Familiegegevens en opleiding
Geen
De schepen van de kapitein
Het Archief van de Amsterdamse Waterschout op het Stadsarchief te Amsterdam bevat monsterrollen op naam van Egbert C. de Haas op de:
“Vrouwe Alida”, dd 29 augustus 1814; 30 mei 1816; 14 januari 1817; 17 september 1817;
“Jonge Hendrik”, dd 05 maart 1819
Overige bijzonderheden
Provinciale Groninger Courant 14 maart 1817114
Advertentie. Mr. C.J. Keiser, openbaar notaris te Groningen, verkoopt op donderdag 20 maart 1817 des avonds te 6 uur precies, o.a:
- 1/16 Portie in het Smakschip, het FORTUIN, door Karst Jacob Jans gevoerd.
- 1/16 Portie in het Kofschip VROUW ALIDA, gevoerd door kapitein E.C. de Haas.
Rotterdamsche Courant 15 september 1818114
Advertentie. Nicolaus Montauban van Swijndregt, Hubertus Montauban van Swijndrecht en Fredrik van Dam, makelaars te Rotterdam, als lasthebbende van hun Principalen, geauthoriseerd door de Regtbank van Koophandel, zitting houdende binnen deze Stad, zijn van mening, op dinsdag den 29 september 1818, des namiddags ten 4 uren, in het Logement Het Badhuis, onder de Boompjes, publiek te verkopen: het Hol van het Kofschip, genaamd de VROUW ALIDA, lang over steven 90 voeten, wijd 22 voet, holen, van de onderkant der kiel tot aan de uitwatering, 11 voeten, alles Vriessche maat; gevoerd geweest door kaptein E.C. de Haas, benevens alle deszelfs scheepsgereedschappen, bestaande in masten en verder rondhout, staande en lopend wat, ankers, touwen, zeilen en verdere goederen, waaronder een uitmuntende, voor drie jaren nieuw ingezette Russische grene mast (opm: mast van Russisch grenenhout), lang 76 voeten, dik circa 25 duimen; alles bij kavelingen zo als het voorschreve hol zal zijn liggende in de Scheepmakershaven, aan de Punt, en de goederen gedeeltelijk aan boord en gedeeltelijk op de kaai, voor het hol, kunnende aldaar alles daags vóór en op de dag van de veiling door een ieder worden bezigtigd.
Rotterdamsche Courant 17 september 1818114
De veiling van het Hol van het kofschip de VROUW ALIDA, en gereedschappen, aangekondigd tegen den 29 september 1818, in het Badhuis, te Rotterdam, zal geen voortgang hebben.