1952-03-24: |
NvhN 24-03-1952: De BORNEO gestrand. Waakhonden beschermden schip tegen plundering. In de nacht van Vrijdag op Zaterdag is in een storm het Groninger kustvaartuig Borneo, 342 ton, bij Workington (Noord-West-Engeland) aan de grond gelopen. Zaterdagmiddag heeft de reddingboot van Workington de bemanning van zes personen en de vrouw van de kapitein van boord gehaald. De Borneo maakte water door gaten in de romp. Een zevende lid van de bemanning was na de stranding, omdat de noodsignalen van het schip door de zware mist niet opgemerkt werden, overboord gesprongen en naar de kust gezwommen. Na een wandeling van enige kilometers bereikte hij een huis. Hij wekte de bewoner en deze belde de kustwacht op. De kustwacht, die op geen andere wijze met de Borneo in contact kon komen, kalkte met grote letters op een muur „sleepboot onderweg” en de bemanning van het gestrande schip gaf door wuiven te kennen, dat de boodschap goed ontvangen was. Een sleepboot bevindt zich in de nabijheid van de Borneo, die met een lading fosfaat op weg was van Antwerpen naar Silloth bij Workington. De Borneo ligt recht. Zijn schroef en roerblad zitten echter klem tussen de rotsen en de machinekamer is onder water gelopen. De kustvaarder zal eerst tijdelijk moeten worden hersteld, voordat hij weer vlot kan worden gebracht en op sleeptouw genomen, om in de haven definitief hersteld te worden. Om het schip tegen plundering te beschermen, brengt men er ‘s nachts twee waakhonden aan boord. Verklaring van de Kapitein: Kapitein H. Westers verklaarde Zondag dat men alleen met luchttanks het schip zal kunnen behouden. Wanneer men dergelijke tanks aan weerskanten van het vaartuig aanbracht, zou het schip de 14 mijl naar de haven van Workington kunnen worden gesleept om daar te worden hersteld. De kustvaarder ligt op korte afstand van de kust ter hoogte van het plaatsje Netherton. Het vaartuig heeft vier gaten in de romp. Bij laag water zijn de uit zeven personen bestaande bemanning en de vrouw van de kapitein weer aan boord gegaan om zoveel mogelijk te redden.
Algemeen Handelsblad 24-03-1952: Nederlandse kustvaarder op Engelse rotskust Lid der bemanning zwom naar wal om hulp In de nacht van Vrijdag op Zaterdag is in een storm het Nederlandse kustvaartuig Borneo, 342 ton, bij Workington (N.W.-Engeland) aan de grond gelopen. Zaterdagmiddag heeft de reddingboot van Workington de bemanning van zes personen en de vrouw van de kapitein van boord gehaald. De Borneo maakte water door gaten in de romp. Een zevende lid van de bemanning was na de stranding, omdat de noodsignalen van het schip door de zware mist niet opgemerkt werden, overboord gesprongen en naar de kust gezwommen. Na een wandeling van enige kilometers bereikte hij een huis. Hij wekte de bewoner en deze belde de kustwacht opDe Borneo was met een lading fosfaat op weg van Antwerpen naar Silloth bij Workington.
De Telegraaf 24-03-1952: Noodsignalen onopgemerkt Ned. zeeman zwom naar de kust. Workington (Noordwest- Engeland), 22 Maart. — Een lid der bemanning van de Nederlandse kustvaarder “Borneo" is vanmorgen vroeg naar de kust van Cumberland gezwommen om te melden, dat zijn schip daar in de buurt aan de grond wes gelopen. Dit was vannacht reeds tijdens een vliegende storm gebeurd, maar de noodsignalen van het schip waren door de mist niet waargenomen. Onmiddellijk voeren de reddingboot van Workington en een sleepboot uit. De „Borneo" bleek geen gevaar te lopen de sleepboot is begonnen haar vlot te trekken. De negen opvarenden (acht mannen en een vrouw) besloten aan boord te blijven. — (Reuter).
NvhN 25-03-1952: De gestrande Borneo. Maandag heeft de bemanning van de Borneo, die Zaterdag bij Workington op de Engelse kust strandde, met behulp van de scheepsreddingboot scheepsbehoeften uit het schip gehaald. Aan boord van de Borneo verblijven nog twee honden van de vrouw van kapitein Westers. Alle honden die Engeland binnenkomen, moeten zes maanden in quarantaine worden gehouden. Daarom heeft mevrouw Westers Zaterdag de honden aan boord van het gestrande schip achtergelaten. Een andere kustvaarder van kapitein Westers is verzocht naar de Borneo te koersen om de twee honden van boord te halen.
