1934-06-29: |
Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië 29-06-1934: No 113, De Nieuwe K.P.M.er. „Gemaakt in Ned.- Indië. Op de brug hangt een koperen bord, waarop te lezen staat: „Droogdok Mij. „Soerabaja" No. 113 1934. Wat deze in koper gegrifte mededeeling op den nieuwsten K.P.M.-er de „Alfoer" eigenlijk beduidt, is ons tijdens ons bezoek heden-morgen aan dit scheepje niet duidelijk geworden. Wij kunnen dus onze lezers niet mededeelen of dit beteekent, dat genoemde Droogdok Maatschappij reeds 113 schepen heeft afgeleverd, dan wel dat het 't opus 113 van dit lichaam is. In ieder geval hebben wij heden-morgen om veel minuten na half elf het schip, waarover reeds veel in ons blad werd gepubliceerd, zelf bestegen en er, zooals dat in journalistieke eliché-terminologie heet, „een kijkje" genomen. De agent van de K.P.M, te Tandjong Priok, de heer J. Broers, ontving de vertegenwoordigers van de Bataviasche pers, en, na de loopplank van het nieuwe scheepje bestegen te hebben, leverde de heer Broers ons over aan den kapitein van de „Alfoer", den heer W. K. F. Meyer. De „Alfoer" werd onder diens leiding systematisch afgewerkt. Eerst leidde de kapitein ons naar de bak, met daaronder de nachtverblijven aan stuur en bak-boord van de stokers en matrozen. Ons was als bijzonderheid medegedeeld, dat dit schip Nederlandsch-Indisch fabrikaat was. Het is, zooals bekend, ontstaan op de werven van de Droogdok Mij. „Soerabaja", maar in het hart van sommige journalisten schijnt een groot wantrouwen te heerschen. Want toen op los- en laadwerktuigen de naam ontdekt werd. van bekende Europeesche machine-fabrieken, werd opgemerkt, dat dit dan toch geen Nederlandsch-Indisch fabrikaat was. Hierop volgde dan van den deskundigen voorlichter een uiteenzetting van de feiten, dat bij den bouw van elk schip de meest perfecte producten van de wereld-industrie als werktuigen en machinerieën worden gebruikt. Dit doet aan het praedicaat „made in" niets af. Want de „Alfoer" is in Indië gebouwd. Het is een product van de Indische industrie, al zijn er dan ook onderdeelen bij en zelfs zeer voorname onderdeelen, die van elders werden aangevoerd. Om iets te schrijven, wat nog niet van de „Alfoer" is gezegd, is onmogelijk. Behalve dan het feit, dat de kapitein verklaarde, hoe het schip uitstekend op het water ligt. Zonder natuurlijk hatelijk te worden — dit is iets wat journalisten vreemd is — mogen wij zeggen dat dit toch wel iets bijzonders is voor een in Indië gebouwde schuit! Laat ons echter hier zwijgen over gekapseisde schepen — „made in" D. E. I. — en anderszins. Wij komen dan tot de toiletten voor de dekpassagiers. Want het bijzondere hiervan heet te zijn dat er scheiding is gemaakt voor mannen en vrouwen, hetgeen dan boven de badgelegenheden en toiletten met duidelijke letters prijkt. Maar er zijn meer waardevolle zaken aan boord dan deze hyper-menschelijke plekken, zooals het feit, dat alle laad- en loswerktuigen electrisch werken. Het deel van het schip, gelegen voor de brug, is geheel bestemd voor dekpassagiers, waarbij door een speciale tent-constructie de passagiers beschermd worden tegen zeewater en guur weer. Nog iets aparts in dit deel van het, schip, is de wijze waarop de zwemvesten zijn opgeborgen. In geval van nood, kunnen, door het wegtrekken van enkele pennen, alle 130 zwemvesten voor de opvarenden op dit deel van het schip, zonder tijdsverlies te voorschijn getooverd worden. Zij vallen dan namelijk als een douche op het dek, doordat de bodem van de bergruimte wordt weggetrokken. leder kan dan uit de hoop een vest weggraaien en trachten zijn leven te redden. Laat ons echter hopen dat deze vernuftige vinding nimmer voor de „Alfoer" noodig zal zijn. Onder de brug is de ruimte voor de „état major". De hutten zijn vol gerief, alsmede die voor de vier salon-passagiers. De vloeren van de hutten zijn, tegen brandgevaar, bedekt met tegeltjes van een soort rubber, „maar eigenlijk is het toch iets anders dan rubber" merkte een deskundige wijsgeerig op. De kaarten-kamer is een miniatuur van die in een gróót schip. Zelfs is de vlaggenkast ingericht volgens het systeem van het nieuwe seinboek dat 1 Januari 1934 van kracht werd. Het schip schijnt gebouwd te zijn in overeenstemming met de bridge-woede van dezen tijd want het biedt plaats aan vier salon-passagiers, en op het passagiers-dek staat een bridge-tafel voor deze vier opvarenden. Alles aan het schip is keurig van afwerking en het kan den toets met elk ander fabrikaat doorstaan. Wij hebben thans het schip in Priok mogen bezichtigen, en het eenige wat wij als gemis voelden was een tochtje met dit schip van 1343,39 kubiek meter bruto. Want zóó knus zag het er uit, dat wij dit graag zouden hebben willen doen. Wij zijn ook afgedaald in de machinekamer en hetgeen wij daar gezien hebhen, stemt volkomen overeen met de beschrijvingen die wij daarover reeds hebben gepubliceerd. Er staat heusch geen motor meer of minder in, zoodat wij met deze mededeeling kunnen volstaan. Ook de keuken heeft zijn attracties wat constructie betreft, maar de grootste attracties waren de geheimzinnige, heerlijk geurende spijzen, die lagen te pruttelen in een braadslede en in pannen. De hutten, ook voor het Inlandsch personeel, zijn, den omvang van het schip in aanmerking genomen, geriefelijk. De reddingssloepen bieden elk plaats aan 48 personen, en zij kunnen onder alle omstandigheden in een minimum van tijd, automatisch buiten boord worden gebracht. |