Familiegegevens en opleiding
Geen.
De schepen van de kapitein
J.H.Bart was in 1895/96 kapitein van het stalen fregat “Vondel”, gebouwd in 1895 door F.F.(H.F.) Groen te Amsterdam, 1562 ton, varend voor F.C.Groen te Amsterdam052.
Bouma025 vermeldt J.H.Bart als gezagvoerder gedurende:
* 1881 t/m 1886 van het composite fregat “Amsterdam”, gebouwd in 1873 te Amsterdam, 1420 ton o.m., varend voor van Eeghen & Co te Amsterdam;
* 1888 t/m 1889 van de comp.bark “Ardjoeno” ex Amsterdam, gebouwd in 1873 te Amsterdam bij Meursing & Huygens, voor de reders van Eeghen & Co te Amsterdam, 1369 ton o.m., varend voor Hendrichs & Co te Amsterdam. (het schip werd in in 1886 verkocht aan A.Hendrichs & Co, die de naam wijzigde in “Ardjoeno” en het schip reduceerde tot een bark) zie ook 052.
“De “Ardjoeno”, met kolen van Cardiff naar Amboina, moest 12 november 1887 Kaapstad binnenlopen om uit haar lading 500 ton “verhitte” kolen te lossen, welke aldaar in veiling werden verkocht052 (broei in kolen kwam in die tijd frekwent voor)
* 1891 op hetzelfde schip en dezelfde reder.
* 1895 t/m 1896 van het stalen fregat “Vondel”, gebouwd in 1895 te Amsterdam, 1562 ton n.m., varend voor F.F.Groen te Amsterdam.
Overige bijzonderheden
In de Bijlagen van de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 03 april 1890 worden de beoordelingen bekendgemaakt van de scheepsjournalen uit 1888/89. De gouden medaille is toegekend aan kapitein C.Drooglever Fortuijn van het ss “Sumatra”, de zilveren medaille aan kapitein W.P.Harten van het ss “Prinses Amalia” en de bronzen medaille aan kapitein D.H.Hinlopen van het ss “Pollux”. Voorts wordt in het rapport opgemerkt dat er is overwogen het aantal medailles uit te breiden, maar dat daarvan is afgezien omdat daardoor de waarde van de medailletoekenning zou afnemen. Toch wordt opgemerkt dat er sprake was van uitmuntende verslagen van kapitein C.Koning van het ss “Voorwaarts” en H.Sluiter van het ss “Prins Maurits” en van zeer goede verslagen van H.H.Bart van de bark “Ardjoeno”, A.G.Mörzer Bruijns van het ss “Burgemeester den Tex” en G.A. van der Woude van het ss “Prins van Oranje” 042.
In de notulen van de Algemene Vergadering van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop dd 12 september 1882 wordt vermeld de heer van Hasselt, directeur der filiaalinrichting van het Kon.Ned. Meteor. Inst. te Utrecht: “Als nu reikte hij uit aan de Heeren W.P.Harten, H.Hissink en H. de Jonge getuigschriften voor uitmuntende journalen; aan de Heeren R.J.Weber, C.Jaski, A.G. Mörser Bruijns, W.Adriani, R.Berckelbach v.d Sprenkel, J.F. Graad van Roggen, A..J.Herckenrath, J.H.Bart, H.C.Haacke, H.W.Prins en A.F. de Vrije voor zeer goede journalen.” 023.
Een getranscribeerd brievenboek onder de naam van “Bron Privaat” is uitgegeven in A-4 vorm door de heer Bron te Heemskerk. 102.
In het brievenboek staan opmerkingen over de werkzaamheden van kapitein Hinderikus Johannes Bron, met soms ook opmerkingen over zijn collega-kapiteins. Het lezen van het brievenboek zelf wordt aanbevolen door degene, die is geïnteresseerd in de maritieme levensloop van kapitein Bron in de periode 1894-1897.