Leeuwarder Courant 01-04-1952: De Nederlandse kustvaarder „BORNEO"; (342 ton), die op 22 Maart voor de Cumberland strandde, is gisteren in Whitehaven binnengesleept. Hij zal in Liverpool of Glasgow definitief worden gerepareerd. De Nederlandse coaster „Globe"; die voor de zuidkust van Wales in nood verkeerde, is door een Britse sleepboot naar Falmouth (Zuid Engeland) gesleept.
NvhN 01-04-1952: Borneo binnengesleept. De 342 ton metende Groninger kustvaarder Borneo, die op 22 Maart voor de kust van Cumberland aan de grond liep, is gisteren Whitehaven binnengesleept. Het schip zal in Whitehaven voorlopig worden hersteld en daarna naar Liverpool of Glasgow vertrekken voor volledige reparaties.
Bijvoegsel van de Nederlandsche Staatscourant van Maandag 30 November 1953, no. 232. Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart: No. 102. Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart in zake de stranding van het motorschip „Borneo" nabij St. Bees Head in de Ierse Zee. Betrokkenen: de kapitein H. Westers en de stuurman B. Mulder. Op 21 Maart 1952 is het motorschip „Borneo" op de reis van Antwerpen naar Silloth tijdens slecht zicht gestrand bij St. Bees Head in de Ierse Zee. Eerst op 30 Maart 1952 is het schip na lossing der lading door bergers vlot gebracht. In overeenstemming met het voorstel van de inspecteur-generaal voor de scheepvaart besliste een commissie uit de Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 29 der Schepenwet, dat de Raad een onderzoek zou instellen naar de oorzaak van deze stranding en dat het onderzoek tevens zou lopen over de vraag of niet de ramp mede te wijten is aan de schuld van de kapitein van de „Borneo", H. Westers, wonende te Groningen, en van de stuurman, B. Mulder, wonende te Kornwerderzand. Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zittingen van 11 Augustus en 6 November 1953, in tegenwoordigheid van de inspecteur voor de scheepvaart J. Metz. De Raad nam kennis van de stukken van het voorlopig onderzoek der Scheepvaartinspectie, waarbij processen-verbaal van de verhoren van de kapitein en de stuurman, zomede van de Nederlandse vice-consul te Whitehaven, het scheepsdagboek en de door de kapitein gebruikte kaart Blue Back no. 56, St. George's Channel, en hoorde op 11 Augustus 1953 de stuurman en op 6 November 1953 de kapitein, voornoemd, als betrokkenen buiten ede. De voorzitter zette de betrokkenen, aan wie voormelde beslissing was meegedeeld, doel en strekking van het onderzoek uiteen en gaf hun gelegenheid tot hun verdediging aan te voeren hetgeen zij daartoe dienstig achtten, hun daarbij het laatste woord latende. Uit de verklaringen en bescheiden is de Raad het volgende gebleken: Het motorschip „Borneo" is een Nederlands schip, toebehorende aan J. en H. Westers, te Groningen. Het meet 342 bruto-registerton en wordt voortbewogen door een 360 pk-motor. Op 18 Maart 1952, te 15.00 uur, vertrok de „Borneo", beladen met 382 ton potas, van Antwerpen met bestemming Silloth. De diepgang was vóór 9 , achter 10'. De bemanning bestond, inclusief de kapitein, uit 8 personen. Op 21 Maart 1953 werd te 16.00 uur bij logaanwijzing 556 Skerries gepasseerd op naar schatting 2 mijl afstand. Het was regenachtig en door buien was het niet mogelijk geweest een 4-streeks peiling te nemen. Vanaf 16.00 uur werd gestuurd N.O. 1/2 N op het stuurkompas, dat geen fouten heeft. Deze koers liep 2' vrij van St. Bees Head. De kapitein nam aan, dat op dit traject de in- en uitzettende stromen elkaar op zouden heffen. De vaart was 9¾ a 9 ½ mijl per uur. De wind was Z.Z.W. 5/6. Te 18.00 uur kreeg de stuurman de wacht; deze vaart reeds enige jaren bij deze kapitein en kent de order de kapitein te waarschuwen bij slecht zicht of bijzonderheden. De stuurman heeft verklaard, dat het schip door de van achter inkomende zee slecht stuurde. Het