Levensloop:
?
Panbak Bayo - Onbekend
09-1830 Sophia De Sire - D.L.C. van Blommestein, Rembang
06-1832 Maria Philippina - C.P.A. Jacques, Makasser
08-1834 - Op de hoogte van Balie-Tjole, door een roversvaartuig aangevallen en na een kort
maar scherp gevecht overmeesterd. Enigen der equipage verloren daarbij het leven; anderen werden gewond en daaronder de gezagvoerder.
Kapiteins en RA vermeldingen:
Type:
|
Scheepsnaam:
|
Lasten:
|
Gezagvoerder:
|
Eigenaar/Rederij:
|
Thuishaven:
|
RA jaar:
|
|
|
|
Blommenstein, D.L.C. van
|
|
|
JC 050431
|
schooner
|
PARIA PHILLIPPINA
|
x
|
Jacques, A.
|
Jacques, A
|
Makasser
|
1833
|
schooner 2m
|
MARIA PHILIPPINA
|
xx
|
Cramer, J.H.
|
Jacques, de wed.
|
Makasser
|
1834
|
schooner 2m
|
MARIA PHILIPPINA
|
xx
|
Cramer, J.H.
|
Jacques, de wed.
|
Makasser
|
1835
|
Geen treffers gevonden van het schip onder de eerste twee namen.
Kronieken:
(Staat de bronvermelding naar een krant voor het bericht dan is dit bericht overgenomen uit de kronieken van marhisdata.nl. Staat de bronvermelding achter het bericht dan is dit opgezocht in delpher.nl en is het vaak een samengevat bericht en is het niet letterlijk overgenomen)
JC 050431 Te Samarang aangekomen schepen:den 29 maart schoener SOPHIA DE SIRE, kapt. D.L.C. van Blommenstein, vanJapara den 28 maart, met twee passagiers.
Delpher JC 260532 Batavia. Schepen liggende ter rede. O.a. schoener MARIA PHILIPPINA.
Delpher JC 230632 Samarang aangekomen: 14 juni. Schoener MARIA PHILPPINA, kapt. A. Faiques, van Batavia de 4e juni, met Zr. Ms. troepen, passagier: de heer Schultz.
Delpher JC 230632 Samarang, vertrokken: 16 juni. Schoener MARIA PHILIPPINA, A. Faiques, naar Soerabaija, passagiers: luitenants Van Naarsen, Eberveld, en de heer Schultz.
Delpher JC 220633 Soerabaija, vertrokken: O.a. schoener MARIA PHILIPPINA, kapt. J.H. Cramer, naar Makassar, passagier, de heer J.H. Hekman.
JC 011134 Batavia, 31 oktober 1834. De 22e der vorige maand, is, voor de magistraat te Makasser, een verklaring afgelegd door Alexander Bros, ingezetene aldaar, omtrent zijn wedervaren bij dezeerovers, nadat hij bij het nemen van de schoener MARIA PHILIPPINA in hunne handenwas gevallen. Wij laten de inhoud van dit stuk, uit hoofde van de belangrijkheid, hier,nagenoeg in deszelfs geheel, volgen:
In de maand augustus van het afgelopen jaar, zegt de declarant, aan boord van de genoemde schoener, gevoerd door Cramer, van Makasser naar Balie vertrokken zijnde,werd dezelve op de hoogte van Balie-Tjole, door een roversvaartuig aangevallen en na een kort maar scherp gevecht overmeesterd. Enigen der equipage verloren daarbij het leven; anderen werden gewond en daaronder degezagvoerder. Deze sprong, bij het enteren der rovers, over boord, en zonk, nadat hem eenlans was nageworpen, die hem dodelijk schijnt getroffen te hebben. Het gelukte mij, (de declarant) om met acht Javaanse matrozen, in zee te springen, om naar wal te zwemmen; doch, verzwakt door een aan de arm bekomen wond, vond ik mij genoodzaakt, naar boord terug te keren.
