De scheepsnamen ANTONETTA MARIA respectievelijk GERHARDUS HENRICUS worden in zeebrieven en krantenberichten op verschillende manieren geschreven. Waar nodig is de gehanteerde schrijfwijze door Marhisdata gecorrigeerd naar vorenstaande namen.
1828
AH 190728
Te Amsterdam in lading liggende schepen.
Naar St. Petersburg. DE TWEE GEBROEDERS, kapt. H.J. Klein. Adres bij Jan Corver & Co.
Naar Riga. JONGE ANNA, kapt. D.G. Bleeker. Adres bij J. Corver & Co.
Naar Riga. DE JONGE EVERT, kapt. Jan Jans Kiers. Adres als boven.
Op 29 juli 1828 werd de eerste zeebrief verstrekt voor de kof TWEE GEBROEDERS, aangevraagd door H. & C. van de Stadt, Zaandam, voor H.J. Klein als kapitein.
1829
Op 6 augustus 1829 werd een Turkse pas verstrekt voor kof TWEE GEBROEDERS, aangevraagd door H. & C. van de Stadt, Zaandam, voor H.J. Klein als kapitein.
1830
AH 090130
Advertentie. In lading liggende schepen te Amsterdam.
Bordeaux. Het Nederlands kofschip DE TWEE GEBROEDERS, kapt. H.J. Klein. Adres bij Jan Corver & Co.
Bordeaux. Het Nederlands kofschip JOHANNA ELIZABETH, kapt. Kasper Harma Nagel. Adres bij J. van Ulphen.
RC 260130
Amsterdam, 24 januari. De negen schepen, zijnde DE LOUISE EN AGATHA, kapt. H. Mulder, naar Lima; WILLEM ERNST, kapt. J.G. Veening, naar Batavia; DE JONGE LODEWYK ANTONIE, kapt. R. Tjebbes en WILHELMINA EN MARIA, kapt. J.J. Bart, naar Suriname; MARIA EN JACOBA, kapt. S. van Duyn, naar St. Thomas en Curaçao; DIANA, kapt. H. Wente en DE WELVAART, kapt. C. Koert, naar de Berbice; DE TWEE GEBROEDERS, kapt. H.J. Klein, naar Bordeaux en DE FREDERIKA, kapt. J. Barends, naar Rochefort, voor rekening van welker rederijen en inladers de uitijzing van het groot Noord-Hollandsch kanaal is ondernomen geworden, zijn gisteren voor de sluis van het Nieuwe Diep
gekomen; doch de menigte drijfijs, welke van de Texelse wal over de rede drijft, heeft het Nieuwe Diep daarmede voor het ogenblik zodanig vervuld, dat de kapiteins het verkieslijk hebben geoordeeld, de ontruiming daarvan met een verandering van windstreek af te wachten, alvorens door te schutten.
AH 300130
Rotterdam, 29 januari. Gaven wij in ons nummer van 9 januari een breedvoerig verslag van de verbazende werkzaamheid, waarmede onder schier onoverkomelijk schijnende moeilijkheden, de doorijzing van het Groot Noord-Hollandsche Kanaal werd voortgezet, thans mogen wij ons verblijden met de gelegenheid, om het volkomen gelukken van die grote onderneming te kunnen vermelden. Reeds de 23e dezer, lagen de negen schepen vóór de sluis van het Nieuwe-Diep, gereed om zee te kiezen, had niet de menigte van drijfijs nog voor het ogenblik verkieslijk doen achten, om alvorens dóór te schutten, een verandering van windstreek af te wachten. Dan j.l. woensdag 27e dezer zijn zij werkelijk uitgezeild, uitgezonderd één, welks kapitein, uit hoofde van bijzondere handelsomstandigheden, tegen- bevel had bekomen. Dit was DE FREDERIKA, kapt. J. Barends, bestemd naar Rochefort. De acht overige schepen, die thans, in weerwil van alle dwangbeletsel van het ongure jaargetijde, naar derzelver onderscheidene bestemmingen stevenen en daar de voor gene hindernissen zwichtende moed en de volhardende ijver van Amstels-handelaren zullen verkondigen, zijn:
DE LOUISE EN AGATHA, kapt. H. Mulder, naar Lima.
WILLEM ERNST, kapt. J.G. Veening, naar Batavia.
DE JONGE LODEWIJK ANTONIE, kapt. R. Tjebbes, naar Suriname.
WILHELMINA EN MARIA, kapt. J.J. Bart, naar Suriname.