was buiig met af en toe regen; de wind was Z.W. 5/7. De stuurman controleerde de verwachte stromen; hij rekende tegen middernacht bij St. Bees Head te zullen komen. De kapitein had hem geen order gegeven te waarschuwen, indien dit vuur niet tijdig in zicht kwam. De stuurman heeft geen der lichten van het eiland Man gezien. Het echolood kon niet bijgezet worden, omdat men geen registreerpapier aan boord had; dit had men in Antwerpen niet kunnen krijgen. Er werden enige vissersschepen gepasseerd, zowel aan bakboord als aan stuurboord. Te 23.00 uur dacht de stuurman nog 9 a 10 mijl van St. Bees Head te staan en daar hij nog niets zag en ook het mistsein niet hoorde, waarschuwde hij de kapitein. Te 23.05 uur zette hij de motor op langzaam. De kapitein kwam te 23.15 uur op de brug; hij geeft op, dat hij te 23.10 uur werd geroepen. De kapitein schatte het zicht op 2 mijl. Korte tijd nadat de kapitein boven was gekomen, kwamen vooruit op 3 streken aan bakboord twee witte lichten in zicht. Eerst werd gemeend, dat dit de lichten van een schip waren, maar vrijwel tegelijkertijd waarschuwde de stuurman voor branding vooruit. De motor werd direct op volle kracht achteruit gezet, maar nauwelijks sloeg deze aan, of het schip liep te 23.20 uur aan de grond; de log wees 622 aan. Daar het water viel, gelukte het niet vlot te komen. De „Borneo" heeft een dubbele bodem over 2/3 van de scheepslengte van achter af. Bij peiling bleek, dat de lege tanks en het ruim een weinig water maakten, maar de pompen konden dit bijhouden. Te 23.50 uur werd het mistsein van St. Bees Head gehoord. Het bleek de volgende morgen, dat de „Borneo" ongeveer 4 mijl bezuiden deze kaap was gestrand bij het plaatsje Nethertown. Op 22 Maart 1952, te 2.00 uur, was het water zo ver gevallen, dat een matroos aan de wal kon gaan om hulp te vragen. Op de uitgezonden noodseinen was geen antwoord ontvangen. Te 7.00 uur werd van de wal bericht, dat te 8.00 uur een sleepboot zou komen. Toen het water rees, begon het schip te 6.20 uur zwaar te stoten. De kapitein zette de motor op volle kracht achteruit, maar het schip bleef zitten. Te 6.45 uur drong een steen door het vlak van de motorkamer, waardoor deze in tien minuten vervulde. De tanks en het ruim begonnen ook zwaar te lekken en pompen was onmogelijk geworden. Te 15.00 uur, bij laagwater, verlieten alle opvarenden het schip. Tot 30 Maart 1952 verbleven zij in een zomerhuisje dicht bij het schip. Met behulp van boten en bij laagwater werden de meest waardevolle zaken van boord gehaald. Ondertussen losten bergers het schip en dichtten zoveel mogelijk de ontstane gaten; met aan aan boord geplaatste pompen werden ruim en motorkamer leeggepompt. Op 30 Maart 1952, te 12.00 uur, kwam de „Borneo" vlot. Alle opvarenden waren toen aan boord. Een bergingsvaartuig sleepte vervolgens de „Borneo" naar White-haven. Hier is het schip voorlopig gerepareerd. Voor geheel herstel is het 16 April 1952 naar Liverpool vertrokken. Ter zitting van 11 Augustus 1953 verklaarde de stuurman overeenkomstig het hiervóór vermelde. Hij voegde hieraan toe, dat de afstand tot St. Bees Head te 16.00 uur ongeveer 70 mijl was; hij verwachtte dus tegen middernacht bij deze kaap te komen. Het vuur is bij helder weer 25 mijl zichtbaar. Betrokkene rekende er op, dat hij onder de heersende weersomstandigheden het licht zeker op 5 mijl afstand zou zien. Toen hij te 23.00 uur het vuur niet zag, achtte hij het raadzaam de kapitein te waarschuwen; tevens zette hij de motor op langzaam; de vaart was nu 2 a 3 mijl. Betrokkene dacht nog wel 9 a 10 mijl van St. Bees Head te staan. Daar het eiland Man op 14 mijl afstand werd gepasseerd, was het bij het matige zicht begrijpelijk, dat hij de lichten daarvan niet zag. De kapitein heeft er niet over gesproken ten anker te gaan en men heeft niet gelood. Plotseling zag men aan