De pink, door de Waterschout in Amsterdam in 1821 fregat genoemd, is in 1811 gebouwd in Koningsbergen – nu Kaliningrad. Wie de bouwer of de opdrachtgever was is niet teruggevonden. Waarschijnlijk was COLUMBUS de eerste scheepsnaam, maar zeker is dat niet.
Kapitein David Doodt bracht de onder Pruisische vlag zeilende COLUMBUS in 1816 vanuit Riga naar Amsterdam waar het schip voor 35.000 gulden werd verkocht. Koper werd de Firma de Vries te Amsterdam (die in het vervolg ook als boekhouder zou optreden) en ten minste drie mede-eigenaren.
1815
STR 111215
Elseneur. De COLUMBUS, kapitein David Dood, thuishaven Køningsberg, passeerde, onderweg van Riga naar Amsterdam.
1816
RC 130116
Amsterdam, 11 januari. Kapt. D. Doodt (opm: David Dood), voerende het schip COLUMBUS, van Riga naar Amsterdam gedestineerd, meldt, van den 15 december, dat hij dien nagt in een haven, twee mijlen bewesten Laurwig (opm: Larvik), was binnengelopen, na den 13 en 14 dito een westelijke storm te hebben doorgestaan, waarin hij een voormars-zeil, groot-zeil en grote ra verloren had; daar egter het schip digt en overigens in goede staat gebleven was, dagt hij binnen twee of drie dagen gereed te zijn, om de reis te vervolgen. (opm: zie ook RC 030216)
RC 030216
Amsterdam, 1 februari. Het schip COLUMBUS, gevoerd bij kaptein Doodt, is heden vlot geworden en in het Nieuwe Diep gekomen (opm: zie ook RC 130116)
RC 180416
Advertentie. Uit de hand te koop, het extraordinair en daar voor bekend snelzeilend Pinkschip, genaamd COLUMBUS, groot circa 400 lasten, gevoerd door kapt. David Doodt, voor vijf jaren te Koningsberg van het beste eikenhout, meer dan gewoon sterk gebouwd, en van ruime inventaris voorzien.
Adres bij De Vries en Comp, cargadoors te Amsterdam.
Het schip werd op 17 augustus voor 35.000 gulden aangekocht door de firma De Vries & Co te Amsterdam en anderen. Boekhouder werd de firma De Vries en kapitein werd Hilbrant van Uyen.
Op 2 november 1816 werd ten overstaan van de Waterschout in Amsterdam een monsterrol opgemaakt voor een reis met de pink COLUMBUS naar Batavia. De bemanning stond onder bevel van kapitein Hillebrand van Uyen. Boekhouder was De Vries.
Op 25 november werd aan De Vries & Co in Amsterdam voor de COLUMBUS onder kapt. Hilbrant van Uyen de eerste zeebrief verstrekt, twee dagen later gevolgd door een Turkse Pas.
1817
PGC 040217
Den Helder, 20 januari. Sedert den 16 dezer maand is successievelijk aangekomen een gedeelte der Oost-Indische troepen, om te embarkeren op de volgende schepen, als op de CORNELIA het 20ste bataillon (opm: 15 officieren en 197 manschappen van de suppletietroepen voor Oost-Indië), de COLUMBUS het 22ste bataillon (opm: 27 officieren 217 manschappen), de HENRIETTE ELIZABETH pionneers (opm: 23 officieren 142 manschappen, de WATERLOO het 26ste bataillon (opm: 34 officieren en 125 manschapppen), de AUGUSTE het 19de bataillon (opm: 20 officieren en 91 manschappen).
Zijnde eerstgemelde den 28 dezer naar derzelver bestemming vertrokken (opm: redactie).
PGC 180217
Den Helder, 11 februari. De volgende transportschepen met troepen zijn heden naar zee gezeild, bestemd voor Batavia: de WATERLOO (opm: bark), kapitein D. Hensken, de HENRIETTE ELISABETH, kapitein Janssen (opm: pink HENRIETTA ELISABETH, kapt. C.F. Jansen), de COLUMBUS (opm: pink), kapitein H. van Uijen en de AUGUSTE (opm: fregat), kapitein J. Grevelink.
PGC 260817
Haarlem, 22 augustus. Zr.Ms. fregat WILHELMINA (opm: met 9 officieren en 188 manschappen), naar Batavia bestemd is den 19 juni te Rio de Janeiro aangekomen. De transportschepen de HOOP, AUGUSTE en SELIMA, dezelfde bestemming hebbende zijn er den 1 juni gearriveerd. De transportschepen COLUMBUS en WATERLOO, mede naar Batavia bestemd, zijn den 24 aan Kaap de Goede Hoop gearriveerd. Het eerstgenoemde heeft den 5 juni de verdere reize voortgezet.
