Kronieken:
De kranten vermelden vaak de naam D.D. Kuitze en af en toe de naam D.D. Kuitse.
De aanvragen voor de zeebrieven staan op naam van D.D. Kuitse, zodat die daarbij ook gebruikt worden.
De naam Koetze of Koetse is niet gevonden in samenhang met de JONGE DERK, ook geschreven als JONGE DIRK.
1814
Op 20 april 1814 wordt voor de JONGE DERK door Derk Derks Kuitse uit Wildervank een zeebrief aangevraagd voor hemzelf.
Geen scheepvaartberichten gevonden.
1815
LCO 070815
Arrivementen
Te Rendsburg D.D. Kuitze van Koningsbergen
OHC 150815
Den 9 dezer bij Terschelling binnengekomen D.D. Kuitze van Koningsbergen.
1816
Op 26 april 1816 wordt voor de JONGE DERK door Derk Derks Kuitse uit Wildervank een zeebrief aangevraagd voor hemzelf.
Geen scheepvaartberichten gevonden.
1817
Geen scheepvaartberichten gevonden.
1818
Op 25 juli 1818 wordt voor de JONGE DERK door Roelf Gerrits Broekema uit Veendam een zeebrief aangevraagd voor Derk Derks Kuitse uit Veendam.
Geen scheepvaartberichten gevonden.
1819
LCO 250619
te Rendsburg L.K. de Jonge, van Rotterdam, naar de Oostzee, R. R. Coerkamp , van Schiermonnikoog naar de Oostzee, D. D. Kuitze, van Leer naar de Oostzee.
1820
RC 200620
Amsterdam, 18 juni. Terschelling binnengekomen D.D. Kuitze van Koningsbergen.
RC 270720
Arrivementen
te Rendsburg H.R. Veling, J.J. Post, N.U. Baas en D.D. Kuitze van Amsterdam.
Op 19 september 1820 wordt voor de JONGE DERK door Roelf Gerrits Broekema uit Veendam een zeebrief aangevraagd voor Derk Derks Kuitse uit Veendam.
1821
RC 140821
Amsterdam, 12 augustus Terschelling binnengekomen D.D. Kuitze van Dantzig.
RC 270921
Arrivementen
Te Pillau D.D. Kuitze van Edam.
Op 2 oktober 1822 wordt voor de JONGE DERK door Roelf Gerrits Broekema uit Veendam een zeebrief aangevraagd voor Derk Derks Kuitse uit Veendam.
1822
RC 160522
Rotterdam, 13 mei. Den 10 zeilden uit de Maas de JONGE JUFVROUW SARA, A. Sluik, naar de Oostzee, en de EMMA, J.J. Buckenhagen, naar Archangel.
Den 12 arriveerde de ONDERNEMING, H.F. Klie, van het Nieuwe Diep, en de JONGE DIRK, D.D. Kuidse (opm: smak JONGE DERK, D.D. Kuitse), van Eggersund.
RC 280922
In Terschelling zijn binnengekomen A.H. Tap van Elbing, H.C. Krafft van Grijpswold, H. G. Oortjes van Neustad, D.D. Kuitze van Fehmern.
1823
DC 310523
Dordrecht, 30 mei. Aan deze stad zijn gearriveerd de schepen EUROPA, kapt. Peter Niemann, van Rostock, met rogge; de DAGERAAD (opm: smak), kapt. J.A. Smit, van Drobak met hout; MARIANNE HENRIETTE, kapt. G.E. Wickberg, van Stockholm, met teer; de VIER GEBROEDERS, kapt. Claus Suhr, en de NOORDSCHE STAATSRAAD, kapt. O.J. Herlofsen, beide van Bergen, met traan; de GOEDE HOOP (opm: tjalk), kapt. G.J. Hoetjer, van Kiel; DE JONGE DIRK (opm: smak JONGE DERK), kapt. D.D. Kuitse, van Neustadt, beide met raapzaad.
1824
RC 060724
Arrivementen
Te Dantzig D.D. Kuitze van Delfzijl.
1825
Op 25 januari 1825 wordt voor de JONGE DERK door Derk Derks Kuitse uit Veendam
een zeebrief aangevraagd voor hemzelf.
RC 050525
Arrivementen
Te Warnemunde D.D. Kuitze van Delfzijl.
RC 041025
Arrivementen
Te Pillau D.D. Kuitze van Dordrecht.
1826
RC 160326
Amsterdam, 14 maart. Te Terschelling zijn binnengekomen M.J. de Jonge van Koningsbergen, A. Pieper van Petersburg, D.D. Kuitze van Elbing.
OHC 230526
Arrivementen
Te Dantzig D.D. Kuitse van Amsterdam.
1827
Op 8 februari 1827 wordt voor de JONGE DERK door Derk Derks Kuitse uit Veendam
een zeebrief aangevraagd voor hemzelf.
OHC 140627
Amsterdam, 14 juni. Den 10 dezer is in ’t Vlie binnengekomen D.D. Kuitse van Dantzig.
OHC 050727
Amsterdam, 3 juli. Op 1 juli uit het Vlie gezeild D.D. Kuitse op avontuur.
1828
DC 220728
Dordrecht, 21 juli. Aan deze stad is gearriveerd het schip de JONGE DERK, kapt. D.D. Duitse, van Kiel met tarwe.
1829
Op 20 juni 1829 wordt voor de JONGE DERK door Derk Derks Kuitse uit Veendam
een zeebrief aangevraagd voor hemzelf.
