder.) Op 9 Januari 1931 is het motorschip Flying Scotsman tijdens mist op de Oostkust van Engeland, benoorden de monding van de Humber, gestrand. In overeenstemming met het voorstel van den hoofdinspecteur voor de scheepvaart besliste de bij art. 29 der Schepenwet bedoelde commissie uit den Raad voor de Scheepvaart, dat de Raad een onderzoek naar de oorzaak van deze stranding zou instellen en dat dit onderzoek tevens zou loopen over de vraag of het ongeval wellicht mede is veroorzaakt door een daad of nalatigheid van den kapitein Willem Koerts, wonende te Noordbroek (Gr.). Het onderzoek had plaats ter zitting van den Raad van 1 Mei 1931 in tegenwoordigheid van den waarnemend hoofdinspecteur voor de scheepvaart van 't Haaff. De Raad nam kennis van de stukken van het voorloopig onderzoek der scheepvaartinspectie en hoorde den kapitein Willem Koerts, voornoemd, als betrokkene buiten eede. Uit een en ander is den Raad het volgende gebleken: Het Nederlandsche motorschip Flying Scotsman, metende 391,64 bruto- en 229,50 netto-registerton, onderscheidingssein N.R.Q.H., is in 1929 van staal gebouwd en behoort toe aan de Naamlooze Vennootschap Motorzeevaart Maatschappij ,,Mozem", te Rotterdam, onder directie van W. H. James en Co., aldaar. Op 6 Januari 1931 vertrok het schip, bemand met 7 personen, van Skelskör, in Denemarken, beladen met 487 ton gerst, met bestemming Hull, diepgang 10 voet. Zeven Januari, 's morgens 6.30 uur, werd de sluis te Brunsbüttel gepasseerd en onder loodsaanwijzing de Elbe afgevaren. De loods verliet het schip te 8.45 uur bij het lichtschip Elbe III en te 10 uur was men bij het lichtschip Elbe I. Van daar werd W.½ N. magnetisch op de Engelsche kust gestuurd. Acht Januari, 12 uur, verkreeg de kapitein als zonsmiddagbreedte 54° 10' noord, doch daar er vrijwel geen zon was, vertrouwde hij daar weinig op. Tot 's avonds 8 uur werd met volle kracht werkenden motor de koers W.½ N. vervolgd; hierop is met het handlood gelood, geen grond. Reeds 's middags was het mistig geworden en er was niets te onderscheiden. De kapitein meende benoorden de Humber te zijn en is Z.W. t. W. gaan sturen; omstreeks middernacht werd hierop. 11 vadem water gelood. Nu meende de kapitein voor de Humber te zijn. De stuurman was op het voorschip om uit te kijken, de motor werkte thans halve kracht, gestuurd werd Z.W. Te 0.25 uur werd gestopt om te luisteren, doch geen mistsein werd vernomen. Te 0.40 uur was de kapitein juist voornemens weer te looden, toen de stuurman van den bak riep: „Volle kracht achteruit!". Hij had de kust gezien. Het schip bleek echter reeds vastgeloopen. Het water was vallende. Omstreeks 6 uur kwam het schip met hoog water zonder assistentie weer vlot. Daarop is uitgestuurd tot 10 vadem water en vervolgens is met zuidelijke koersen de Humber opgezocht. Te 7.45 uur kwam bij het lichtschip de loods aan boord en zonder ongevallen werd Hull bereikt. Het schip maakte geen water. Later zou den kapitein zijn gebleken, dat de afwijkingen van zijn kompassen, welke 6 December 1930 te Rotterdam waren gecompenseerd, niet in alle opzichten in overeenstemming waren met de stuurtafels. Hij had echter op de reis niet voldoende zon gehad om een azimuth te nemen. De waarnemend hoofdinspecteur voor de scheepvaart heeft aangevoerd: dat dit ongeluk thans goed is afgeloopen, doch dit ook anders had kunnen zijn, zoodat het van belang is, de gedragingen van den kapitein te onderzoeken, waarbij de vragen, of de kompassen al of niet juist waren en of hij dien dag een behoorlijke zonshoogte heeft kunnen nemen, geheel buiten beschouwing kunnen blijven, daar zij buiten het ongeval staan; dat de fout van den kapitein hierin is gelegen, dat hij niet de noodige maatregelen heeft genomen om bij onvoldoende zicht voldoende zekerheid te verkrijgen; dat hij met een zuidwestelijken koers is gekomen op een diepte van 11 vadem, dus op of binnen de 10-vadem-lijn, welke op 4 mijl afstand van de kust loopt; dat, wanneer men nu vergelijkt de standen van de log bij het looden van 11 vadem en bij het vastloopen, te weten 265 en 269, blijkt, dat hij na het looden van 11 vadem juist 4 mijl heeft afgelegd; dat alles had kunnen worden voorkomen, indien hij het lood had gaande gehouden, hetgeen hij echter heeft nagelaten. De Raad is van oordeel, dat de navigatie van dezen schipper onvoldoende is geweest. Door na het looden van 11 vadem het lood gaande te houden, hetgeen door een voorzichtige navigatie was geboden, had hij de stranding kunnen voorkomen. Ook bij het verkrijgen van zijn middaghoogte, welke 30 mijl met zijn gegist bestek verschilde, had hij het lood moeten gebruiken. De Raad wil den toestand van de kompassen buiten beschouwing laten, daar hieromtrent geen zekerheid is verkregen, terwijl, indien de kompassen werkelijk niet goed waren, de schipper zich toch niet op die omstandigheid tot zijn verontschuldiging zou kunnen beroepen. Het is trouwens ook mogelijk, dat er slecht is gestuurd. Maar dit alles neemt niet weg, dat de schipper in gebreke is gebleven met het nemen van de noodige maatregelen na het looden van 11 vadem. Hoewel deze fout ernstig is, wil de Raad, met het oog op den gunstigen indruk, dien deze schipper bij zijn verhoor heeft gemaakt, ditmaal met een berisping volstaan. Mitsdien: Straft den schipper van het motorschip Flying Scotsman, Willem Koerts, geboren 11 April 1893, wonende te Noordbroek (Gr.), door het uitspreken van een berisping. Aldus gedaan door de heeren prof. mr. B. M. Taverne, plaatsvervangend voorzitter, C. J. Canters, G. J. Lap, W. Bakker, A. L. Boeser, leden. W. A. Beijer, plaatsvervangend buitengewoon lid, in tegenwoordigheid van 's Raads secretaris mr. H. B. Tjeenk Willink, en uitgesproken door voornoemden plaatsvervangend voorzitter ter openbare zitting van den Raad van 16 Mei 1931. (get .) B. M. Taverne, C. J. Canters, G. J. Lap, W. Bakker. A. L. Boeser, W. A. Beijer, H. B. Tjeenk Willink. Voor eensluidend afschrift, H. B. Tjeenk Willink, Secretaris.
1931-01-20: Voorwaarts 20-01-1931: Flying Scotsman. Londen, 20 Januari. Het van Hull te Falkenberg aangekomen Nederl. motorschip Flying Scotsman rapporteert, dat gedurende de reis 100 ton van den deklast cokes verloren gegaan is.