p.184/191, Javazee, 16 september 1895, brief van Bron aan” vriend Schneijder”:
Zodoende zijn wij thans in de Java Zee ongeveer bij het rif van Sedaria. Of wij er nog top tijd zullen komen, weet ik niet, er zal wel flink over gemopperd worden, maar hier is niets aan te doen, men vaart feitelijk niet voor zijn plezier. Enkelen misschien uitgezonderd, maar het zal ook wel niet alleen plezier zijn, hetgeen Bart noodzaakt met de Vondel naar zee te gaan. … “
p.212/215, Penco, 17december 1895, brief aan “Waarde stuurman Munneke”:
“Het schijnt dat er weer enige ongelukken onder de schepen zijn voorgevallen. Dit is toch bijna elk jaar zo. Kapitein Bart treft het niet, na lange jaren rust genoten te hebben, meteen met het nieuwe schip averij te hebben. Als het maar niet gaat als met de oude Vondel. … Maar wat bezielt Bart om weer naar zee te gaan? Is het enkel om nogmaals te zeilen? Daar is dunkt mij zoveel pret niet aan of laten de fondsen niet toe om zijn oude dag rustig te slijten? “
p.237/244, Penco 15 januari 1896, brief aan “Waarde vriend Schneijder”
“Gij schrijft over de schepen van Groen. Nu wij beiden hebben de Columbus van stapel zien gaan en de Nel is een evenbeeld, dus de Vondel zal het ook wel zijn, dunkt mij. Is men zonder schip dan wordt het anders, maar in andere gevallen, nee mijn Oostenburg ruil ik er niet voor. In ballast slingetrt hij, om de zuid echter ook geducht, maar Bart was hieraan vroeger, dunkt mij, wel gewoon, want de Amsterdam (ik bedoel de Ard Joeno) was ook een mooi beeld, evenzo de Amstel om de zuid zeer ellendig, dus als de Vondel nog erger is, dan heeft hij een goede naam, maar aan welke rederij is de Vondel overgedaan? Zoals ik vroeger reeds schreef, de Oceaan kan bezaaid zijn met schepen zonder dat wij er iets van weten, ik heb van de Vondel nog geen mast of steng gezien.”
Uit. JACOB OLIE Jbz (1834-1905). Monografieën van Nederlandse fotografen nr. 10
Anneke van Veen. Focus Publishing Amsterdam. 2000, 268 pp.
Op cat 53 staat de kapitein (i.c. zijn vader Johan Jacob Bart) op ontspannen wijze het gezag uit te stralen. Zijn 18-jarige zoon Jacob Hendrik neemt alvast een voorschot op zijn toekomstige carrière op zee, door in zijn nette pak te poseeren met het scheepsjournaal onderr handbereik. … Het bijhouden van het scheepsjournaal was de taak van de eerste stuurman, maar op de voorlaatste reis van de Prins Maurits – 1858-1860 – was Bart jr. nog een eenvoudige lichtmatroos met een gage van acht gulden per maand. Of hij op de laatste reis ook van de partij was, weten we niet, maar de functies van tweede en eerste stuurman werden toen in ieder geval door anderen vervuld. Het is dan ook waarschijnlijk geen toeval dat we Bart jr aantreffen op het groepsportret van de matrozen…. al weet hij zich door zijn houding en keurige lichte broek te onderscheiden van de stoere zeebonken. Jacob Hendrik Bart zou zijn carriére inderdaad eindigen als scheepsgezagvoerder. In 1895 heeft Olie hem geportretteerd aan dek van de ss Vondel. …”
Familiegegevens en opleiding
Geen
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt G.J.Fokkes als gezagvoerder gedurende:
* 1887 van het composite fregat “Amsterdam”, gebouwd in 1873 te Amsterdam, 1420 ton o.m., varend voor van Eeghen & Co te Amsterdam. Het schip voer in 1888 onder Hendrichs & Co te Amsterdam en werd herdoopt in “Ardjoeno”.
Overige bijzonderheden
Geen
Familiegegevens en opleiding
Geen.
De schepen van de kapitein
J.H.Bart was in 1895/96 kapitein van het stalen fregat “Vondel”, gebouwd in 1895 door F.F.(H.F.) Groen te Amsterdam, 1562 ton, varend voor F.C.Groen te Amsterdam052.