MARIA EN JACOBA, kapt. S. van Duijn, naar St. Thomas en Curaçao.
DIANA, kapt. H. Wente, naar de Berbice.
DE WELVAART, kapt. C. Koert, naar de Berbice.
DE TWEE GEBROEDERS, kapt. H.J. Klein, naar Bordeaux.
De onderneming der doorrijzing van het Groot Noord-Hollandsche Kanaal, is geschied voor rekening van de hiervolgende heren reders en inladers van negen schepen, te weten:
De heer J. van Beeck Vollenhoven, reder en de West-Indische Maatschappij, gevestigd alhier, bevrachter van het schip LOUISA EN AGATHA.
De Nederlandsche Scheepsreederij, gevestigd alhier, reder, en de Nederlandsche Handel Maatschappij, bevrachter van het schip WILLEM ERNST.
De heren L. Bienfait & Z., reders en diverse inladers voor het schip DE JONGE LODEWIJK ANTONIE.
De heren Insinger & Comp., reders en diverse inladers voor het WILHELMINA MARIA.
De heren Buys de Bordes en Jordan, reders, voor diverse inladers van het schip MARIA EN JACOBA.
De heren S.A. Westerloo & Comp., reders, voor diverse inladers van het schip DIANA.
De heer L. Schumacher, reder, voor diverse inladers van het schip WELVAART.
De heren H. & C. v.d. Stadt te Zaandam, reders, voor diverse inladers van het schip DE TWEE GEBROEDERS.
De heer A.L. Potma te Workum, reder, voor diverse inladers van het schip FREDERIKA.
AH 260630
Carga-lijsten. Amsterdam, 25 juni. DE WELVAART, kapt. C. Koert, van Berbice; GOEDE HOOP, kapt. G.G. Boon, van Gloucester; VROUW ALBERDINA, kapt. P.E. Mooi, van Rouen; JACOBINA, kapt. R.J. Klunder en TWEE GEBROEDERS, kapt. H.J. Klein, van Dantzig; ANTONIA, kapt. T. Bradhering en VREDE, kapt. R.W. Vos, van Riga; WILLEM DE EERSTE, (stoomboot), kapt. H.C. Kool, van Hamburg.
Op 2 september 1830 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor kof TWEE GEBROEDERS, aangevraagd door H. & C. van de Stadt, Zaandam, voor H.J. Klein als kapitein.
AH 061130
Carga-lijsten. Amsterdam, 5 november. WILLEM ERNST, kapt. J.G. Veening, van Batavia; TWEE GEBROEDERS, kapt. H.J. Klein, van Memel; JONGE EGBERTUS, kapt. J.B. Mulder, van Bordeaux; VRIENDSCHAP, kapt. J.R. Platte, van Petersburg.
Op 25 november 1830 werd een Turkse pas verstrekt voor kof TWEE GEBROEDERS, aangevraagd door H. & C. van de Stadt, Zaandam, voor H.J. Klein als kapitein.
1831
Op 8 februari 1831 werd een Turkse pas verstrekt voor kof TWEE GEBROEDERS, aangevraagd door H. & C. van de Stadt, Zaandam, voor H.J. Klein als kapitein.
AH 150931
Texel, 13 september. Binnengekomen: CATHARINA, kapt. Lever, van St. Petersburg; DE TWEE GEBROEDERS, kapt. Klein, van Danzig; DE VRIENDSCHAP, kapt. Huising, van Mandahl.
AH 251031
Texel, 23 oktober. In de Balg zijn van de quarantaine ontslagen: CATHARINA, kapt. H.C. Lever en ANNA SOPHIA, kapt. S.O. Visser, beide van St. Petersburg; LICENCE, kapt. P. Niejahr, van Archangel en de TWEE GEBROEDERS, kapt. H.J. Klein, van Danzig.
Op 2 november 1831 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor kof TWEE GEBROEDERS, aangevraagd door H. & C. van de Stadt, Zaandam, voor H.J. Klein als kapitein.
Deze werd op 22 juli 1833 geroyeerd met als reden ‘van zeebrief geen gebruik gemaakt’. Waarschijnlijk voer het schip tussen 1832 en 1833 onder buitenlandse vlag; die van Kniphausen was zeer populair. Nadat de Belgen de vrije passage over de Schelde hadden verkregen werd de door Engeland en Frankrijk ingestelde blokkade van de Nederlandse kust en een boycot op de Nederlandse vlag opgeheven. Daarmede verviel de noodzaak van uitvlaggen, waarna de meeste uitgevlagde schepen weer onder Nederlandse vlag terugkeerden.
