1932-08-01: |
Het zinken van het m.z.s. ”Cormorant” in het Eng. Kanaal nabij de Eng. kust. (Uitspraak Raad voor de Scheepvaart d.d. 01.08.1932. Het Ned. m.z.s “Cormorant” metende 145.12 bruto R.T. was in het jaar 1913 te Martenshoek onder toezicht van de S.I van staal gebouwd. Sinds April 1931 was de schipper eigenaar van het vaartuig dat bij de Ond. Vereen voor Verz. van schepen “Oranje” te Groningen verzekerd was voor Fl.22.500. In 1927 was een motor van 105 pk in het schip geplaatst; het zeiltuig bestond uit grootzeil, bezaan en twee voorzeilen. In Juli 1930 was het vaartuig op de werf te Jutphaas geheel in en uitwendig onderzocht en hadden de noodige herstellingen aan schip en motor plaats gehad. Op 20 Mei 1932 vertrok de “Comorant “ bemand met vier personen en beladen met 180 ton gebroken graniet van Plymouth bestemd voor London. De diepgang was achter 1.86 mtr voor 1.90 mtr het schip lag dus 4 c.m. in den kop een gevolg van de omstandigheden, dat de lading in een tijhaven (Notter bij Plymouth) was ingenomen, waardoor de diepgang niet voldoende te controleren was. Toen het schip vlot werd, bleek de koplast aanvangkelijk nog grooter te zijn, doch deze kon daarna worden verminderd, echter niet genoeg om het schip geheel bij den last te krijgen. Het weer was goed met een lichte koelte uit het zuiden; de zee was bewogen met deining uit zuidelijke richting. Des avonds te 11.30 uur ongveer vijf mijl bezuiden Start Point, brak een der bouten in het achterste krukasmetaal van den motor, waardoor deze onbruikbaar werd. Alle zeilen werden daarom bijgezet, waarmede het gelukte het schip bestuurbaar te houden. De wind was thans N.W. frische koelte.Te 1.30 uur n.m.(21 mei) was de motor weer hersteld. Nadien namen wind en zee in kracht toe en in den morgen van Zondag 22 Mei moest het achterzeil worden vastgemaakt om het schip bestuurbaar te houden. Het was stormachtig; het schip werkte zwaar en nam veel water over. Des avonds te 7 uur werd het Lichtschip “Royal Sovereign“ gepasseerd in peiling Noord op twee mijl afstand. De wind liep langzamerhand naar het W.Z.W. en bleef met dezelfde kracht doorstaan, terwijl de zee toenam. Des avonds te 8 uur werd de motorpomp beproefd en werd alles nog lens bevonden. Te 10 uur werden aan bakboord vooruit lichten van Dungeness gezien. De kapitein bemerkte dat het schip zwaarder werkte en dat de kop niet meer wilde rijzen. Hij ging toen persoonlijk de pompen peilen en ontdekte, dat de houten prop welke tot afsluiting van den peilkoker dient, onder in dien koker welke zich voor den mast bevindt, was gezakt. De peilstok kwam zoodoende niet op den bodem. Daarop werd bij de pomp op het voorschip twaalf Eng duim water gepeild; een half uur later reeds 17”. De motorpomp is dadelijk aangezet en werkte goed; de handpompen zijn gereedgemaakt doch deze werkten minder goed. De kapitein besloot te trachten Dover te bereiken, doch dit plan moest al spoedig worden opgegeven. De kapitein zag geen kans verder vooruit te komen, ook niet naar den wal. Hij is gaan bijliggen over bakboord. De schroef werd afgekoppeld om de pompen krachtiger te doen werken, doch het water bleef rijzen en het schip zonk dieper. Het achterzeil was weer bijgezet om den kop beter op zee te kunnen houden. Eerst lag het als gezegd in den kop, doch langzamerhand kwam het achteroverte liggen. s’ Nachts te 12.30 uur werd besloten de boot te water te brengen, hetgeen met veel moeite geschiedde. Wel is waar werd het weder iets beter werd. Om 1 uur v.m (23 Mei) is de bemanning na den motor te hebben gestopt in de boot gegaan, het water stond toen 5 cm aan dek. Met het schip werd verbinding gehouden totdat dit te ongeveer 4.50 uur in de golven verdween. Roeiende en zeilende werd naar den wal gekoerst en omstreeks te 8.30 uur werd behouden Folkstone bereikt. De Raad is van oordeel dat de “Cormorant “ is gezonken ten gevolge van het lek worden van het schip, waardoor hoe langer hoe meer water in het vaartuig kwam,terwijl niets tot behoud daarvan is gedaan. De “Cormorant “ is uit Plymouth vertrokken terwijl het schip niet behoorlijk was beladen. In verband met de omstandigheid dat de machinelenspomp alleen op het achterste gedeelte van het ruim werkte, had de schipper voor een licht voorschip moeten zorgen. Ook anderszins was de belading ongunstig, daar het zeer waarschijnlijk is dat het schip met dezen koplast zwaar is gaan werken,waardoor lekkages kunnen zijn ontstaan.Met bevreemding heeft de Raad geconstateerd dat de schipper nagenoeg niets heeft gedaan om het schip te behouden. De Raad heeft geen voldoende gegevens op opzet aan te nemen, doch wel kan uit het onderzoek deze conclusie worden getrokken dat indien geen opzet aanwezig is geweest, hier slechts aan verregaande onbekwaamheid.ja onnoozelheid zou kunnen worden gedacht. Het ligt immers voor de hand om wanneer men bemerkt dat het schip lek is en men ziet tevens dat men door pompen niet voldoende resultaat bereikt dat men gebruikt maakt van de prachtige gelegenheid, welke in de nabijheid was, om het schip op het strand te zetten. In plaats daarvan gaat de schipper bijliggen over bakboord dus van de kust af. Het geheel heeft dan ook op den Raad een zeer onbevredigende indruk gemaakt. Uitgesproken 1 Aug-1932
|