1919-11-24: |
Final Fate: (Schipper Klaas de Vries) op 24 november 1919 gestrand op de kust bij Lyngby ( Jutland). Op 20 november vertrokken van Hull met bestemming Vejle geladen met 151 ton cokes, waarvan ong. 15 ton aan dek. Normaliter had deze 15 ton nog onder de luiken geborgen kunnen worden, maar de dockers in Hull weigerden om de cokes in het ruim meer gelijkmatig te verdelen. De deklading lag afgescheiden door planken los aandek in de gangboorden en voor op het voorste deel van het kistluik. Het schip was niet tot zijn uitwateringsmerk geladen. Om 11.30 uur werd lichtschip Humber gepasseerd en de koers gesteld op ONO tot enige mijlen buiten op Hanstholm aan. Op de midddag van 21 november werd Doggersbank aangelood op 11 vadem. Wind en zee namen toe , zodat er 3 reven in het grootzeil en één in de fok werden gestoken , nadat het stormweer uit het westen was geworden, is het schip gaan bijliggen. Op 22 november bij beter weer werd de reis voortgezet, op 24 november toen de schipper naar gegist bestek niet ver van de Jutlandse kust meende te zijn , stak er weer een harde wind uit het ZW op , het was slecht zicht en de barometer daalde snel . De schipper nam maatregelen om dicht te reven. Om 11.30 uur liep de wind van ZW naar NW in hevige storm en hoge zeegang. Het grootzeilblok en de grootzeilboom braken. Er kwam veel water over boord , de deklast cokes dreef gedeeltelijk weg en het kompas sloeg overboord. Tevergeefs werd getracht bij te draaien, zodat het schip vóór de wind bleef te liggen. Om 14.30 kwam de kust in zicht en om 15.00 uur stootte het schip nabij Lyngby, niet ver van de vuurtoren van Lodbjerg. Er was nog getracht een anker te presenteren, maar dit mislukte doordat men door de cokes niet bij het ankerspil kon komen. Bij het klaren van het grootzeil had men ook al veel last van de cokes aan dek gehad.
De zee sloeg dermate over het schip, dat men niet aanboord kon blijven, door middel van een redding toestel zijn de mensen aan de wal gebracht. De volgende dag is de bemanning naar het schip gaan kijken. Het bleek relatief in goede staat hoog op het strand te zitten, men constateerde dat het schip weinig had geleden. De schipper had op 28 november een contract gesloten met een berging maatschappij om de “Nieuwe Zorg” eraf te slepen, hetgeen evenwel niet lukte. Op 4 december werd plotseling een hevige knal gehoord en bleek dat het schip vermoedelijk door een mijn geheel uit elkaar te zijn geslagen. De Schipbreukelingen zijn over land naar huis terug gekeerd.
AH 24-01-1920: Het vergaan van de „Nieuwe Zorg”. Amsterdam, 23 Jan. 1920 De Raad voor de Scheepvaart stelde hedenmiddag een onderzoek in naar de oorzaak van de stranding op 24 November 1919 nabij Lyngby van bet zeilschip „Nieuwe Zorg" en ter zake van het totaal verloren gaan op 4 december door een drijvende mijn. De schipper, Klaas de Vries, vertelt, dat het schip, toen 2-master, op weg was van Hull naar Denemarken, met een lading cokes van 151 ton, waarvan l5 ton los over het dek lag uitgespreid, 21 november passeerde men Doggersbank. Het weer werd slecht en men was genoodzaakt 3 reven in het grootzeil te leggen. Volgens het looden was men dicht bij de Deensche kust, hoewel men deze nog niet kon zien. Een hooge zee sloeg een gedeelte van den deklast over boord, eveneens het kompas. De zeilen scheurden door den hevigen wind en zoo dreef men op de kust aan. Men kon niet bij de ankers komen, omdat de cokes, die naar voren waren gespoeld, het bedekte. Zoo strandde men den 24en november nabij Lyngby. Met behulp van een reddingstoestel kwam men van boord. Door wind en stroom werd het schip op het strand gezet. Den 4en December veroorzaakte een drijvende mijn. die tegen het schip dreef, een ontploffing, waardoor het schip geheel verloren ging. De zitting werd een oogenblik geschorst, omdat de Raad wenschte te beraden of de schipper nalatig was geweest. De president mr. Kirberger wees na de heropening den schipper erop, dat het zeer onachtzaam was geweest losse cokes als deklast te nemen, waardoor de ankers niet te bereiken waren geweest. De schipper beweerde van het Engelsche ministerie vergunning te hebben ontvangen. Nadat de president den schipper verzocht had in de toekomst om het gevaarlijke van losse deklast te denken, werd de tweede getuige gehoord de 21-jarige stuurman H. Bakker, uit Groningen, die een gelijk luidende verklaring aflegde. De Raad zal later uitspraak doen. |