1832
AH 020232
Advertentie: Schepen in lading te Amsterdam:
Naar Buenos Aires. Het gekoperd tweedeks brikschip PHOENIX, kapt. Bouw Tjeerds
Visser, van Amsterdam. Adres bij B.J. van Hengel.
Naar New York. Het Nederl. kofschip DE TWEE GEBROEDERS, kapt. H.J. Klein. Adres bij Jan Corver en Co. en Van Olivier en Co.
RC 250232
Rotterdam, 24 februari. De schepen DE TWEE GEBROEDERS, kapt. H.J. Klein, van Amsterdam naar New York, GEORGE HEINRICH, kapt. E Ruiter, van Amsterdam naar Bordeaux en de GRONINGER WELVAART (opm: kof), kapt. E.K. Lugies, van Amsterdam, op avontuur, zijn in het Groot Noord-Hollands Kanaal, bij Buiksloot, ingevroren;
RC 080332
Rotterdam, 7 maart. Het schip DE TWEE GEBROEDERS, kapt. H.J. Klein, van Amsterdam naar New York, is den 2 dezer, bij het naar zee zeilen van Den Helder, door een kanonschot van het wachtschip genoodzaakt geworden om bij te draaien, waarna door de politie twee aan boord zijnde passagiers en een matroos zijn gearresteerd. Volgens particulier bericht was de equipage weer voltallig gemaakt en het schip den 4 dito naar zee gezeild.
RC 270432
Rotterdam, 26 april. Volgens brief van kapt. H.J. Klein, voerende het schip DE TWEE GEBROEDERS, van Amsterdam naar New York, in dato Eggersund den 2 dezer, had hij, na den 3 maart uit Texel vertrokken te zijn, wegens tegenwind getracht benoorden Engeland om te zeilen, doch was op 50º NB (opm: moet 60º NB zijn) 08º of 09º WL, tussen de Orcadische Eilanden (opm: Orkneys) en Kaap Wrath, door hevige stormen en zware stortzeeën belopen geworden, waarbij de boot, sloep en zeilen verloren gingen, de steng en bezaanmast gespleten en de grote giek gebroken werd; door dit weer verhinderd wordende een Schotse haven binnen te lopen had hij koers naar Stavanger gezet, doch was den 31 maart met hulp in een buitenhaven van Egersund binnengebracht; het schip en de lading in goede staat zijnde, dacht hij zonder te lossen de geleden schade te herstellen en binnen drie weken tot het voortzetten van de reis gereed te zullen zijn.
RC 240532
Rotterdam, 23 mei. Het schip DE TWEE GEBROEDERS, kapt. H.J. Klein, van Amsterdam naar New York, te Egersund binnen, was, na zonder lossen van de geleden schade hersteld te zijn, den 26 april gereed om de reis voort te zetten.
AH 061032
Texel, 4 oktober. Binnengekomen: ROSALIA, kapt. J. v.d. Oever, van Batavia; TWEE GEBROEDERS, kapt. H.J. Klein, van New York, na visitatie van de quarantaine ontslagen;
1833
AH 010633
Advertentie. Schepen in lading.
New-York. Het Nederlands kofschip DE TWEE GEBROEDERS, kapt. H.J. Klein. Adres bij Jan Corver en C. en van Olivier en Co.
Op 15 augustus 1833 werd opnieuw een ‘eerste’ zeebrief verstrekt voor kof TWEE GEBROEDERS, aangevraagd door H. & C. van de Stadt, Zaandam, voor H.J. Klein als kapitein.
1834
DC 110334
Hellevoetsluis, 8 maart. Namiddag arriveerden uit zee: FREDERICA WILHELMINA, kapt. R.J. Hendriksen; EIZO DE WENDT, kapt. M.G. Hellinga; TWEE GEBROEDERS, kapt. J.G. Visser, allen van Cette (opm: S֞ète).
RC 250334
Advertentie. Te Rotterdam ligt in lading naar Marseille het Nederlands kofschip TWEE GEBROEDERS, kapt. J.G. Visser.
Adres ten kantore van Kuyper, Van Dam en Smeer.
Op 27 mei 1834 werd een Turkse pas verstrekt voor kof TWEE GEBROEDERS, aangevraagd door H. & C. van de Stadt, Zaandam, voor J.G. Visser als kapitein.