Bouma025 vermeldt J.H.Bart als gezagvoerder gedurende:
* 1881 t/m 1886 van het composite fregat “Amsterdam”, gebouwd in 1873 te Amsterdam, 1420 ton o.m., varend voor van Eeghen & Co te Amsterdam;
* 1888 t/m 1889 van de comp.bark “Ardjoeno” ex Amsterdam, gebouwd in 1873 te Amsterdam bij Meursing & Huygens, voor de reders van Eeghen & Co te Amsterdam, 1369 ton o.m., varend voor Hendrichs & Co te Amsterdam. (het schip werd in in 1886 verkocht aan A.Hendrichs & Co, die de naam wijzigde in “Ardjoeno” en het schip reduceerde tot een bark) zie ook 052.
“De “Ardjoeno”, met kolen van Cardiff naar Amboina, moest 12 november 1887 Kaapstad binnenlopen om uit haar lading 500 ton “verhitte” kolen te lossen, welke aldaar in veiling werden verkocht052 (broei in kolen kwam in die tijd frekwent voor)
* 1891 op hetzelfde schip en dezelfde reder.
* 1895 t/m 1896 van het stalen fregat “Vondel”, gebouwd in 1895 te Amsterdam, 1562 ton n.m., varend voor F.F.Groen te Amsterdam.
Overige bijzonderheden
In de Bijlagen van de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 03 april 1890 worden de beoordelingen bekendgemaakt van de scheepsjournalen uit 1888/89. De gouden medaille is toegekend aan kapitein C.Drooglever Fortuijn van het ss “Sumatra”, de zilveren medaille aan kapitein W.P.Harten van het ss “Prinses Amalia” en de bronzen medaille aan kapitein D.H.Hinlopen van het ss “Pollux”. Voorts wordt in het rapport opgemerkt dat er is overwogen het aantal medailles uit te breiden, maar dat daarvan is afgezien omdat daardoor de waarde van de medailletoekenning zou afnemen. Toch wordt opgemerkt dat er sprake was van uitmuntende verslagen van kapitein C.Koning van het ss “Voorwaarts” en H.Sluiter van het ss “Prins Maurits” en van zeer goede verslagen van H.H.Bart van de bark “Ardjoeno”, A.G.Mörzer Bruijns van het ss “Burgemeester den Tex” en G.A. van der Woude van het ss “Prins van Oranje” 042.
In de notulen van de Algemene Vergadering van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop dd 12 september 1882 wordt vermeld de heer van Hasselt, directeur der filiaalinrichting van het Kon.Ned. Meteor. Inst. te Utrecht: “Als nu reikte hij uit aan de Heeren W.P.Harten, H.Hissink en H. de Jonge getuigschriften voor uitmuntende journalen; aan de Heeren R.J.Weber, C.Jaski, A.G. Mörser Bruijns, W.Adriani, R.Berckelbach v.d Sprenkel, J.F. Graad van Roggen, A..J.Herckenrath, J.H.Bart, H.C.Haacke, H.W.Prins en A.F. de Vrije voor zeer goede journalen.” 023.
Een getranscribeerd brievenboek onder de naam van “Bron Privaat” is uitgegeven in A-4 vorm door de heer Bron te Heemskerk. 102.
In het brievenboek staan opmerkingen over de werkzaamheden van kapitein Hinderikus Johannes Bron, met soms ook opmerkingen over zijn collega-kapiteins. Het lezen van het brievenboek zelf wordt aanbevolen door degene, die is geïnteresseerd in de maritieme levensloop van kapitein Bron in de periode 1894-1897.