RC 251117
In een brief van Kaap-de-Goede-Hoop, van den 16 september 1817, wordt, onder anderen, het volgende gemeld:
Een Engels koopvaardijschip de BLUCHER, van Batavia komende, bragt alhier brieven van den 9, 11 en 13 juli, en de tijding van een droevige gebeurtenis op Saparoca (opm: Saparua), nabij Amboina (opm: Ambon) gelegen. De Resident, kortelings uit Batavia derwaarts gezonden, is door de inwoners van deze Nederlandse bezitting, benevens deszelfs hoog zwangere echtgenote en kinderen, wreedaardig vermoord; welk lot de overige Nederlanders, aldaar tegenwoordig, mede overkomen is. Het schip de EVERS, aldaar ter rede, zond van deszelfs boord 150 matrozen, onder geleide van vier officieren, ten einde de gruwel en moedwil van deze Indianen te stuiten, echter zonder vrucht, want de woede en ontwikkelde magt van dat gespuis had zodanig de overhand, dat deze expeditie geheel en al is overmeesterd en vernield. De Schout-bij-Nacht Buyskes is met de NASSAU, MARIA VAN REIGERSBERGEN, en andere schepen van Batavia afgezeild, ten einde de rebellen te straffen en tot rede te brengen, welke zich inmiddels van het fort hadden meester gemaakt.
De PRINS FREDERIK, kaptein Van Zenden, is den 1 mei te Batavia gearriveerd; Zijner Majesteits corvet de VENUS, kaptein Schuller, was door een Engels schip op Tristan d’Acunha ontmoet om water intenemen; hetzelve vaartuig is reeds voor lang te Batavia aangekomen.
De WATERLOO, benevens de COLUMBUS, hebben, over vier maanden geleden, de Kaap omgezeild, en zijn naar hun bestemming vertrokken; de MAURITIUS is almede door Engelse schepen gepraaid.
RC 231217
Rotterdam, 22 december. In een brief, met kaptein G. Havestein, in Texel binnengekomen, ontvangen, in dato Batavia den 16 augustus, wordt het volgende gemeld:
Alle de transportschepen zijn hier aangekomen, uitgenomen de SELINA (opm: SELIMA, zie PGC 180717), kaptein G. Jansen, en AUGUSTA (opm: AUGUSTE, driemaster, thuishaven Gent), kapt. J. Grevelink.
De COLUMBUS, kapt. H. van Uijen, en WATERLOO, kapt. D. Hensken, zijn naar Samarang en Sourabaija vertrokken, en de INDUSTRIE (opm: fregat), kapt. J.H. de Weerd, is door het Gouvernement naar de Molukken bevragt. Volgens de laatste tijdingen van daar, was alles weder rustig, doch de specerij-cultuur had veel geleden, zijnde een groot aantal nagelbomen omvergekapt.
PGC 261217
Bericht uit Java van den 16 augustus. Alle de te verwachte transportschepen zijn gearriveerd, met uitzondering van de SELIMA en de AUGUSTA. De WATERLOO en de COLUMBUS waren naar Semarang en Sourabaya gezeild.
De oorlogsschepen welke op Java moeten aankomen zijn het linieschip ADMIRAAL TROMP, het fregat WILHELMINA en de korvet EENDRAGT.
1818
RC 310118
Amsterdam, 29 januari. Volgens brieven van Batavia, van den 1 tot 6 september, was het schip COLUMBUS, kapt. H. van Uijen, den 27 augustus aldaar in twee dagen van Semarang gearriveerd, alwaar in goede staat nog liggende was het schip WATERLOO (opm: bark, zie ook RC 231217), kapt. D. Hensken.
RC 050318
Amsterdam, 3 maart. Volgens een brief van Batavia, van den 18 oktober (opm: 1817), waren aldaar destijds liggende de Nederlandse schepen COLUMBUS, kapt. H. van Uijen, WATERLOO, kapt. D. Hensken, de HOOP, M.D. Ihnken, l'AUGUSTE, kapt. J. Grevelink, FORTITUDE, kapt. S. Aggensz, en SEMILA (opm: SELIMA), kapt. Gideon Jansen.
