1930-02-00: |
Tilburgsche courant 10-02-1930: Het vergaan van de „Oranje”. Verklaringen van kapitein Smit te Roermond. Vrijdagmorgen arriveerde in de haven te Roermond de motorboot „GEERTRUIDA", gezagvoerder de eigenaar kap. Smit, die op zijne laatste reis van Londen naar Roermond op 8 Februari j.l, tegenwoordig was bij het vergaan van het Nederlandscne schip „Oranje" en daarvan den stuurman P. van der Leij uit Groningen wist te redden.
Naar aanleiding dezer door de couranten reeds vermelde scheepsramp hadden wij een onderhoud met kapitein Smit die ons het volgende mededeelde: Ruim 4 jaren reeds vaar ik geregeld met mijn boot, waarvan de laatste l½ jaar met de „Geertruida" tusschen Roermond en Londen via Vlissingen voor rekening van de N.V. Vereenigde Swalmer dakpannenfabrieken, te SWALMEN. Op 8 Februari j.l. was ik op de thuisreis van Londen naar Roermond, met de Geertruida geladen met verfaarde, bestemd voor de Chemische fabriek v.h. Dr. Hagen te Roermond. Daar er een harde O.N.O .-wind stond en we beneden Soudhend niet goed navigeeren konden, zetten wij koers naar Sheerness. Beneden de pier van Soudhend werd wij door kap. W. Bol van het schip “Pallas”, dat daar ter plaatse voor anker lag medegedeeld, dat het Nederlandsche schip „Oranje", vroeger „Broedertrouw" geheeten, in zinkenden toestand was. Direct zetten wij koers naar deze boot. In de nabijheid gekomen, bemerkten wij, dat de „Oranje reeds op sleeptouw was genomen door de regeerings-sleepboot “Firm” uit Sheerness; we bevonden ons op dat moment binnen de lichtboei Sed Reack op ongeveer 3 mijl verwijderd van Soudhendpier. Op mijn vraag aan den kapitein der „Oranje" of er nog assistentie noodig was bekwam ik geen antwoord. Op dat oogenblik zat het voorschip geheel onder water, er vertoonde zich slechts nu en dan de boegspriet van het zinkende schip. Ik achtte het mijn plicht in de nabijheid te blijven, en trachtte met de „Geertruida" zoodanig te manoeuvreeren, dat het wrak zoo weinig mogelijk van den golfslag zou meekrijgen. Daar de bemanning zich nog op het achterschip van de „Oranje" ophield, liet ik alle hulpmiddelen in orde brengen, de reddingsboot klaar om te strijken. Mijn vaste overtuiging was, dat de bemanning zich gereed maakte te water te springen. Op een gegeven moment zagen we, dat de „Oranje" kapseisde. Op mijn dringend verzoek te water te springen aarzelde de bemanning, waaraan het mijns inziens is toe te schrijven, dat twee leden der bemanning, tengevolge der zuiging van het water hun graf in de golven hebben gevonden. De stuurman P. van der Leij uit Groningen konden wij gelukkig aan boord van de „Geertruida" brengen. Nog ongeveer een kwartier bleven we op de plaats, waar het schip was gezonken, doch er was niets anders te bespeuren dan eenig wrakhout. Het gezonken schip ligt thans op ± 3/4 mijl Z. O. van Soudhendpier, terwijl ae top van de voormast bij laag water is waar te nemen. Daar de stuurman van der Ley, nadat hij van zijn avontuur iets was bekomen en van droge kleeding voorzien in Engeland wenschte te blijven, is hij door ons te Soudhend aan wal gezet. Tot zoover het relaas van kapt. Smit. Dhr Smit, die de laatste dagen door verschillende persmenschen naar aanleiding dezer redding werd gehoord, deelde ons zijn leedwezen mede over het feit, dat in enkele opzichten de gepubliceerde relazen van zijn verklaringen niet juist waren. Allereerst het feit dat b.v. de Telegraaf van Zondagmorgen aan het slot mededeelt, dat dhr. Smit verklaarde te hebben opgemerkt, dat de „Oranje", welke van Antwerpen kwam, niet geheel zeewaardig kon genoemd worden. Dhr. Smit protesteert ten sterkste tegen deze uitlating, als zijnde deze niet door hem gebezigd. Omtrent de zeevaardigheid der „Oranje" kon hij geen oordeel vellen. Voorts heeft dhr. Smit nadat van der Leij te Soudhend aan wal was gezet, zijn gewonen koers naar Vlissingen en niet naar den Nieuwen Waterweg genomen.