p.184/191, Javazee, 16 september 1895, brief van Bron aan” vriend Schneijder”:
Zodoende zijn wij thans in de Java Zee ongeveer bij het rif van Sedaria. Of wij er nog top tijd zullen komen, weet ik niet, er zal wel flink over gemopperd worden, maar hier is niets aan te doen, men vaart feitelijk niet voor zijn plezier. Enkelen misschien uitgezonderd, maar het zal ook wel niet alleen plezier zijn, hetgeen Bart noodzaakt met de Vondel naar zee te gaan. … “
p.212/215, Penco, 17december 1895, brief aan “Waarde stuurman Munneke”:
“Het schijnt dat er weer enige ongelukken onder de schepen zijn voorgevallen. Dit is toch bijna elk jaar zo. Kapitein Bart treft het niet, na lange jaren rust genoten te hebben, meteen met het nieuwe schip averij te hebben. Als het maar niet gaat als met de oude Vondel. … Maar wat bezielt Bart om weer naar zee te gaan? Is het enkel om nogmaals te zeilen? Daar is dunkt mij zoveel pret niet aan of laten de fondsen niet toe om zijn oude dag rustig te slijten? “
p.237/244, Penco 15 januari 1896, brief aan “Waarde vriend Schneijder”
“Gij schrijft over de schepen van Groen. Nu wij beiden hebben de Columbus van stapel zien gaan en de Nel is een evenbeeld, dus de Vondel zal het ook wel zijn, dunkt mij. Is men zonder schip dan wordt het anders, maar in andere gevallen, nee mijn Oostenburg ruil ik er niet voor. In ballast slingetrt hij, om de zuid echter ook geducht, maar Bart was hieraan vroeger, dunkt mij, wel gewoon, want de Amsterdam (ik bedoel de Ard Joeno) was ook een mooi beeld, evenzo de Amstel om de zuid zeer ellendig, dus als de Vondel nog erger is, dan heeft hij een goede naam, maar aan welke rederij is de Vondel overgedaan? Zoals ik vroeger reeds schreef, de Oceaan kan bezaaid zijn met schepen zonder dat wij er iets van weten, ik heb van de Vondel nog geen mast of steng gezien.”
Uit. JACOB OLIE Jbz (1834-1905). Monografieën van Nederlandse fotografen nr. 10
Anneke van Veen. Focus Publishing Amsterdam. 2000, 268 pp.
Op cat 53 staat de kapitein (i.c. zijn vader Johan Jacob Bart) op ontspannen wijze het gezag uit te stralen. Zijn 18-jarige zoon Jacob Hendrik neemt alvast een voorschot op zijn toekomstige carrière op zee, door in zijn nette pak te poseeren met het scheepsjournaal onderr handbereik. … Het bijhouden van het scheepsjournaal was de taak van de eerste stuurman, maar op de voorlaatste reis van de Prins Maurits – 1858-1860 – was Bart jr. nog een eenvoudige lichtmatroos met een gage van acht gulden per maand. Of hij op de laatste reis ook van de partij was, weten we niet, maar de functies van tweede en eerste stuurman werden toen in ieder geval door anderen vervuld. Het is dan ook waarschijnlijk geen toeval dat we Bart jr aantreffen op het groepsportret van de matrozen…. al weet hij zich door zijn houding en keurige lichte broek te onderscheiden van de stoere zeebonken. Jacob Hendrik Bart zou zijn carriére inderdaad eindigen als scheepsgezagvoerder. In 1895 heeft Olie hem geportretteerd aan dek van de ss Vondel. …”
Familiegegevens en opleiding
Doeke Bakker werd geboren te Nes op Ameland op 31 december 1850 als zoon van Bote Doekes Bakker en Eeltje Jans Brouwer.
Hij trouwde op Ameland op 31 juli 1879 met Grietje de Vries, geboren 24 juni 1852 te Ballum op Ameland als dochter van Gerben Dirks de Vries en Antje Jans Joosten. Zij overleed 22 maart 1931 op Ameland.
Doeke Bakker overleed te Ameland op 19 december 1923.
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt D.Bakker als gezagvoerder gedurende:
* 1890 van de comp.bark “Ardjoeno” ex Amsterdam, gebouwd in 1873 te Amsterdam, 1369 ton o.m., varend voor Hendrichs & Co te Amsterdam;
* 1892 t/m 1897 op hetzelfde schip en dezelfde reder. Het schip ging in 1898 over naar rederij P.A.Tiel te Amsterdam en in 1899 verkocht naar Emden. Herdoopt in “Silo”.
D.Bakker was in 1890 en van 1892-1897 gezagvoerder van de bark “Ardjoeno” varend voor A.Hendrichs & Co te Amsterdam Het schip werd als “Amsterdam” gebouwd in 1873 te Amsterdam bij Meursing & Huygens te Amsterdam, 1369 ton n.m. voor de reders van Eeghen & Co te Amsterdam. Het werd in 1886 verkocht aan A.Hendrichs & Co, die de naam wijzigde in “Ardjoeno” en het schip reduceerde tot een bark. Het schip werd in 1897 verkocht aan P.A.Thiel te Amsterdam, die het in 1899 weer verkocht aan A.Hemmes te Emden. Het schip werd toen herdoopt in “Silo”025 en 052.