LC 250518
Rotterdam, 22 mei. Met de ELISABETH JOHANNA (opm: fregat), kapt. W. Lucas, welke de reize uit de Maze (opm: Maas) naar Java en terug in minder dan negen maanden afgelegd heeft, zijn brieven uit Batavia ontvangen tot den 20 januari l.l.
De schepen CANTON en VROUW AGATHA waren gelukkig uit Japan geretourneerd. Daarentegen hadden in de loop der maand januari de volgenden de terugreize naar het vaderland aanvaard: FORTITUDO naar Oostende, de WATERLOO en de COLUMBUS naar Amsterdam, en de SELIMA naar Brugge.
1819
Op 2 augustus 1819 werd ten overstaan van de Waterschout in Amsterdam een monsterrol opgemaakt voor een reis van de pink COLUMBUS naar Batavia. De bemanning stond onder bevel van kapitein Hilbrant van Uijen. Boekhouder was De Vries & Comp., Amsterdam.
Op 4 augustus 1819 werden aan De Vries & Co in Amsterdam voor de COLUMBUS onder kapt. H. van Uijen een nieuwe zeebrief en Turkse Pas verstrekt.
1820
RC 250320
Amsterdam, 23 maart. Den 21 december 1819 van Kaap de Goede Hoop vertrokken het schip COLUMBUS, H. van Nijen (opm: pink; kapt. Hilbrant van Uyen), van Amsterdam naar Batavia.
RC 290720
Rotterdam, 28 juli. Volgens brief van Batavia, tot den 28 februari, was aldaar den 24 gearriveerd het schip COLUMBUS, H. van Uijen, en den 27 dito het schip l’AUGUSTE, Bezemer, beiden van Amsterdam.
RC 100820
Amsterdam, 8 augustus. Het schip COLUMBUS, kapt. H. van Uijen, zou, volgens brief van Batavia van 14 april, den 18 dito de reis van daar naar Amsterdam aannemen.
RC 100820
Rotterdam, 9 augustus. Den 8 april lagen ter rede van Batavia de schepen de NIEUWE ZEELUST, COLUMBUS, AUGUSTE, PRINCE BLUCHER en DIANA;
de Engelse schepen MARY, MARYANN, MARCHIONESS OF WELLESLEY, MELPOMENE, MINERVA, GOVERNOR PETRIE, RACE HORSE en RECOVERY; de Amerikase schepen COLUMBUS, CORNELIA, MIDAS, INTEGRITY en PANTOR.
RC 240820
Rotterdam, 23 augustus. Ter rede van Batavia lagen de volgende schepen: COLUMBUS, de NIEUWE ZEELUST, AUGUSTE, DIANA, PEKIN, PRINCE BLUCHER, JACOBA, de TJIAMANUK; brikken FLORUS, BIANHONG, KIMSOEN, JACOBA AMBROSINA;
de Engelse schepen MARIJ, MARCHIONESS OF WELLESLEIJ, MELPOMENE, MINERVA, MARIJ, RACE HORSE, RECOVERIJ, INDIANA; brikken ADVENTURE, ADVENTURE, GOVERNOR FARQUHAR, schoener VICTORINE;
Amerikase schepen COLUMBUS, MIDAS, PANTHER, INTEGRITIJ, brikken HINDU, FRANKLIN.
1821
In juni-juli werd kapitein Van Uyen vervangen door kapt. Jacobus Grevelink.
Op 11 juli 1821 werden aan De Vries & Co in Amsterdam voor de COLUMBUS onder kapt. J. Grevelink een nieuwe zeebrief en Turkse Pas verstrekt.
Op 13 juli 1821 werd ten overstaan van de Waterschout in Amsterdam een monsterrol opgemaakt voor een reis van de COLUMBUS naar Batavia. De bemanning stond onder bevel van kapitein Jacobus Grevelink. Het schip werd hier een fregat genoemd.
OHC 280821
Amsterdam, 25 augustus. Den 24 dezer is uitgezeild het schip COLUMBUS, kapt. J. Grevelink, naar Batavia; de wind oost.
BC 160222
Batavia, 15 februari. Met het laatste schip alhier van Kaap de Goede Hoop aangekomen, zijn ons geen couranten medegebracht.
De mondeling ontvangen berichten, lopende tot 16 december a.p. (opm: verleden jaar), melden, dat aldaar acht Nederlandse schepen in de Tafelbaai geankerd lagen. Onder deze bevonden zich 's Konings brik IRENE, kapt.luit. Lucas, en de schepen JAN EN CORNELIS (opm: pink), kapt. Jacob Duijff en de KOOPHANDEL kapt. Janssen (opm: pink, kapt. C.F. Jansen). De beide eersten hadden de reis naar het vaderland reeds weder voortgezet.
