1939-10-06: |
Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant 06-10-1939: Zwartsluis en de oorlog. Een centrum der rustende kustvaart. De oorlog heeft Zwartsluis een ander aanzien gegeven. Dat lijkt wonderlijk. Een kleine plaats als Zwartsluis, die van aanzien verandert omdat ergens in Europa gevochten wordt. Maar gaat u overtuigen van de waarheid van deze woorden. De haven van Zwartsluis heeft andere dere kleuren gekregen. Grijs vooral, maar ook blauw en rood. Dat zijn de kleuren van de vele kustvaarders, die in Zwartsluis een onderkomen gezocht hebben, nu de internationale toestand het varen met de schepen toch niet mogelijk maakt. Een kapitaal aan den staaldraad. Daar liggen ze dan: voor de Staphorstersluis en voor de Groote Kolksluis, voor de verschillende werven in het Meppelerdiep en voor de kalkovens. Schepen met een fiere hooge boeg en met achterstevens, waaronder men in gedachten het zilte zeewater borrelend ziet wegschieten. Schepen met krachtige, forsche namen ook. Delta, Buizerd, Vecht, Esperance, Cabo, Abel Tasman, Holland leest u. We zouden kunnen doorgaan en vijf en twintig namen noemen van flinke zeeschepen, gewend om langs de kusten van Noord- en Oostzee te varen, met bemanningen, gestoken in moderne blauwe costuums, tot aan den hals gesloten en met een lagen, staanden boord, die Engeland en Duitschland, Spanje en de Middellandsche zeelanden, evengoed als Scandinavië geregeld bezoeken en wier schepen, men heeft het deze week in ons blad kunnen lezen, vanwege hun energie in de vrachtvaart van Europa vandaag in Engeland „grijze duivels" genoemd worden. Vijf en twintig van die groote schepen van gemiddeld 300 ton, dat maakt dus tezamen 7500 ton scheepsruimte. En wat het kapitaal betreft, dat hier aan de staaldraden geboeid ligt, een deskundige, dien wij in de Sluus spraken, schatte dat toch op minstens 7 millioen gulden. En nu kan iedereen op zijn vingers nagaan, hoeveel renteverlies hier dagelijks door de in hoofdzaak Groninger schippers geleden wordt. Omdat rust, roest. Gelukkig zijn deze schippers van het buitenwater doordrongen van het feit, dat rust, roest en omdat het zoo is, krijgen de meeste schepen in Zwartsluis op de werven thans een goede beurt. Met ongeloofelijk gemak trekken de motoren van 40 P.K. de zware gevaarten uit het water op de dwarshellingen en dan worden ze van top tot teen nagezien. De huid wordt afgeboend en opnieuw in de menie en de teer gezet, er wordt gelascht en geklonken, zoodat het fel klinkend geluid van den klinkhamer den heelen dag rikketikkend over het water gaat en omdat ook van binnen, in de donkere diepten van de ruimen, wel voorzieningen
te treffen zijn, daalden andere arbeiders daarin af. Het is voor deze schepen een uitgezochte, zij het geenszins gezochte gelegenheid om in revisie te gaan. De vaart is zoo druk, dat onder normale omstandigheden dat noodzakelijke werk steeds werd uitgesteld, natuurlijk zoo lang het verantwoord was en zoo is deze beurt extra een meevallertje voor het schip en voor Zwartsluis. Want het behoeft geen betoog, dat dit Overijsselsche schipperscentrum van deze plotselinge scheepsinvasie naar behooren profiteert. Er zijn verschillende werkloozen op de werven aangesteld, de neringdoenden en de verkoopers van scheepsbenoodigdheden hebben eveneens een buitenkansje en al staat daar tegenover, dat de bemanningen van de verschillende schepen wel huiswaarts gezonden zijn, omdat er toch geen werk was en elders de werkloosheid dus weer toenam, alle kleine beetjes helpen, vooral in deze dagen. Ondertusschen kruipt het schippersbloed ook al weer waar het in deze dagen nu eenmaal moeilijk gaan kan. Want we ontmoetten in Zwartsluis een kapitein, die met zware zeebeenen over de straat ging en een donker gezicht zette, terwijl hij naar z'n schuit keek, die ergens voor anker lag. Het was een groot schip, dat op de flanken fier het woord Holland droeg en zoowel aan voor- als achtersteven de kleuren rood-wit en blauw vertoonde. Een bewijs, dat de schipper niet van plan was den oorlog lang thuis te blijven. Maar nu moest de schuit in reparatie en nu was er net een lading voor Engeland en die moest en zou Zaterdag varen, mijnen of geen mijnen, duikbooten of geen duikbooten. 't Is een stuk oud Holland waard! |