RC 240634
Rotterdam, 23 juni. Kapt. D.T. Visser, van Havanna in Texel binnen, heeft de 29e mei op 39º NB 61º WL, gepraaid het schip CUXHAVEN, kapt. J. Wendt, van Matanzas naar Hamburg en de 15e dezer, op de hoogte van Lezard, het schip DE TWEE GEBROEDERS, kapt. J.G. Visser, van Rotterdam naar Marseille, aan beider boord was alles in beste staat.
AH 050934
Vlie, 2 september. Uitgezeild:
JANTINA, kapt. K.E. Vos en ALIDA, kapt. H.B. Drok, beide naar Droback; ELISABETH, kapt. L. Hansen en BUITENWERF, kapt. J.E. Gust. beide op avontuur.
Marseille, 23 augustus. DE TWEE GEBROEDERS, kapt. Jan G. Visser, naar Cette en Amsterdam.
1835
AH 190135
Scheepstijdingen.
Uitgezeild:
Cette, 25 december tot 5 januari. DE TWEE GEBROEDERS, kapt. Jan Geerlofs Visser, naar Rotterdam; DE EENDRAGT, kapt. Cornelis Ouwehand, naar Amsterdam.
AH 040335
Advertentie. Schepen in lading.
Naar Noord- en Zuid-Amerika en de W.I. Eilanden:
New-Orleans. Het Nederlands kofschip DE TWEE GEBROEDERS, kapt. Jan Geerlofs Visser. Adres bij Jan Corver en Comp.
AH 010435
Texel, 30 maart. Uitgezeild:DOLPHYN, kapt. J.A. Bakker; naar Rio-Janeiro; TWEE GEBROEDERS, kapt. J.G. Visser, naar New-Orleans; NEERLANDS WELVAREN, kapt. O. Hanssens, naar Lissabon; WELVAART, kapt. R.T. Feninga, op avontuur; NEERLANDS TROUW, kapt. B.J. de Groot, naar Cardiff; MARGINA MARGARETHA, kapt. H.J. Oortjes, naar Hull.
PGC 170435
Kapt. H.U. Noorman, van Bordeaux te Amsterdam gearriveerd, heeft de 3e april, de Maas acht mijlen Z. ten O. hebbende, aan boord alles wel zijnde, gepraaid het schip de TWEE GEBROEDERS, kapt. J.G. Visser, van Amsterdam naar New-Orleans, hebbende destijds 4 dagen reis.
AH 131135
Advertentie. Schepen in lading.
Naar Triest. Het nieuw gezinkt Nederlands kofschip DE TWEE GEBROEDERS, kapt. Jan Geerlofs Visser. Adres bij Jan Corver en Comp.
Op 16 december 1835 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor kof TWEE GEBROEDERS, aangevraagd door H. & C. van de Stadt, Zaandam, voor J.G. Visser als kapitein.
1836
AH 160236
Ramsgate, 9 februari. TWEE GEBROEDERS, kapt. J.G. Visser, van Amsterdam, naar Odessa.
RC 010336
Rotterdam, 29 februari. De schepen DE KROONPRINSES DER NEDERLANDEN, kapt. E. Clausen, van Amsterdam naar Havana en DE TWEE GEBROEDERS, kapt. J.G. Visser, van Amsterdam naar Odessa, beide te Ramsgate binnen, hebben de 20e dezer hun reizen voortgezet.
AH 031036
Konstantinopel, 31 augustus. Het Nederlandse kofschip TWEE GEBROEDERS, kapt. J.G. Visser, de 27e augustus van Odessa teruggekeerd, is onder anderen met potasch beladen, gisteren van hier naar Hamburg gezeild.
AH 221236
Stavanger, 2 december. Sedert de 18e november zijn de onderstaande schepen alhier in de nabijheid binnengelopen, als:
- in Klosterhaven, het schip DE TWEE GEBROEDERS, van Zaandam, kapt. J.G. Visser, van Odessa naar Hamburg, heeft schade aan zeilen, is lek en vreest de kapitein voor aanzienlijk schade aan de lading, dacht met de eerste gunstige wind op te zeilen om te lossen en te repareren.