De KOOPHANDEL had averij aan deszelfs roer.
De COLUMBUS kapt. J. Grevelink, was in goede staat aldaar aangekomen en zou tegen den 19 december de reis herwaarts weder aannemen.
RC 190222
Rotterdam, 18 februari. Uittreksel uit de Lloyd’s Lijst van den 15 februari:
Den 13 dezer zijn van Cowes vertrokken de aldaar binnengelopen schepen JOHANNA ELISABETH, kapt. R. Rolüfs, naar Batavia, en ELIZA, Deetjen, naar Liverpool.
Den 12 is van Plymouth vertrokken het schip HARMONIE, Platte, naar Amsterdam.
Te Falmouth is den 11 dezer binnengelopen het schip de VRIJHEID, R.T. Rinses, van Amsterdam naar Surinamen (opm: zie RC 090322).
Den 29 november 1821 zijn aan de Kaap de Goede Hoop gearriveerd de schepen ELIZABETH (opm: ook wel ELISABETH, fregat), C. Pakes, en COLUMBUS, J. Grevelink, beiden van Amsterdam naar Batavia.
RC 120322
Rotterdam, 11 maart. Uittreksel uit de Lloyd’s Lijst van den 8 maart:
Den 18 januari is gepraaid op 5º10’ Z.B. 16º18’ lengte het schip GANGES (opm: Amerikaanse vlag), van Batavia naar Antwerpen.
Den 22 december 1821 is van de Kaap de Goede Hoop vertrokken het schip COLUMBUS, Grevelink, van Amsterdam naar Batavia.
BC 090322
Batavia, aangekomen:
1 maart – schip COLUMBUS, J. Grevelink, van Amsterdam den 24 augustus 1821, met Z.M. troepen. Passagiers mevrouw Thorig, de heren J. Uitenbogaard, G.A.D. von Sohsten, twee Javasche bedienden. Amerik. brik ROSE, C. Tubbs, van Philadelphia den 20 oktober 1821.
3 maart – schip BARON VAN DER CAPELLEN, W. Purvis, van Rotterdam den 25 oktober 1821. Passagiers de heer en mevrouw Van Hock en twee kinderen, de heren Valk, Haij, Zobil.
7 maart – Eng. schip MALABAR, W. Ascough, van New South Wales den 29 december 1821.
RC 290822
Batavia, 23 maart. Den 22 is te Batavia gearriveerd het schip (opm: fregat) CORNELIA, G. Mackeno, en den 1 maart het schip COLUMBUS, J. Grevelink, van Amsterdam, en den 3 dito het schip BARON VAN DER CAPELLEN, W. Purvus (opm: fregat, kapt. Wm. Purvis), van Rotterdam.
RC 290822
Batavia, 23 maart. Te Batavia liggen ter rede Zr.Ms. wachtschip TROMP, schepen BARON VAN DER CAPELLEN, DIANA, FRANKLIN, CATHARINA THEODORA, de GEZUSTERS, CONCORDIA, ELIZABETH, de JONGE ANTHONIJ, CORNELIA, MARGARETHA, COLUMBUS, STAR, de VROUW HELENA;
RC 301122
Rotterdam, 29 november. Uittreksel uit de Lloyd’s Lijst van den 26 november:
Van de Kaap de Goede Hoop meldt men van den 24 september, dat het Nederlands schip COLOMBO (opm: pink COLUMBUS, bouwjaar 1811), J. Grevelink bij Point Natal (opm: Port Natal, thans Durban) gezonken is; de equipagie had zich met de boten gered en was door een Frans schip te Bourbon (opm: thans Réunion) aangebragt (opm: zie RC 051222 en BC 211222).
RC 051222
Amsterdam, 3 december. Kapitein J. Grevelink, gevoerd hebbende het schip COLUMBUS, van Batavia naar Amsterdam, meldt van St. Denis, op het eiland Bourbon (opm: thans Réunion), in dato 14 augustus, dat hij den 11 juli af en aan de punt van het rif van Aguilhas (opm: Kaap Agulhas, 34º55’ Z.B. 20º0’ O.L.), door een felle storm overvallen werd, die zich soms tot een orkaan verhief, waardoor den 23 de grote- en bezaansmast over boord geraakten, de fokkemast vallende werd, de boegspriet barstte, het roer brak, de pompen en al wat op het dek was weggeslagen werden en het schip lek en reddeloos werd. In die toestand tot den 27 rondgedreven hebbende, werd hij met al de aan boord zijnde personen, zonder echter het geringste te kunnen bergen, door de Franse brik JULIA, kapt. P. Desse, die reeds van den 24 getracht had hem te naderen, van het wrak gered en den 14 augustus, even voor het schrijven van zijn brief, te St. Denis aangebragt. (opm: zie ook AC 240123, RC 110223, NSC 150323, AC 030723).