Overige bijzonderheden
“ Was de “Graafstroom” het laatste houten schip dat in ons land gebouwd werd, het laatste compositieschip was de bark “Ardjoeno”. Dit schip was in 1873 als “Amsterdam” bij Meursing & Huygens te Amsterdam gebouwd; het was toen als fregat getuigd en 1369 registerton groot. Het deed in 1897-98 zijn laatste Indië-reis. Het zeilde van Rotterdam naar Tjilatjap in 107 dagen en van Batavia naar Amsterdam in 132 dagen. Het werd naar het buitenland verkocht en heette later “Silo””.(Uit: E.W.Petrejus - Een schip vaart uit - De Boer Maritiem, 1975, p.145). Volgens Bouma025 was de gezagvoerder tijdens deze laatste Indiëreis kapitein D.Bakker.
E-Mail aan Jan Klootwijk dd 12 februari 2006
Aan de heer Klootwijk.
Geachte heer,
Van mijn achterneef Dirk Vedder kreeg ik informatie met foto’s van de Ardjoeno waarvoor mijn dank. Ik ben een kleinzoon naamgenoot van Doeke Bakker destijds kapitein op de Ardjoeno en woon opdezelfde plaats waar mijn grootvader heeft gewoond en is overleden op 19 December 1923. Zelf ben ik geboren in 1927 en heb hem dus niet gekend, wel mijn grootmoeder. Mijn grootvader was geboren in 1850. We hebben nog een groot schilderij van de Ardjoeno. Afmetingen 100 bij 70 c.m. Met vol tuigage. Mijn vader vertelde altijd dat dit geschilderd was in de haven van Antwerpen. Waar men daar waarschijnlijk de zeilen had opgedaan, want er mankeerde niets aan. Het is echter op volle zee met een vuurtoren in de verte en een loodsboot in de buurt. Het hing altijd bij ons thuis in de kamer en als kinderen vonden wij dat altijd indrukwekkend. Het hangt nu bij mijn zoon in een oud Amelander huis van 200 jaar waar het beter tot zijn recht komt. Ook hebben we nog de barometer van de Ardjoeno, de verrekijker en de grote vlag. In het boek Van scheepsjongen tot schipper van de heer Leechwater later loods in IJmuiden beschrijft deze een paar reizen als stuurmansleerling op de Ardjoen bij mijn grootvader als kapitein naar Oost Indie.
Ook mijn grootvader van moeders kant was kapitein op een 3 mast bark nl Jan van der Laag op de Martina Johanna. Ton Pronker van Vlieland heeft in zijn boek Het Barkschip Amicitia enige hoofdstukken aan hem en zijn schip de Martina Johanna gewijd. Fotomateriaal hiervan heeft hij hier van ons gekregen. Op zijn verzoek hebben we ook een kasboek aan de vereniging Kaap Hoornvaarders geschonken wat hij op een van zijn reizen had bij gehouden. Er zijn nog enige in ons bezit Hopende U hiermede wat meer informate te hebben verstrekt .
Met vriendelijke groeten,
Doeke Bakker Camminghastraat 1 9162 E K Ballum Ameland. Tel: 0519 554029.
Een “D.Bakker – 2e stuurman” was medeondertekeniaar van een brief dd februari 1876 aan de gemeenteraad van Ameland “met het verzoek om te willen bevorderen dat er op Ameland weer een zeevaaartkundige school met bekwame onderwijzer komt”.
In: Een zeevaartschool in Nes door Douwe Hz de Boer, Pôllepraat, Blad van de Stichting “De Ouwe Pôlle”, nr. 34, juni 2001.
Een prent van de “Ardjoeno” kreeg ik van de fam.Borsch, Sorgdragermuseum, Hollum, Ameland. Het schip vaart onder vol zeil. Rechts op de achtergrond een vuurtoren. Links een klein zeilschip, wellicht een loodskotter met een Franse vlag in top. Dit zou kunnen duiden op een situering voor een Franse havenplaats.
Familiegegevens en opleiding
Geen.
De schepen van de kapitein
J.H.Bart was in 1895/96 kapitein van het stalen fregat “Vondel”, gebouwd in 1895 door F.F.(H.F.) Groen te Amsterdam, 1562 ton, varend voor F.C.Groen te Amsterdam052.