Algemeen Handelsblad 21-01-1931: Flying Scotsman. (Londen 20 Jan.). De Nederlandsche motorschoener Flying Scotsman is te Falkenberg aangekomen met verlies van 100 ton van de deklading cokes.
1931-02-19: Vertrokken van Rotterdam en te Ballina-Ierland aangekomen na met hevige storm gekampt te hebben.
1931-10-31: Voorwaarts 03-11-1931: Flying Scotsman. Brightlingsea. 31 Oct. Het Ned. motorschip Flying Scotsman heeft op de reis van Colchester naar Rotterdam, in ballast, bij het afvaren van de rivier een onbekend gebleven visschersvaartuig geraakt, dat te Rowhedge lag en dientengevolge verschillende averijen heeft opgeloopen. De Flying Scotsman welke inmiddels te Rotterdam is aangekomen, heeft geen schade bekomen.
1934-04-20: NvhN 21-04-1934: Flying Scotsman. Rotterdam, 20 April. Het Nederlandsche m.s. „FLYING SCOTSMAN" is bij Perth aan den grond gevaren.
1934-04-23: Het Vaderland 24.04.1934: Rotterdam, 23 april:
Het Nederlandse m.s. 'Flying Scotsman' is zonder assistentie, ogenschijnlijk onbeschadigd, vlot gekomen en arriveerde gisteren te Fur.
1938-11-09: Zaans Volksblad 09-11-1938: Scheepsbouwnieuws. Het m.s. „Flying Scotsman", van J. Vermaas' Scheepvaartbedrijf te Rotterdam is herdoopt in „Evertsen". Voorts wordt het m.s. „Flying Irishman", van dezelfde rederij herdoopt in „Tromp" en het m.s. „Flying Norseman" in „Houtman".
1940-05-00: Tijdens het uitbreken van WO II uitgeweken naar Engeland. Nam deel aan de operatie 'Neptune' (Invasie van Normandië).
1944-06-09: Deelname aan konvooi EBC.7 met in totaal 28 schepen zonder escort vaartuigen. Nederlandse kustvaarder die ook aan deze konvooi deelnamen zijn: Nato 1939 en de Njord 1939. 13-06-1944 Konvooi EBC.7 aangekomen in de Seine Bay.
1950-12-09: Bijvoegsel van de Nederlandse Staatscourant van Vrijdag 28 December 1951, no.251.
No.74 Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart in zake de aanvaring van het motorschip „Evertsen" met het oplopende motorschip „Mudo" benoorden Schiermonnikoog. Betrokkene: L. C. Jonker, kapitein motorschip „Mudo". Op 9 December 1950 is het motorschip „Evertsen", dat op reis was van Rafsö naar Caen, toen het benoorden Schiermonnikoog varende was tussen ET. 16 en 15, in aanvaring gekomen met het motorschip „Mudo", dat, op de reis van Delfzijl naar Swansea, de „Evertsen" opliep. In overeenstemming met het voorstel van de inspecteur-generaal voor de scheepvaart besliste een commissie uit de Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld in artikel 29 der Schepenwet, dat de Raad een onderzoek zou instellen naar de oorzaak van deze aanvaring. Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 14 November 1951, in tegenwoordigheid van de inspecteur voor de scheepvaart J. Metz. De Raad nam kennis van de stukken van het voorlopig onderzoek der Scheepvaartinspectie, waarbij processen-verbaal van de verhoren van de kapitein, de stuurman en de roerganger van de „Evertsen" en van de kapitein en de roerganger van de „Mudo", en hoorde de kapitein L. C. Jonker. Vóórdat het verhoor van deze getuige aanving, besliste de Raad, op voorstel van de inspecteur voor de scheepvaart, dat het onderzoek tevens zou lopen over de vraag, of de ramp wellicht mede te wijten is aan de schuld van de kapitein van de „Mudo", L. C. Jonker, wonende te Groningen. De voorzitter deelde aan getuige 's Raads beslissing mede en wees hem er op, dat hij thans in de positie van betrokkene was komen te verkeren en gelegenheid had, alles tot zijn verdediging aan te voeren, hetgeen hij daartoe dienstig zou achten, terwijl hem het laatste woord zou