BC 211222
Van de 1e luitenant Gerlings, commanderende een detachement gepasporteerde militairen, hetwelk was ingescheept op het schip COLUMBUS, kapitein Grevelinck, bestemd naar Amsterdam, is een dépêche ontvangen, gedagtekend St. Denis op het eiland Bourbon (opm: thans Réunion), den 12 september l.l, waarbij gemeld wordt dat het voormelde schip, hetwelk den 20 mei van Batavia was gezeild, den 11 juli gekomen zijnde op de hoogte van het Kaapse Rif, aldaar door een hevige storm is belopen, in welke de stuurrepen en de roerpen en vervolgens ook het roer zelf bij de bovenste haak gebroken zijn; dat hierop besloten was Baai Falls (opm: False Bay, Vals Baai) binnen te lopen, doch dat op de Bank van Agulhas het schip zodanig slingerde en werkte, dat het grote want afbrak, en op den 23 juli de grote mast overboord slingerde en in zijn val ook de bezaansmast meesleepte; dat in deze positie zij in de middag een schip in het gezicht kregen, hetwelk hun toestand ziende op hen aanhield, achteraan kwam en beloofde die nacht bij de COLUMBUS te zullen blijven, blijkende dit vaartuig toen te zijn de Franse brik la JULIA, kapitein Desse, van Bordeaux naar Bourbon bestemd. Dat deze brik tot den 28 juli bij de COLUMBUS is gebleven, en dat toen besloten is, uit aanmerking van de staat van dit schip, met alle man, 92 in getal, over te gaan op de brik; hetgeen dan ook is geschied, niet zonder grote moeite van de zijde van de Franse kapitein en de stuurman Cio, wier equipage, 16 man sterk, zich aanvankelijk wilde verzetten tegen het overnemen van een zo groot getal zielen. Dat zij vervolgens op den 14 augustus behouden op Bourbon zijn aangekomen, maar ontbloot van alles behalve enige weinige kledingstukken, zijnde alle goederen, op last van kapitein Grevelinck, aan boord van de COLUMBUS moeten achterblijven.
De luitenant Gerlings meldt met lof, zowel de edele pogingen van de Franse kapitein Desse en de eerste officier Cio, bij het overnemen van de schipbreukelingen, als het goede onthaal hetwelk hij van de zijde van de heer Treijcinet, commandant en administrateur van het eiland Bourbon, heeft genoten. Het detachement was gekazerneerd, werd van al het nodige voorzien, en men was voornemens hetzelve met de gemelde brik JULIA de reis naar het vaderland over Bordeaux te doen voortzetten. (opm: zie ook RC 051222, BC 211222 en AC 240123 en volgende berichten)
1823
AC 240123
St. Denis, op het eiland Bourbon (opm: thans Réunion) den 22 augustus 1822. Onze courant behelst de volgende merkwaardige brief:
Mijnheer de redacteur! - Commanderende het Nederlandse schip (opm: waarschijnlijk een pink) COLUMBUS, van Batavia naar Amsterdam bestemd en aan boord hebbende, behalve een talrijk equipage, een korps troepen van Z.M. de Koning der Nederlanden, werd ik den 13 juli l.l. op de Agulhasbank door een zo geweldige storm overvallen, dat dezelve achter elkander de grote mast, de bezaanmast en de boegspriet deed breken, ons roer verbrijzelde en de pomp wegsloeg. Ons schip reddeloos, half open gespleten, te midden van een woedende zee, dan hier dan daar heen geslingerd en de speelbal der golven zijnde, verwachteden wij alle niets dan de dood……toen plotseling een brik aan de horizon verschijnende en op ons aanhoudende, wij hoop begonnen op te vatten van hulp te zullen krijgen, en wij waren hiervan weldra zeker, toen wij de Franse vlag, steeds verzeld (opm: vergezeld) zowel door mensenliefde als door dapperheid, herkenden.