Bouma025 vermeldt J.H.Bart als gezagvoerder gedurende:
* 1881 t/m 1886 van het composite fregat “Amsterdam”, gebouwd in 1873 te Amsterdam, 1420 ton o.m., varend voor van Eeghen & Co te Amsterdam;
* 1888 t/m 1889 van de comp.bark “Ardjoeno” ex Amsterdam, gebouwd in 1873 te Amsterdam bij Meursing & Huygens, voor de reders van Eeghen & Co te Amsterdam, 1369 ton o.m., varend voor Hendrichs & Co te Amsterdam. (het schip werd in in 1886 verkocht aan A.Hendrichs & Co, die de naam wijzigde in “Ardjoeno” en het schip reduceerde tot een bark) zie ook 052.
“De “Ardjoeno”, met kolen van Cardiff naar Amboina, moest 12 november 1887 Kaapstad binnenlopen om uit haar lading 500 ton “verhitte” kolen te lossen, welke aldaar in veiling werden verkocht052 (broei in kolen kwam in die tijd frekwent voor)
* 1891 op hetzelfde schip en dezelfde reder.
* 1895 t/m 1896 van het stalen fregat “Vondel”, gebouwd in 1895 te Amsterdam, 1562 ton n.m., varend voor F.F.Groen te Amsterdam.
Overige bijzonderheden
In de Bijlagen van de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 03 april 1890 worden de beoordelingen bekendgemaakt van de scheepsjournalen uit 1888/89. De gouden medaille is toegekend aan kapitein C.Drooglever Fortuijn van het ss “Sumatra”, de zilveren medaille aan kapitein W.P.Harten van het ss “Prinses Amalia” en de bronzen medaille aan kapitein D.H.Hinlopen van het ss “Pollux”. Voorts wordt in het rapport opgemerkt dat er is overwogen het aantal medailles uit te breiden, maar dat daarvan is afgezien omdat daardoor de waarde van de medailletoekenning zou afnemen. Toch wordt opgemerkt dat er sprake was van uitmuntende verslagen van kapitein C.Koning van het ss “Voorwaarts” en H.Sluiter van het ss “Prins Maurits” en van zeer goede verslagen van H.H.Bart van de bark “Ardjoeno”, A.G.Mörzer Bruijns van het ss “Burgemeester den Tex” en G.A. van der Woude van het ss “Prins van Oranje” 042.
In de notulen van de Algemene Vergadering van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop dd 12 september 1882 wordt vermeld de heer van Hasselt, directeur der filiaalinrichting van het Kon.Ned. Meteor. Inst. te Utrecht: “Als nu reikte hij uit aan de Heeren W.P.Harten, H.Hissink en H. de Jonge getuigschriften voor uitmuntende journalen; aan de Heeren R.J.Weber, C.Jaski, A.G. Mörser Bruijns, W.Adriani, R.Berckelbach v.d Sprenkel, J.F. Graad van Roggen, A..J.Herckenrath, J.H.Bart, H.C.Haacke, H.W.Prins en A.F. de Vrije voor zeer goede journalen.” 023.
Een getranscribeerd brievenboek onder de naam van “Bron Privaat” is uitgegeven in A-4 vorm door de heer Bron te Heemskerk. 102.
In het brievenboek staan opmerkingen over de werkzaamheden van kapitein Hinderikus Johannes Bron, met soms ook opmerkingen over zijn collega-kapiteins. Het lezen van het brievenboek zelf wordt aanbevolen door degene, die is geïnteresseerd in de maritieme levensloop van kapitein Bron in de periode 1894-1897.