worden gelaten. Betrokkene had geen bezwaar, dat het onderzoek terstond werd voortgezet. Op 19 September 1951 is ingevolge bevoegdheid uit artikel 12 van het Koninklijk besluit van 17 December 1932, S. 621, door het gewone lid C. II. Brouwer gehoord J. van Hoven, destijds stuurman motorschip „Evertsen". Uit de verklaringen en bescheiden is de Raad het volgende gebleken : Het motorschip „Evertsen" is een Nederlands schip, toebehorende aan J. Vermaas, te Rotterdam. Het meet 391 bruto-registerton en wordt voortbewogen door een 250 pk Deutz-motor en een linkse schroef. De „Mudo" is eveneens een Nederlands schip en behoort toe aan S. Dost, te Groningen. Het schip meet 399,9 bruto-registerton en wordt voortbewogen door een 375 pk Brons-motor en een rechtse schroef. Het motorschip „Evertsen" was op 3 December 1950 vertrokken van Rafsö naar Caen. Het was beladen met gezaagd hout; de deklasthoogte was 2,55 m. De diepgang was vóór 9'2", achter 10'8". Inclusief de kapitein bestond de bemanning uit 8 personen. Op 9 December 1950 te 2.00 uur werd de Huibertgat-brulboei op korte afstand gepasseerd en werd verder gevaren in de ET.route. Het was goed helder weer, de wind was Z.W. 2, de zee licht golvend. De navigatielichten brandden helder. Op de brug bevonden zich de stuurman en een uitkijk. De stuurman stond aan het roer; vandaar heeft men een vrij uitzicht, zowel naar voren als naar achteren. De koers was 259° r.w,, de vaart volle kracht, ongeveer 7 mijl per uur; er was vrijwel geen stroom. Van de zijde van de „Evertsen" is verder verklaard, dat men te 3.00 uur opgelopen werd aan b.b.-zij door een ander schip, dat later bleek het motorschip „Mudo" te zijn. Men zag de lichten op 2 streken van achteren. Toen dit schip op vrijwel evenwijdige koers op 2 streken achterlijker dan dwars was gekomen, bescheen men vandaar de „Evertsen" enige keren met een zoeklicht. Toen de „Mudo" dwars was aan bakboord, was de afstand ongeveer 2 scheepslengten. Toen de „Mudo" op 4 streken aan bakboord was gekomen, nam men vanaf de brug van de „Evertsen" waar, dat het andere schip naar stuurboord draaide en ging liggen op ongeveer 290° r.w. Toen daardoor de voorsteven van de „Mudo" de „Evertsen" tot op korte afstand naderde, gaf de stuurman van laatstgenoemd schip hard s.b.-roer en een korte stoot op de fluit en toen het roer aan boord lag, zette hij de motor op volle kracht achteruit; de motor sloeg direct aan. Het was toen 3.10 uur. Men nam waar, dat de „Mudo" nu bakboord begon uit te draaien, maar men kon niet voorkomen, dat s.b.-midscheeps van dit schip in aanraking kwam met b.b.-bak van de „Evertsen", die toen weinig vaart meer had. Het achterschip van de „Mudo" schuurde nog langs de b.b.-zij van het andere vaartuig, maar dan waren de schepen vrij van elkaar. Na de eerste aanraking draaide de „Evertsen" meer stuurboorduit. De stuurman van de „Evertsen" stopte dan de motor; hij heeft niet opgemerkt of de „Mudo" met de motor heeft gemanoeuvreerd. De kapitein van de „Evertsen" kwam nu boven, wakker geworden door de schok, en zag het achterschip van de „Mudo" dwarsop aan bakboord, op ongeveer 40 m afstand; dat schip lag toen ongeveer zuid voor. De „Mudo" werd gepraaid en gaf haar naam op. De „Evertsen" bleek geen water te maken, maar de verschansing en enige stringerplaten waren ingezet; de deklast was niet verschoven. Van de zijde van de „Mudo" is verklaard, dat dit schip op zijn eerste reis op 8 December 1950, beladen met ijzergrond, van Delfzijl vertrok, met bestemming Swansea. De diepgang was vóór 3,15, achter 3,20 m. Op 9 