LCO 041229
Het schip de Jonge Dirk (opm: smak) de JONGE DERK), Kapt. D. D. Kuitze, van. Kiel naar Amsterdam, te Delfzijl binnen, heeft volgens een brief vandaar van den 26 November, na reeds meermalen en het laatst den 22 of 23sten dito, beproefd te hebben om de reis voort te zetten, op de Reede zwaar gestoten, en is op ene gevaarlijke plaats tussen twee hoofden aan den grond geraakt, doch in den nacht tussen den 25 en 26 dito met gehuurde ankers en touwen en hulp van zes man voor f 110 aangenomen, weder afgebracht, alle de ankers en touwen waren door het ijs verloren gegaan , het schip was lek en moet lossen.
PGC 161229
Advertentie. Op donderdag 17 december, des voormiddags te 11 uren, zal te Delfzijl, ten huize van kastelein H.G. Roelfsema, worden verkocht ongeveer 4 lasten door zeewater beschadigd raapzaad en alzo gelost uit het tjalkschip (opm: smak) de JONGE DERK, kapt. D.D. Kuitse.
1830
RC 080730
Arrivementen
Te Memel, D.D. Kuitze van Amsterdam.
RC 030830
Amsterdam, 1 augustus. Te Terschelling binnengekomen D.D. Kuitze van Memel.
OHC 041230
Den 29 november in het Vlie binnengekomen D.D. Kuitze van Dantzig.
1831
OHC 120431
Den 6 dezer uit het Vlie gezeild D.D. Kuitze op avontuur.
OHC 260531
Arrivementen
Te Pillau D.D. Kuitze.
RC 020831
Bij Terschelling binnengekomen D.D. Kuitze van Koningsbergen.
Op 13 augustus 1831 wordt voor de JONGE DERK door Derk Derks Kuitse uit Veendam
een zeebrief aangevraagd voor hemzelf.
1832
AH 200932
Vlie 17 september uitgezeild D.D. Kuitze , JONGE DIRK (opm: JONGE DERK) op avontuur.
1833
PGC 170933
Het schip de JONGE DIRK, kapt. D.D. Kuitse (opm: smak JONGE DERK, kapt. Derk Derks Kuitze [ook wel Koetze]), van Kiel naar Zaandam, is op 3 september tussen Schiermonnikoog en Rottum geheel verongelukt en de equipage, uitgezonderd een man genaamd Hendrik C. Kuitse, welke met de roef op het Westereiland aangespoeld is, verdronken.
(opm: de enige overlevende was matroos Hindrik Geerts Koetze, wiens scheepsverklaring [op de website van Marhisdata terug te vinden] duidelijk maakt dat de smak reeds op 3 augustus was vergaan; behalve de kapitein verdronken diens zoon stuurman Pieter Derks Koetze en kok Engel Engels Timmer)
Verklaring aangaande het vergaan van het smakschip de JONGE DERK, kapt. Derk Derks Koetze, van de Wildervank
Hindrik Geerts Koetze, als matroos gevaren hebbende op het smakschip de JONGE DERK, verklaart op 28 november 1833 voor Mr. Berend Trip, vrederechter van het gerecht te Veendam, het volgende:
- Dat gemeld smakschip de JONGE DERK op 15e juli 1833 te Kiel in Denemarken (opm: Kiel lag toen in Denemarken) de order had bekomen met een lading garst, gedestineerd naar Zaandam (te varen).
- Dat het schip hecht, dicht en wel gekalfaat was, de masten in goede staat, de luiken met goede persennigen dicht toe geschalkt, en alles naar zeemansgebruik in zodanige staat als vereist wordt om met koopmansgoederen over zee te varen.
- Dat ze de 16e juli daaraanvolgende van Kiel waren vertrokken met een westelijke wind, de 29e juli te Tonningen aangekomen en van daar de 31e juli met een noord-noord-westen wind waren in zee gestoken.
- Dat de 2e augustus de wind noordelijk werd met slecht weder en holle zee.
- Dat, op de derde augustus des morgens land gezien hebbende, door de hevige storm uit het noord-noord-westen en holle zee niet in staat zijnde minder zeil te kunnen voeren dan het klauwzeil (?) waarvoor ze bijgedraaid lagen, zij zich genoodzaakt zagen zich op God’s genade te laten drijven.
- Dat ze al spoedig het land waren genaderd en eindelijk in de brandingen naar de gronden aan de westkant van het eiland Rottumeroog waren vervallen, zodat de golven onophoudelijk op en over het schip liepen.
- Dat ongeveer des middags ten een ure de stuurman met name Pieter Derks Koetze, zoon van de schipper, en daarna de schipper Derk Derks Koetze, over boord waren geslagen en voor zijn ogen in de golven hun graf hadden gevonden.
- Dat hij zich met de kok, genaamd Ernst Engels Timmer, zoon van Engel Harms (?) Timmer en Grietje (onleesbaar) Renkema (?), te Veendam, in het verst van de grote mast hadden begeven om zich zo mogelijk van het weggeslagen schip uit de golven te (?)
- Dat eindenlijk het schip door het zwaar stoten en slagen der golven was gebarsten en zij met de mast in zee waren gevallen, de kok, zo-even genoemd, uit zijn armen was weggerukt en voor zijn gezicht in de golven verdween.
- Dat hierna het achterdek van het schip met de roef naar hem toe was komen drijven en hij het geluk had gehad vanaf de mast op de roef te komen, waarmede hij op de 4e augustus des morgens te 5 ure bij Usquert onder de dijk was aangespoeld, zijnde hij, comparant, de enige van het gehele scheepsvolk, die er zijn leven had afgebracht.
Daar hij te Usquert in deze provincie was aangeland, vermeende hij ten gevolge artikel 246 van het Wetboek op de Koophandel deze verklaring te moeten afleggen, en heeft de comparant na voorlezing zijn verklaring in onze handen met ede bevestigd en getekend.