p.184/191, Javazee, 16 september 1895, brief van Bron aan” vriend Schneijder”:
Zodoende zijn wij thans in de Java Zee ongeveer bij het rif van Sedaria. Of wij er nog top tijd zullen komen, weet ik niet, er zal wel flink over gemopperd worden, maar hier is niets aan te doen, men vaart feitelijk niet voor zijn plezier. Enkelen misschien uitgezonderd, maar het zal ook wel niet alleen plezier zijn, hetgeen Bart noodzaakt met de Vondel naar zee te gaan. … “
p.212/215, Penco, 17december 1895, brief aan “Waarde stuurman Munneke”:
“Het schijnt dat er weer enige ongelukken onder de schepen zijn voorgevallen. Dit is toch bijna elk jaar zo. Kapitein Bart treft het niet, na lange jaren rust genoten te hebben, meteen met het nieuwe schip averij te hebben. Als het maar niet gaat als met de oude Vondel. … Maar wat bezielt Bart om weer naar zee te gaan? Is het enkel om nogmaals te zeilen? Daar is dunkt mij zoveel pret niet aan of laten de fondsen niet toe om zijn oude dag rustig te slijten? “
p.237/244, Penco 15 januari 1896, brief aan “Waarde vriend Schneijder”
“Gij schrijft over de schepen van Groen. Nu wij beiden hebben de Columbus van stapel zien gaan en de Nel is een evenbeeld, dus de Vondel zal het ook wel zijn, dunkt mij. Is men zonder schip dan wordt het anders, maar in andere gevallen, nee mijn Oostenburg ruil ik er niet voor. In ballast slingetrt hij, om de zuid echter ook geducht, maar Bart was hieraan vroeger, dunkt mij, wel gewoon, want de Amsterdam (ik bedoel de Ard Joeno) was ook een mooi beeld, evenzo de Amstel om de zuid zeer ellendig, dus als de Vondel nog erger is, dan heeft hij een goede naam, maar aan welke rederij is de Vondel overgedaan? Zoals ik vroeger reeds schreef, de Oceaan kan bezaaid zijn met schepen zonder dat wij er iets van weten, ik heb van de Vondel nog geen mast of steng gezien.”
Uit. JACOB OLIE Jbz (1834-1905). Monografieën van Nederlandse fotografen nr. 10
Anneke van Veen. Focus Publishing Amsterdam. 2000, 268 pp.
Op cat 53 staat de kapitein (i.c. zijn vader Johan Jacob Bart) op ontspannen wijze het gezag uit te stralen. Zijn 18-jarige zoon Jacob Hendrik neemt alvast een voorschot op zijn toekomstige carrière op zee, door in zijn nette pak te poseeren met het scheepsjournaal onderr handbereik. … Het bijhouden van het scheepsjournaal was de taak van de eerste stuurman, maar op de voorlaatste reis van de Prins Maurits – 1858-1860 – was Bart jr. nog een eenvoudige lichtmatroos met een gage van acht gulden per maand. Of hij op de laatste reis ook van de partij was, weten we niet, maar de functies van tweede en eerste stuurman werden toen in ieder geval door anderen vervuld. Het is dan ook waarschijnlijk geen toeval dat we Bart jr aantreffen op het groepsportret van de matrozen…. al weet hij zich door zijn houding en keurige lichte broek te onderscheiden van de stoere zeebonken. Jacob Hendrik Bart zou zijn carriére inderdaad eindigen als scheepsgezagvoerder. In 1895 heeft Olie hem geportretteerd aan dek van de ss Vondel. …”
Familiegegevens en opleiding
Doeke Bakker werd geboren te Nes op Ameland op 31 december 1850 als zoon van Bote Doekes Bakker en Eeltje Jans Brouwer.
Hij trouwde op Ameland op 31 juli 1879 met Grietje de Vries, geboren 24 juni 1852 te Ballum op Ameland als dochter van Gerben Dirks de Vries en Antje Jans Joosten. Zij overleed 22 maart 1931 op Ameland.
Doeke Bakker overleed te Ameland op 19 december 1923.
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt D.Bakker als gezagvoerder gedurende:
* 1890 van de comp.bark “Ardjoeno” ex Amsterdam, gebouwd in 1873 te Amsterdam, 1369 ton o.m., varend voor Hendrichs & Co te Amsterdam;
* 1892 t/m 1897 op hetzelfde schip en dezelfde reder. Het schip ging in 1898 over naar rederij P.A.Tiel te Amsterdam en in 1899 verkocht naar Emden. Herdoopt in “Silo”.
D.Bakker was in 1890 en van 1892-1897 gezagvoerder van de bark “Ardjoeno” varend voor A.Hendrichs & Co te Amsterdam Het schip werd als “Amsterdam” gebouwd in 1873 te Amsterdam bij Meursing & Huygens te Amsterdam, 1369 ton n.m. voor de reders van Eeghen & Co te Amsterdam. Het werd in 1886 verkocht aan A.Hendrichs & Co, die de naam wijzigde in “Ardjoeno” en het schip reduceerde tot een bark. Het schip werd in 1897 verkocht aan P.A.Thiel te Amsterdam, die het in 1899 weer verkocht aan A.Hemmes te Emden. Het schip werd toen herdoopt in “Silo”025 en 052.