December te 2.00 uur werd de loods ontscheept. Te 2.45 uur werd ET. 16 op korte afstand aan bakboord gepasseerd. De koers was west, deviatie nul. Het schip liep volle kracht, 9 mijl per uur. Het zicht was ongeveer 4 mijl. De navigatielichten brandden helder. Op de brug bevonden zich de kapitein en een roerganger. Het schip was goed bestuurbaar, maar men moest voortdurend op het roer letten. Na ET. 16 werden 2 schepen opgelopen. Eerst werd het motorschip „Frederik" op 75 tot 100 meter afstand gepasseerd. Vóórdat het volgende schip, dat later bleek het motorschip „Evertsen" te zijn, dwars was, bescheen de kapitein dat schip met de Aldis-lamp om de naam op te nemen. Toen men te 3.00 uur de „Evertsen" dwars aan stuurboord had, op ongeveer 100 meter afstand, gaf de kapitein order aan de roerganger ET. 15 even aan bakboord te houden; de koers behoefde daarvoor nagenoeg niet gewijzigd te worden. De kapitein ging toen — hij had gezien, dat het schip de goede koers voorlag —, even naar de kaartenkamer om het karakter van ET. 15 in de kaart na te gaan. Toen de kapitein even later weer op de brug kwam, zag hij, dat de „Evertsen" ongeveer 3 streken van haar koers afweek naar bakboord en naar de „Mudo" toescheerde. Hij hielp terstond de roerganger het roer bakboord draaien. Vóórdat het roer bakboord werd gedraaid, heeft de kapitein niet opgemerkt welke koers de „Mudo" toen voorlag; hij meende, dat zijn schip op koers lag. De „Mudo" draaide hard bakboorduit; er was geen geluidssein gegeven. Een aanvaring kon niet worden voorkomen. De „Evertsen" raakte met haar kop s.b.midscheeps van de „Mudo", waardoor de verschansing werd verbogen. Even vóór de aanvaring hoorde de kapitein, dat de „Evertsen 2 korte stoten gaf. Toen de schepen vrij van elkaar waren, stopte de „Mudo" de motor en werd de „Evertsen" gepraaid. Daar beide schepen slechts licht waren beschadigd, konden ze hun reis voortzetten. De „Evertsen" passeerde ET. 15 te 3.15 uur. De stuurman van de „Evertsen" heeft bij zijn verhoor op 19 September 1951 verklaard, dat hij tijdens de aanvaring aan het roer stond. Hij deed op zijn wacht om beurten met de matroos van de wacht roertorn en uitkijk. De „Evertsen" stuurde goed. Getuige zag de „Mudo" voor het eerst, toen dit schip 4 streek achterlijker dan dwars aan bakboord was. Even later werd de brug verblindend vanaf de „Mudo" beschenen. De „Mudo" liep de „Evertsen" langzaam op; de afstand was dwars 50 a 100 meter. Getuige had de indruk, dat beide schepen langs evenwijdige koerslijnen voeren. Toen de „Mudo" 4 streek voorlijker dan dwars was, liep zij plotseling naar stuurboord vóór de „Evertsen" over. Getuige heeft niet aan het sturen bemerkt, dat zuiging optrad, maar heeft niet op dit moment op het kompas gekeken, nooh gelet op boei ET. 15, die recht vooruit was. Getuige draaide terstond het stuurrad enige torns over naar stuurboord en gaf 1 korte stoot. Toen bleek, dat de „Mudo" desondanks vóór de boeg kwam, heeft getuige de telegraaf op volle kracht achteruit gezet. De machinist voerde onmiddellijk deze order uit, maar de schepen kwamen met elkaar in aanvaring; s.b.