Het gevaar was ondertussen ten hoogsten top gestegen; bergen waters rolden tussen de brik en de COLUMBUS, en dreigden elk ogenblik slachtoffers en verlossers te zullen verzwelgen; zelfs deden reeds onze onverschrokkenste zeelieden, verschrikt dat zij de brik verscheidene keren onder het gewicht der baren, die op haar nederstortten, zagen verdwijnen, en vrezende dat zij, eindelijk genoodzaakt zijnde voor zelfbehoud te zorgen, zich mocht verwijderen, de lucht door hun vurig angstgesmeek weergalmen, toen uit de brik, van welke een vreselijke baar op dat ogenblik een boot verbrijzelde en het fokkenzeil verscheurde, het edelmoedig geroep gehoord werd: Ik zal U niet verlaten; woorden, die over het leven van eenennegentig personen beslisten. Dat geroep, welks waarde, in de mond mijner oude wapenbroeders ik kende, werd met dezelfde drift hernieuwd, telken male, wanneer het gevaar zich scheen te verdubbelen.
Het was niet eer dan na vijf dagen in deze wisseling van hoop en vrees te hebben doorgebracht, dat wij vernamen, dat de brik de JULIA van Bordeaux was en dat haar dappere kapt. P. Desse heette; toen eerst was het die onversaagde zeeman mogelijk ons aan boord te krijgen.
Na op deze wijs, zes dagen, te midden van vreselijke gevaren, uit welke edelmoedigheid alleen hem verbood zich te verwijderen, met achterstelling zijner dierbaarste belangen en van de zorg voor eigen behoud te hebben doorgebracht, gelukte het de kapitein Desse eenennegentig mensen, die niet zijne vrienden, niet eenmaal zijn landgenoten waren, aan de dood te ontrukken!!!
Tolk der gevoelens van mijn scheepsvolk en van mijn passagiers, gelijk de heer Gerlings zulks is van de troepen, welke hij verzelde, verzoeken wij u, mijnheer de redacteur, in de couranten welke gij uitgeeft, het verslag onzer ongelukken en de uitboezeming van het diep gevoel onzer erkentenis voor de brave kapitein van de JULIA, te willen mededelen.
Moge de naam van deze held der mensheid zo diep in het geheugen van hen, die deze brief lezen, gegraveerd worden, als hij het in onze harten is! Moge die naam, weldra het voorwerp van Frankrijk’s en Hollands bewondering geworden, allen de man herinneren, die de eer en het voorbeeld is van de zeelieden aller natiën.
J. Grevelink, kapitein van de COLUMBUS.
M. Gerlings, luitenant, commanderende het detachement aan boord van de COLUMBUS.
(opm: zie RC 301122, 051222, BC 211222 en RC 110223 en AC 030723)
RC 110223
Rotterdam, 10 februari. Z.M. de koning heeft de orde van de Nederlandse Leeuw geschonken aan de heer P. Desse, kapitein van het Franse schip JULIA, voor zijn edelmoedig en menslievend gedrag in het redden der 92 schipbreukelingen van het Nederlandse schip COLUMBUS (opm: zie RC 051222).
NSC 150323
Brussel, 12 maart. De Kamer van Koophandel van Bordeaux heeft besloten, om aan de kapitein P. Desse, en aan ieder man der equipagie van de JULIA, zijnde een brik van gemelde stad, welke 92 man van een Hollands schip (opm: COLUMBUS, zie o.a. RC 301122) gered heeft, een medaille te schenken. Men herinnert zich, dat Z.M. de Koning der Nederlanden aan die dappere kapitein het ordeteken van de Nederlandsche Leeuw heeft geschonken, ten bewijze van hoogst deszelfs tevredenheid wegens zijne edelmoedige zelfopoffering.
AC 030723
Advertentie. Ten Brink & De Vries, boekverkopers in de Warmoesstraat, zullen zo spoedig mogelijk op autorisatie van de heren De Vries & Co uitgeven de verklaringen en verdere stukken, bij dezelven als boekhouders en mede-reders van het in juli 1822 bij het rif van Agulhas verongelukte schip COLUMBUS, gevoerd geweest door kapt. J. Grevelink (opm: zie o.a. RC 051222), ingekomen, wegens het verlaten van hetzelve schip, de redding van 92 mensen en de omstandigheden, welke deze gebeurtenis hebben vergezeld, tot opheldering van zekere brief door de redder dezer mensen, kapt. P. Desse, dezer dagen in lithographische druk onderhands in circulatie gebracht.