Overige bijzonderheden
“ Was de “Graafstroom” het laatste houten schip dat in ons land gebouwd werd, het laatste compositieschip was de bark “Ardjoeno”. Dit schip was in 1873 als “Amsterdam” bij Meursing & Huygens te Amsterdam gebouwd; het was toen als fregat getuigd en 1369 registerton groot. Het deed in 1897-98 zijn laatste Indië-reis. Het zeilde van Rotterdam naar Tjilatjap in 107 dagen en van Batavia naar Amsterdam in 132 dagen. Het werd naar het buitenland verkocht en heette later “Silo””.(Uit: E.W.Petrejus - Een schip vaart uit - De Boer Maritiem, 1975, p.145). Volgens Bouma025 was de gezagvoerder tijdens deze laatste Indiëreis kapitein D.Bakker.
E-Mail aan Jan Klootwijk dd 12 februari 2006
Aan de heer Klootwijk.
Geachte heer,
Van mijn achterneef Dirk Vedder kreeg ik informatie met foto’s van de Ardjoeno waarvoor mijn dank. Ik ben een kleinzoon naamgenoot van Doeke Bakker destijds kapitein op de Ardjoeno en woon opdezelfde plaats waar mijn grootvader heeft gewoond en is overleden op 19 December 1923. Zelf ben ik geboren in 1927 en heb hem dus niet gekend, wel mijn grootmoeder. Mijn grootvader was geboren in 1850. We hebben nog een groot schilderij van de Ardjoeno. Afmetingen 100 bij 70 c.m. Met vol tuigage. Mijn vader vertelde altijd dat dit geschilderd was in de haven van Antwerpen. Waar men daar waarschijnlijk de zeilen had opgedaan, want er mankeerde niets aan. Het is echter op volle zee met een vuurtoren in de verte en een loodsboot in de buurt. Het hing altijd bij ons thuis in de kamer en als kinderen vonden wij dat altijd indrukwekkend. Het hangt nu bij mijn zoon in een oud Amelander huis van 200 jaar waar het beter tot zijn recht komt. Ook hebben we nog de barometer van de Ardjoeno, de verrekijker en de grote vlag. In het boek Van scheepsjongen tot schipper van de heer Leechwater later loods in IJmuiden beschrijft deze een paar reizen als stuurmansleerling op de Ardjoen bij mijn grootvader als kapitein naar Oost Indie.
Ook mijn grootvader van moeders kant was kapitein op een 3 mast bark nl Jan van der Laag op de Martina Johanna. Ton Pronker van Vlieland heeft in zijn boek Het Barkschip Amicitia enige hoofdstukken aan hem en zijn schip de Martina Johanna gewijd. Fotomateriaal hiervan heeft hij hier van ons gekregen. Op zijn verzoek hebben we ook een kasboek aan de vereniging Kaap Hoornvaarders geschonken wat hij op een van zijn reizen had bij gehouden. Er zijn nog enige in ons bezit Hopende U hiermede wat meer informate te hebben verstrekt .
Met vriendelijke groeten,
Doeke Bakker Camminghastraat 1 9162 E K Ballum Ameland. Tel: 0519 554029.
Een “D.Bakker – 2e stuurman” was medeondertekeniaar van een brief dd februari 1876 aan de gemeenteraad van Ameland “met het verzoek om te willen bevorderen dat er op Ameland weer een zeevaaartkundige school met bekwame onderwijzer komt”.
In: Een zeevaartschool in Nes door Douwe Hz de Boer, Pôllepraat, Blad van de Stichting “De Ouwe Pôlle”, nr. 34, juni 2001.
Een prent van de “Ardjoeno” kreeg ik van de fam.Borsch, Sorgdragermuseum, Hollum, Ameland. Het schip vaart onder vol zeil. Rechts op de achtergrond een vuurtoren. Links een klein zeilschip, wellicht een loodskotter met een Franse vlag in top. Dit zou kunnen duiden op een situering voor een Franse havenplaats.
|