1837
AH 081137
Advertentie. G.J. Roland Holst, J.H.A. Balwé en J. Corver, makelaars, zullen op maandag den 13de november 1837, des avonds ten 6 ure, te Amsterdam, ten overstaan van een daartoe bevoegd beambte, in de Nieuwe Stads Herberg aan het Y, verkopen:
een extra ordinair wel bezeild gezinkt kofschip, genaamd de TWEE GEBROEDERS, varende onder Nederlandse vlag, en gevoerd door kapt. J.G. Visser; volgens Nederlandse meetbrief, lang 22 ellen 31 duimen, wijd 4 ellen 69 duimen, hol 2 ellen 47 duimen, en alzo gemeten op 61 lasten. Breder bij den inventaris en bericht bij bovengemelde makelaars.
(opm: koper werd Willem Jansen, Schiedam, voor NLG 8.800, die de kof omdoopte tot ANTONETTA MARIA; kapitein werd J.J. Cramer)
Op 20 november 1837 werd door de ontvanger te Amsterdam de zeebrief van de TWEE GEBROEDERS, kapt. J.G. Visser, naar Den Haag geretourneerd, onder vermelding ‘schip verkocht’, waarna op 22 november royement volgde.
Op 30 november 1837 werd de eerste (bedoeld wordt nieuwe) zeebrief verstrekt voor de ANTONETTA MARIA, aangevraagd door W. Jansen, Schiedam, voor J.J. Cramer als kapitein.
1838
RC 020138
Rotterdam, 1 januari. De schepen (opm: koffen) AKKE BOON, kapt. B.A. Potjer, van Amsterdam naar Genua, en ANTONETTA MARIA, kapt. J.J. Cramer, van Amsterdam naar Marseille, zijn den 22 te Ramsgate wegens tegenwind binnengelopen.
AH 190538
Hellevoetsluis 17 mei. Uitgezeild ANTONETTA MARIA, kapt. A.H. Solter, naar Arendsburg (opm: nu Kuresaar)..
Op 2 augustus 1838 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de ANTONETTA MARIA, aangevraagd door W. Jansen, Schiedam, voor A.H. Solter als kapitein.
AB 111238
Scheepstijdingen. Uitgezeild. Helvoet, 9 december. ANTOINETTE MARIA (opm: ANTONETTA MARIA), kapt. J.H. Weij, naar Londen.
1839
AH 180139
Scheepstijdingen. Binnengekomen. Helvoetsluis, 16 januari. ANTONETTA MARIA, kapt. J.H. Weij, van Londen.
Op 29 januari 1839 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de JAN DANIËL, aangevraagd door W. Ruijs JDzn., Rotterdam, voor G.H.. Breijl als kapitein.
Na het plotseling overlijden van kapt. G.H. Breijl op 2 februari 1839, werd de zeebrief van de JAN DANIËL op 12 februari 1839 geroyeerd.
Door het overlijden van de kapitein werd de nieuwe naam van het schip GERHARDUS HENRICUS ter nagedachtenis aan de overleden kapitein Gerhardus Henricus Breijl.
Op 4 maart 1839 werd een eerste (bedoeld wordt nieuwe) zeebrief verstrekt voor de GERHARDUS HENRICUS, aangevraagd door W. Ruijs JDzn., Rotterdam, voor G.J. van der Velde als kapitein.
GRC 220339
Aankomst en vertrek van schepen.
Te Gravesend den 12de GERHARDUS HENRICUS (opm: kof, ex-ANTONETTA MARIA) , kapt. G. van der Velden.
ZP 010739 – 430
Schepen in lading naar:
Marseille: het Nederlands gezinkt kofschip GERHARDUS HENDRIKUS (opm: GERHARDUS HENRICUS), kapt. G. van der Velde. (Oosterdok) Adres bij van Ulphen & Ruys.
1841
RC 170741
Advertentie. Te Rotterdam ligt in lading naar Bordeaux, het gezinkt Nederlands kofschip GERHARDUS HENRICUS, kapt. G. van der Velde. Adres ten kantore van Van Ulphen & Ruys.
Op 9 september 1841 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de GERHARDUS HENRICUS, aangevraagd door J. Ruijs & Zn., Amsterdam, voor G.J. van der Velde als kapitein.
1842
RC 040142
Advertentie. Te Rotterdam liggen in lading:
Naar Bordeaux, het Nederlandse schoenerschip AFRA, kapt. J. Zwaal.
Naar Nantes, het gezinkt Nederlands kofschip GERHARDUS HENRICUS, kapt. C.J. van der Velde.
1843
RC 080643
Advertentie. Te Rotterdam liggen in lading:
Naar Marseille, het gezinkt Nederlands kofschip GERHARDUS HENRICUS, kapt. G.J. van der Velde; vertrekt de 14e dezer.