-midscheeps van de „Mudo" raakte de „Evertsen" achter de bak; daarna raakte het achterschip van de „Mudo" de „Evertsen" nog bij het want. Na de aanvaring stopte de „Evertsen"; bij de aanvaring was de vaart nog ongeveer 6 mijl. Van machinemanoeuvres van de „Mudo" is niets bemerkt. Hoewel het eerst leek, dat de „Mudo" de reis vervolgde, kwam zij weldra naderbij en werden door praaien de nodige gegevens uitgewisseld. Getuige voegde hieraan toe, dat het hem opviel, dat, toen de „Mudo" dwars was, het licht in haar stuurhuis brandde. Ter zitting heeft de kapitein van de „Mudo" verklaard, dat hij de „Evertsen" even bescheen met de Aldis-lamp, omdat hij meende met een hem goed bekend schip te doen te hebben. Betrokkene ging, toen de „Mudo" vrijwel recht op ET. 15 aanlag, naar de kaartenkamer om het karakter van die boei na te gaan. Toen hij na enige minuten op de brug terugkwam, zag hij, dat de „Evertsen" naar hem toe draaide. De roerganger, een matroos o.g. van 16 jaar, had de kapitein niet tevoren gewaarschuwd. Betrokkene hielp direct het roer bakboord aan boord te draaien en heeft niet gelet op de koers en ook niet opgemerkt of de boei nog vooruit was. De inspecteur voor de scheepvaart heeft aangevoerd, dat de aanvaring tussen de „Mudo" en de „Evertsen" te wijten is aan het feit, dat de „Mudo" bij het oplopen van de „Evertsen" dit schip te' weinig ruimte liet. Er is weliswaar gezegd, dat de koersen evenwijdig liepen, maar door het ene schip wordt als koers west, door het andere 259° opgegeven. Waarschijnlijk heeft tijdens het passeren een der schepen gegierd. De inspecteur geeft nogmaals de waarschuwing, dat bij het oplopen voldoende ruimte tussen de schepen moet worden gelaten. Daar betrokkene blijk geeft zijn fout te begrijpen, stelt de inspecteur de Raad voor geen maatregel tegen betrokkene te nemen. Het oordeel van de Raad luidt als volgt: Bij het oplopen van het motorschip „Evertsen” door het motorschip „Mudo" heeft dit laatste schip zo weinig ruimte gegeven, dat, toen een der schepen door enige oorzaak van de koers gierde, een aanvaring hiervan het gevolg was. Daar op geen der schepen vóór de aanvaring de kompaskoers is opgenomen, kan niet met zekerheid worden vastgesteld, welk schip van zijn koers is afgeweken en de aanvaring heeft veroorzaakt. De Raad neemt niet aan, gezien de afstand tussen beide schepen tijdens het passeren van ongeveer twee scheepslengten en de diepte ter plaatse van 20 m, dat zuiging is opgetreden. Verder keurt de Raad af, dat van een schip, buiten noodzaak, de brug van een ander schip met een zoeklicht of de Aldis- lamp wordt beschenen. De Raad acht het niet nodig enige strafmaatregel te nemen tegen de kapitein van de „Mudo", Lambert C. Jonker, geboren 14 Februari 1910, wonende te Groningen. Aldus gedaan door de heren mr. A. Dirkzwager, tweede plv. voorzitter, C. H. Brouwer, S. Vlietstra en K. R. Bosma, leden, in tegenwoordigheid van 's Raads secretaris mr. A. Boosman, en uitgesproken ter openbare zitting van de Raad van 21 December 1951. (Get.) A. Dirkzwager; A. Boosman.
1954-03-03: Algemeen Handelsblad 03-03-1954: m.s. Evertsen met averij in Hamburg.
Het Nederlandse m.s. Evertsen (392 brt) is gisteravond met machineschade de haven van Hamburg binnengesleept. Het schip vaart voor J. Vermaas scheepvaartbedrijf te Rotterdam. De Evertsen was met een lading kali op weg van Hamburg naar Goole.
1958-01-28: Het Parool 28-01-1958: Nederlandse zeeman verdronken. Rochefort, dinsdag (A.F.P.) de 54-jarige machinist M.L. Mulkens van de Nederlandse kustvaarder “Evertsen” is zondagavond in de rivier Charente bij Tonnay Charente aan de Franse kust verdronken.
De heer Mulkens is, toen hij aan boord wilde gaan, in het donker te water geraakt. De brandweer heeft zijn stoffelijk overschot vrij spoedig opgehaald.
1971-05-17: Final Fate:
Onderweg van Viareggio naar Barcelona met een lading blokken marmer, tijdens mist bij Punta Grossa op de rotsen gelopen en gezonken bij La Escala (Noordoostkust van Spanje). De bemanning werd gered.