bakboord vooruit twee witte lichten. Even dacht men, dat ze van een schip waren, maar toen men branding zag, begreep men dat het lichten van de wal waren. Hoewel onmiddellijk achteruit werd geslagen, liep de „Borneo" te 23.20 uur aan de grond. De inspecteur voor de scheepvaart merkte op, dat hij zijn conclusie wilde uitstellen tot nadat de kapitein was gehoord. Voorlopig is hij van mening, dat de stuurman tijdig de kapitein heeft gewaarschuwd en dat hij geen schuld heeft aan de stranding en dat tegen stuurman B. Mulder geen strafmaatregel behoeft te worden genomen. Op 6 November 1953 verklaarde de kapitein nog, dat volgens de stroomatlas op het traject van Skerries naar St. Bees Head de stromen evenveel uit als in zouden zetten. Betrokkene werd te 23.10 uur door de stuurman geroepen en ging toen direct naar de brug. Het toplicht straalde, de vaart was reeds geminderd. Betrokkene schatte het zicht op 2 mijl; volgens de log moest men nog 9 mijl van St. Bees Head afstaan; dit vuur is niet gezien; het mistsein is niet gehoord. Het echolood kon niet worden gebruikt, daar men geen registreerpapier daarvoor aan boord had. Er is niet met het handlood gelood. Betrokkene heeft er wel over gedacht om verkenning te gaan verkrijgen op een vuur van Man, maar hij achtte dit te gevaarlijk door de daarvóór liggende bank. Betrokkene is van mening, dat hij te laat is geroepen, want even nadat hij op de brug was gekomen, liep de „Borneo" reeds aan de grond. De inspecteur voor de scheepvaart voerde aan, dat de „Borneo" op 21 Maart 1952 reeds lange tijd voer zonder een goed bestek te hebben gehad; 7 uur vóór de stranding heeft de kapitein Skerries slechts even gezien en kon daarvan slechts één keer een peiling nemen. Als men geen goed bestek heeft, is het beter om voor het aanlopen van St. Bees Head het eiland Man te verkennen en daarop zijn bestek te verbeteren. Het is evenwel begrijpelijk, dat de kapitein de directe route van Skerries naar St. Bees Head wilde nemen. Nu het krachtige licht van St. Bees Head niet tijdig werd gezien, was echter alle zorg geboden. Ook zonder dat de kapitein daartoe order had gegeven, had de stuurman de kapitein moeten waarschuwen, nu het licht van St. Bees Head niet tijdig werd gezien. De stuurman riep de kapitein eerst te 23.10 uur; door dit zo laat te doen, is hij mede schuldig aan de stranding. De inspecteur stelt voor de stuurman te straffen door het uitspreken van een berisping. De inspecteur wijst er verder op, dat de gevolgen van de stranding zeer ernstig waren. De opzet van de navigatie berustte bij de kapitein. Hij heeft nagelaten de stuurman order te geven hem op een zeker moment te roepen, indien dan het licht van St. Bees Head nog niet werd gezien. Het echolood kon niet worden gebruikt, omdat er geen papier voor aan.boord was. De kapitein moet zorgen, dat men daar altijd ruim van is voorzien. Men liet na te loden met het handlood. Indien gelood was, zou zijn bemerkt, dat het schip reeds vóór 23.00 uur in gevaar verkeerde. De inspecteur is van mening, dat de navigatie slordig is geweest. De kapitein is reeds twee keer eerder voor de Raad moeten verschijnen. De inspecteur acht het gewenst, dat de kapitein wordt gestraft en stelt de Raad voor de bevoegdheid van kapitein H. Westers gedurende twee maanden te ontnemen. Het oordeel van de Raad luidt als volgt: De stranding van het motorschip „Borneo" op 21 Maart 1952 bij St. Bees Head is het gevolg van onzorgvuldige navigatie bij het aanlopen van deze kaap. Reeds bij Skerries was het zicht zo slecht, dat op 2 mijl afstand de kapitein maar even zicht van deze vuurtoren kreeg. Desondanks stelde hij zijn koers naar St. Bees Head slechts 2 mijl vrij van het land, hoewel hij nog 70 mijl had af te leggen. Al zouden in grote trekken de te verwachten stromen op dit traject elkaar opheffen, dan kan toch de