Op 6 november 1843 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de GERHARDUS HENRICUS, aangevraagd door G.J. van der Velde, Rotterdam, voor zichzelf als kapitein.
AH 131243
Advertentie. Schepen in lading.
Marseille. Het Nederlands kofschip GERHARDUS HENRICUS, kapt. G. van der Velde. Adres bij Van Ulphen en Ruys.
1844
AH 120144
Schepen te Amsterdam in lading naar:
Marseille: het Nederlandse kofschip GERHARDUS HENRICUS, kapt. Van der Velde. Adres bij van Ulphen en Ruys.
1845
Op 24 januari 1845 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de GERHARDUS HENRICUS, aangevraagd door Van Ulphen en Ruijs, Amsterdam, voor T.B. Konter als kapitein.
NRC 280345
Zeetijdingen. Texel 26 maart. Vertrokken. GERHARDUS HENDRIKUS (opm: kof GERHARDUS HENRICUS), kapt. T.B. Konter, naar Marseille.
1846
NRC 300346
Schepen in lading te Rotterdam:
Stettin. Het Nederlands kofschip GERHARDUS HENDRIKUS (opm: GERHARDUS HENRICUS), kapt. T.B. Konter, ligt gereed. Adres bij Ch. Cornelder en Zonen.
AH 241146
Scheepstijding. Uitgezeild: Royan, 15 november. GERHARDUS HENDRIKUS (opm: kof GERHARDUS HENRICUS), kapt. T.B. Konter, naar Amsterdam.
PGC 011246
Volgens brief van Thurlestone, in de baai van Bigbury, bij Plymouth, van de 23e november, was in de nabijheid dier plaats gestrand en verbrijzeld een schip, vermoedelijk een Nederlandse kof, komende van Bordeaux en beladen met wijn, fruit en confituren. Men dacht, dat hetzelve in zee door het volk verlaten was. Volgens brief van Plymouth van de 24e dito waren nog enige goederen van de lading geborgen, naar welker merken men vermoedde, dat het zijn zou het schip GERHARDUS HENDRIKUS, kapt. T.B. Konter, van Bordeaux naar Amsterdam. (opm: kof GERHARDUS HENRICUS, bouwjaar 1828, kapt. Tjipke Botes Konter, zie RC 011246, NRC 081246 en 040147)
RC 011246
Rotterdam den 30 november. Plymouth den 24 dezer. Van de Nederlandse kof, welke in Bigbury baai verongelukt is, zijn geborgen 9 okshoofden gemerkt PAVLT, Poulvere, Montboyellia en Iyinger; een okshoofd CH No. 14; ene pijp met Armagnac, Deyon & Fils ainé, Point de Bourne; drie okshoofden H & L, PDS & Co.; een okshoofd JBK, PD & Co.; een okshoofd Delage & Co., Nieu Point, Libourne, gebrand boven op Couts Corbet; ene pijp gebrand BENL, LM.5; ene pijp gebrand op den mond 6, D; 10 okshoofden AB, en vele anderen met een loden plaatje, waarop Bordeaux. (Volgens een gedeelte der merken vermoedelijk het schip GERHARDUS HENRICUS, kapitein T.B. Konter, van Bordeaux naar Amsterdam. [opm: zie o.a. PGC 011246])
NRC 081246
Brixham-Torbay, 3 december. De SUSANNAH, kapt. West, hier aangekomen, heeft op de hoogte van Goudstaart (opm: Start Point, zuidkust Engeland) een sloep gevonden van 18 voet lengte en dragende met witte letters de naam van GERHARDUS HENRICUS. Het Nederlandse schip van Bordeaux, op de hoogte van Plymouth verongelukt, is dus ongetwijfeld het schip GERHARDUS HENRICUS (opm: kof), kapt. Tjipke Botes Konter (opm: zie o.a. PGC 011246), van Bordeaux naar Amsterdam gedestineerd.
1847
NRC 040147
(Geen datum of plaats). Voor enige dagen is op de kust van St. Barbe, nabij Roscoff (opm: Frankrijk), een wit geverfd plankje aangespoeld met de naam GERHARDUS in zwarte letters, wellicht het enige overblijfsel van een verongelukt schip. Dit overblijfsel is waarschijnlijk van de GERHARDUS HENRICUS, kapt. Tjipke Botes.Konter, gedestineerd van Rotterdam naar Bordeaux. (opm: van Bordeaux naar Amsterdam, zie o.a. PGC 011246)