Afbeeldingen


Omschrijving: FLYING SCOTSMAN
Collectie: Martens, R.G. (Rob)
Vervaardiger: Unknown

Omschrijving: FLYING SCOTSMAN
Collectie: Lindenborn, Marien
Vervaardiger: Unknown

Omschrijving: FLYING SCOTSMAN
Collectie: Lindenborn, Marien
Vervaardiger: Unknown

Omschrijving: FLYING SCOTSMAN
Collectie: Maritiem Museum Rotterdam collectie Arense/Lazet
Vervaardiger: Onbekend *
Onderwerp: Havenopname

Omschrijving: EVERTSEN
Collectie: Johannes, Leo M.
Vervaardiger: Unknown

Omschrijving: EVERTSEN
Collectie: Slagter, J. A. (Jacob)
Vervaardiger: Skyfotos Ltd.
Onderwerp: Luchtfoto

Omschrijving: EVERTSEN
Collectie: Lindenborn, Marien
Vervaardiger: Unknown

Omschrijving: EVERTSEN, Goole
Collectie: -
Vervaardiger: Hill, A.
Onderwerp: Havenopname

Omschrijving: EVERTSEN
Collectie: -
Vervaardiger: Hill, Charlie A.
Onderwerp: Havenopname

Omschrijving: AURORA PRIMA - Foto: Termini Imerese, Sicilië (It)
Collectie: Groot, Harry de
Vervaardiger: Unknown

Omschrijving: DIANA PRIMA 11 november 1968 in Barcelona.
Collectie: Schell, W.A
Vervaardiger: Onbekend
Onderwerp: Havenopname

Omschrijving: AVVENIRE
Collectie: Goudriaan, J. (Koos)
Vervaardiger: Unknown