mogelijkheid van een inzetting van 2 mijl niet worden verwaarloosd. Controle hierop was zeer nodig, vooral daar het vuur van St. Bees Head dicht onder de wal een blinde sector heeft. Het was het beste geweest te trachten verkenning te krijgen op het eiland Man en dan vanaf een goed bestek de kaap aan te lopen. Nu de kapitein besloot de directe route te nemen van Skerries, had hij moeten zorgen, dat geregeld werd gelood om tijdig inzetten te kunnen bemerken. De kust aldaar leent zich zeer goed er voor om op het lood te worden aangelopen. Men heeft echter in het geheel niet gelood. Hoewel een echolood niet tot de verplichte uitrusting behoort, had de kapitein, nu dit apparaat aan boord was, moeten zorgen, dat hij dit te werk kon stellen. Hij moet zorgen, dat hij te allen tijde over voldoende registreerpapier daarvoor beschikt. De Raad is van oordeel, dat de kapitein en de stuurman in gelijke mate schuldig zijn aan deze stranding. De kapitein had de stuurman order moeten geven te loden en hem te roepen, indien op een zeker moment het vuur van St. Bees Head nog niet zou worden gezien. De stuurman had ook zonder order daartoe moeten loden en, zeker nu hij dit niet deed, de kapitein veel eerder moeten roepen. De Raad straft vermits kapitein Hendrik Westers, geboren 7 Juni 1919, wonende te Groningen, door hem de bevoegdheid om als kapitein te varen op zeeschepen te ontnemen voor de tijd van één maand en straft stuurman Berend Mulder, geboren 20 October 1927, wonende te Kornwerderzand, door hem de bevoegdheid om als stuurman te varen op zeeschepen te ontnemen voor de tijd van één maand. Aldus gedaan door de heren mr. A. Dirkzwager, 2de plv. voorzitter, C. H. Brouwer, K. Visser en L. Meulman, leden, in tegenwoordigheid van 's Raads secretaris, mr. A. Boosman, en uitgesproken ter openbare zitting van de Raad van 6 November 1953. (Get.) A. Dirkzwager; A. Boosman.
NvhN 02-12-1953: Kapitein en stuurman van de Borneo met een maand gestraft. De Raad voor de Scheepvaart heeft de 34-jarige kapitein H. W. uit Groningen, en de 26-jarige stuurman B. M. uit Kornwerderzand, van de kustvaarder Borneo gestraft door elk de bevoegdheid om op zeeschepen te varen te ontnemen voor de tijd van één maand. De Inspecteur voor de Scheepvaart had de Raad voorgesteld tegen de stuurman een berisping uit te spreken en de kapitein de bevoegdheid te ontnemen gedurende twee maanden. Het 342 brt metende m.s. Borneo, toebehorende aan J. en H. Westers te Groningen, was op 21 Maart 1952, op reis van Antwerpen naar Silloth (Engeland), tijdens slecht zicht, gestrand bij St. Bees Head in de lerse Zee. Eerst negen dagen later werd het schip, na lossing der lading potas door bergers, vlot gebracht. De Raad is van oordeel, dat de stranding het gevolg is geweest van onzorgvuldige navigatie bij het aanlopen van Kaap St. Bees Head. Reeds bij Skerries was het zicht zo slecht, dat op twee mijl afstand de kapitein maar even zicht van deze vuurtoren kreeg. Desondanks stelde hij zijn koers naar St. Bees Head slechts twee mijl vrij van het land, hoewel hij nog 70 mijl had af te leggen. Het was het beste geweest te trachten verkenning te krijgen op het eiland Man en dan van een goed bestek af de Kaap aan te lopen. Nu de kapitein besloot de directe route te nemen van Skerries, had hij moeten zorgen, dat geregeld werd gelood om tijdig inzetten te kunnen bemerken. Men heeft echter in het geheel niet gelood. Hoewel het niet tot de verplichte uitrusting behoort, was er een echolood aan boord. De kapitein had moeten zorgen, dat hij het apparaat te werk kon stellen en tevens dat hij te allen tijde over voldoende registratiepapier hiervoor beschikte. (Het echolood kon niet worden gebruikt, omdat er geen papier aan boord was). De Raad was tenslotte van oordeel, dat kapitein en stuurman in gelijke mate schuldig zijn aan deze stranding.
|