NvhN 27-02-1930: Het vergaan van de „Oranje”. Vrijdag arriveerde te Roermond het stoomschip „Geertruida", gezagvoerder kapt. Smit, die op 8 Febr. j.L nabij den Theemsmond, van het in nood verkeerende Nederlandsche schip „Oranje" den stuurman P. van der Leij uit Groningen wist te redden. Over deze scheepsramp had „de Tel."-corr. aldaar een onderhoud met kapitein Smit. — Reeds vier jaren, zoo vertelde de oude gezagvoerder, vaar ik tusschen Roermond en Londen, waarvan drie jaar met de „Geertruida". Voor Engeland heb ik steeds een lading dakpannen aan boord van de Swalmer Dakpannenfabrieken, terwijl ik op de thuisreis z.g. verfaarde geladen heb voor de Chemische fabriek alhier. Op 8 Febr. j.l. kwam ik met mijn schip van Londen met bestemming Roermond. Ter hoogte van de Southendpier, kreeg ik, van den kapitein van het schip „Pallas" een mededeeling, dat het Ned. schip „Oranje" uit Groningen in zinkenden toestand verkeerde nabij de lichtboei Reach, op drie mijl van de Southendpier verwijderd. Wij zetten dadelijk koers in de opgegeven richting, doch bemerkten naderbij gekomen, dat het schip reeds op sleeptouw was genomen door de sleepboot „Firm" uit Sheerness. De zee was tamelijk hol, zoodat het moeite kostte nabij het reeds zinkende schip te komen. Daar het voorschip van de „Oranje" reeds geheel onder water lag, bleef de „Geertruida" aan de loefzijde van het wrak, ten einde den golfslag te breken. Hoewel ik de bemanning van de „Oranje" reeds herhaaldelijk geseind had, het schip te verlaten, gaven zij hieraan geen gevolg, zoodat ik de reddingsboot liet klaar maken, ten einde deze zoo noodig dadelijk te kunnen strijken. Daar het schip steeds meer water maakte en de verbinding met de sleepboot was verbroken, seinde ik nogmaals dringend, dat de opvarenden te water moesten springen. De stuurman Van der Leij gaf hieraan nog tijdig gevolg, doch kapitein Tulp uit Groningen en de Duitsche kok, Walter, verdwenen met het schip in de diepte. Het gelukte ons den stuurman na veel moeite binnen boord te halen. Nadat wij nog ruim een kwartier ter plaatse hebben uitgekeken, zetten wij koers naar Southend, alwaar wij stuurman Van der Leij aan wal hebben gezet. Daarna hebben wij de reis naar den Nieuwe Waterweg voortgezet. Ten slotte merkte kapt. Smit nop op, dat de „Oranje", welke uit Antwerpen kwam z.i. niet geheel zeewaardlg kon genoemd worden.
De Tijd 17-02-1930: Het zinken van de "Oranje". De redding van den stuurman. Van kapitein Smit, die met de „Geertruida" te Roermond is teruggekeerd, vernamen wij nog de volgende bijzonderheden over het zinken van het Nederlandsche schip „Oranje" bij den Theemsmond en over de redding van stuurman v. d Ley. De kapitein vertelde, dat hij 8 Febr. bij de Southandpier bericht kreeg, dat drie mijl verder de „Oranje" in nood was. Hij stevende er op af en constateerde, dichterbij gekomen, dat een Engelsche sleepboot het schip op sleeptouw had. Om den golfslag om de „Oranje"', waarvan het voorschip geheel onder water lag te breken, liet hij de “Geertruida" aan de loefzijde varen. Het hachelijke van den toestand inziende liet hij de reddingsboot gereedmaken en gaf hij den mannen op de „Oranje" den raad zich in veiligheid te stellen. Deze weigerden echter het schip te verlaten. Nog gevaarlijker werd de toestand toen de verbinding met de sleepboot was verbroken. „Spring te water" seinde hij nogmaals, maar enkel v. d. Ley had daarvoor nog den tijd. De kapitein en de kok werden met het zinkend schip meegezogen, en verdronken. Hoewel het niet gemakkelijk viel gelukte het toch den stuurman te redden.
|