Ik sloop de kajuit in en mij spoedig in inlandse kleding gestoken, en voor een Mohammedaan uitgegeven hebbende - de declarant was een inboorling van Makasser - werd ik door de rovers gespaard, die weldra de kajuit binnenstormden, en mij het Mandharees, Boeginees en Makassars horende spreken, te meeromtrent mijne persoon misleid werden. Evenwel werd ik door hen, onder het dreigen met wapens, gedwongen om de aanwezige gelden en goederen aan te wijzen. De roversbetoonden mij allengs vertrouwen en zij droegen mij naderhand het bevel op van hunne bintas. Ik moest nu met hen op roof uitgaan en een vloot van 190 zeilen sterk zijnde, werd de koers veelal gesteld naar de kusten van Balie en Mangarai, alwaar wij vooral het onbewoond eilandje Pangara-Bawang dikwerf aandeden. Eens een Europisch vaartuig ontmoet
wordende, werd daarop aangezeild, in het denkbeeld dat het een koopvaardij schip was,aangezien het een vale kleur had, in tegenstelling der oorlogsschepen, die zindelijk zwartgeschilderd zijn. Het bleek echter spoedig dat men met een oorlogsschip, Zr.Ms. brik MEERMIN, te doen had. Deszelfs eerste twee schoten beschadigden al dadelijk onderscheiden vaartuigen en deden een aantal rovers sneuvelen. Maar toen, op een volle laag van de brik, drie der voorste bintas zonken met al wat er op was, werden alle krachten aangewend om het te ontkomen, hetgeen, met achterlating van een op de vorige dag genomen paduahang, gelukte. Enige tijd daarna kwamen de rovers, onder welke ik mijbevond, en die destijds 80 zeilen telden, in strijd met andere zeeschuimers, die zij Javasche rovers noemden, omdat zij Javaans spreken en hunne vaartuigen de gedaante der prauwenmaijang hebben.
Dit gevecht duurde 24 uren; zeven prauwen werden daarbij verloren,waarvan drie van onze kant.Ik bekwam vervolgens met nog een der vaartuigen van het hoofd der vloot Kakarinbang, zijnde een Arabier en kleinzoon van de grote rover Dalo Sariboe, het bevel, om voor de baai van Bima te kruisen tot het opwachten van handelaren. Vier dagen waren aldus
doorgebracht, toen men de koloniale oorlogsschip SIEWA in het zicht kreeg; wij verscholen ons achter een der eilanden, doch kwamen, toen er geen gevaar meer gevreesd werd, weder voor de dag en overmeesterden een prauw PADUAKANG, komende uit de baai van Bima en met rijst beladen. Deze werd bij de vloot opgebracht, die toen bij het reeds genoemd eilandje Pangara-bawang lag.
Van daar zeilde men naar het eilandje Kalaut-toa,liggende tussen Tandjong Boenga en Boneratie. Gedurende ons aanwezen bij de baai van Bima, werd dikwerf tussen mij en andere lotgenoten, Makassaren van geboorte, afgesproken om een ontvluchting te beproeven.
Eindelijk werd ik te Kalaut-toa, met twee anderen, door zekeren Lamisa van Boneratie, vooreen bol opium uitgelost, en naar Saleijer overgebracht. Zekere Poea Kabai heeft, verklaarde de declarant, in der tijd een gelijke dienst willen bewijzen aan Frans Blazet, J. Rosenquist en L. Sietjes, die sinds ongeveer 4 jaren in handen der rovers zijn; doch Poea Kabai werd niet door de rovers vertrouwd. De genoemde personen bevinden zich op het eilandje Poloei nabij Mangarati.
Aan de declarant afgevraagd zijnde, of hij ook nog andere bijzonderheden kon mededelen,verklaarde hij een landing bijgewoond te hebben op Balie-Batamoe, alwaar de rovers, met Grooth verlies van manschappen, werden afgeslagen; alsmede, tegenwoordig geweest te zijn bij het nemen van een Chinese paduakang, bij Balie-Kapoposang, aan boord hebbendede acht Javaanse matrozen, die bij het overmeesteren van de MARIA PHILIPPINA, overboord waren gesprongen en nu naar Java werden gevoerd; voorts bij het opvissen van 26 zware stukken geschut en een aantal kogels op het rif Pasilaijerang, nabij Kalaut-toa, verblijfplaats der rovers tot herstel hunner bintas; en eindelijk, bij het vinden van zes andere
stukken, op een rif nabij Sumbawa.
Officiële documenten:
Datum ZB:
Naam:
Type:
ex Naam:
Eigenaar:
Kapitein:
Thuishaven:
Reden ZB:
Foto nr.:
Invent. Nr:
Bijzonderheden:
|
1830.09.07 / 4
SOPHIA DE SIRE (DESIREE?)
schoener
ex-PANBAK BAYO
D.L.C. van Blommestein
niet vermeld
Rembang
schip gekocht
IMG 9043
2539
|
Datum ZB:
Naam:
Type:
ex Naam:
Eigenaar:
Kapitein:
Thuishaven:
Reden ZB:
Foto nr.:
Invent. Nr:
Bijzonderheden:
|
1832.06.06 / 1
MARIA PHILIPPINA
schoener
ex-SOPHIA DESIREE
C.P.A. Jacques
C.P.A. Jacques, kapt./eig.
Makassar
schip gekocht
IMG 9463
2546
|
Bronnen:
Regeringsalmanakken
Uitgegeven zeebrieven
www.delpher.nl
JC = Javasche Courant
|