Inloggen
BERNISSE - ID 929


In dienst
Onder Nederlandse Vlag tussen:0000-00-00 / 0000-00-00

Identification Data

Bouwjaar: 1948
Classification Register: British Corporation Register of Shipping and Aircraft (BC)
IMO nummer: 5045366
Nat. Official Number: 7139 Z ROTT 1948
Categorie: Cargo vessel
Voorstuwing: Motor Vessel
Type: General Cargo schip
Type Dek: Half shelterdeck
Masten: Two masts
Rig: 3 derricks
Material Hull: Steel
Dekken: 1
Construction Data

Scheepsbouwer: N.V. Scheepsbouwwerf v/h De Groot & van Vliet, Slikkerveer, Zuid-Holland, Netherlands
Werfnummer:
Contractor: Scheepsbouw-Maatschappij 'Nieuwe Waterweg' N.V., Schiedam, Zuid-Holland, Netherlands
Werfnummer: 241
Launch Date: 1947-05-02
Delivery Date: 1948-03-04
Technical Data

Engine Manufacturer: Koninklijke Machinefabriek Gebr. Stork & Co. N.V., Hengelo, Overijssel, Netherlands
Motor Type: Motor, Oil, 4-stroke single-acting
Number of Cylinders: 6
Power: 650
Power Unit: BHP (APK, RPK)
Eng. additional info: Stork nr. 5628 Type HO6 (350x600)
Speed in knots: 10.5
Number of screws: 1
 
Gross Tonnage: 756.00 Gross tonnage
Net Tonnage: 384.00 Net tonnage
Grain: 58582 Cubic Feet
Bale: 51712 Cubic Feet
 
Length 1: 65.30 Meters Length overall (Loa)
Length 2: 60.00 Meters Length between perpendiculars (Lbp)
Beam: 9.30 Meters Breadth, extreme
Depth: 4.65 Meters Depth, moulded
Draught: 4.365 Meters Draught, maximum
Configuration Changes

Datum 00-00-1956
Type: Propulsion/engine changed
Omschrijving: Gehermotoriseerd met een nieuwe 4 takt 8 cilinder Deutz hoofdmotor, nr. 2080923/30, 750 pk Type RBV8M (320x450) 310 rpm 10,5 mijl. Het schip was van Genua naar Rotterdam gesleept door een sleepboot van Smit Internationale waarna gehermotoriseerd.

Ship History Data

Date/Name Ship 1948-03-04 BERNISSE
Manager: P.A. van Es & Co., Rotterdam, Zuid-Holland, Netherlands
Eigenaar: P.A. van Es & Co., Rotterdam, Zuid-Holland, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Rotterdam / Netherlands
Callsign: PDBE

Date/Name Ship 1953-11-18 BERNISSE
Manager: P.A. van Es & Co. N.V., Rotterdam, Zuid-Holland, Netherlands
Eigenaar: P.A. van Es & Co. N.V., Rotterdam, Zuid-Holland, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Rotterdam / Netherlands
Callsign: PDBE

Date/Name Ship 1960-07-12 BISTER TRADER
Manager: Bister Trader Company Ltd., Georgetown, Demerara, Cayman Islands
Eigenaar: Bister Trader Company Ltd., Georgetown, Demerara, Cayman Islands
Shareholder:
Homeport / Flag: Georgetown, Demerara / Cayman Islands
Callsign: ZCXE

Ship Events Data

1942-00-00: Door de Duitse Marine werd in 1942 opdracht gegeven voor de bouw van de kabellegger m.s. "Welle". De bouw werd echter in de oorlog niet afgemaakt. Na de oorlog werd het schip als m.s. "BERNISSE" overgenomen door P.A. van Es & Co. te Rotterdam. Het schip werd te water gelaten op 02-05-1947, de doopster was mevr. H.E.M.van Hoey Smith - Boellaard. Na de stapelloop ging het casco naar De Groot & Van Vliet te Slikkerveer voor een verdere afbouw als vrachtschip onder bouwnummer 259 aldaar. De proefvaart en de oplevering vonden plaats op 04-03-1948.
1948-03-05: Als BERNISSE, zijnde een stalen motorschip, metende 2142.30 m3 bruto inhoud volgens zeemeetbrief afgegeven te 's Gravenhage no. 7264 d.d. 27-02-1948, liggende te Slikkerveer, door A. Tromp, asp. scheepsmeter te Rotterdam, van haar brandmerk voorzien door het inbeitelen van 7139 Z ROTT 1948 op het achterschip aan in achterwand achterste dekhuis aan B.B. zijde, 5.80 m. uit hekplaat, 1.00 m. uit lengteas en 1.85 m. uit dek.
1949-09-00: Classed BC until 9/49, then AB.
1955-01-22: Het Vrije Volk 22-01-1955: Kustvaarder aan de grond. De Rotterdamse kustvaarder „Bernisse" (329 ton) van P. A. van Es en Co. is vanmorgen om halfvijf dwars van de Seinpost te Hoek van Holland in de Waterweg aan de grond gelopen. Het schip zou vanmiddag bij hoog water pogen op eigen kracht vlot te komen. Er bestaat geen gevaar voor schip en bemanning.
1957-12-08: Het Vrije Volk 09-12-1957: De „Bernisse", kreeg in vliegend stormweer voor de kust van Bretagne, op twintig mijl van het eiland Ile de Seine machineschade. Het schip vroeg sleepboothulp en de Franse sleper „Abeille" kwam de „Bernisse" tijdig te hulp.
Leeuwarder courant 09-12-1957: Het Britse fregat „Ulysses" heeft zondagavond geseind, dat het op weg is naar het 756 ton metende Nederlandse vrachtschip „Bernisse", dat voor de Franse kust, 13 mijl ten westen van Ile du Seine, in moeilijkheden verkeert. De „Bernisse" zou motorstoring hebben. Uit Brest vertrok de sleepboot „Rinoceros" ter assistentie.
NvhN 10-12-1957: De Bernisse op sleeptouw. De zeesleepboot Rinoceros van de Franse marine heeft het Nederlandse vrachtschip Bernisse op sleeptouw genomen naar Brest. De Bernisse, afkomstig uit Rotterdam, seinde zondagavond dat het motorschade had 20 km. ten oosten van de uiterste punt van Bretagne. Gistermiddag wist de Rinoceros met grote moeite een sleepkabel aan boord van de Bernisse te brengen. Kort voor middernacht zijn de Rinoceros en de Bernisse te Brest aangekomen.
Bijvoegsel van de Nederlandse Staatscourant van maandag 13 oktober 1958, nr. 198. Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart. Nr. 83. Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart inzake het uitvallen van de machine van het motorschip „Bernisse" tijdens stormweer in de Golf van Biscaye, ten gevolge waarvan het gesleept moest worden naar Brest en waarbij de sleepboot schade heeft veroorzaakt aan het schip. Op 8 en 9 december 1957 is op de reis van Shoreham naar Genua aan boord van het motorschip „Bernisse" tijdens stormweer in de Golf van Biscaye de motor uitgevallen en moest het schip door de Franse sleepboot „Rinocéros" naar Brest worden gesleept. Bij het verbinding maken heeft de sleepboot de „Bernisse" geraakt en is schade ontstaan. In overeenstemming met het voorstel van de inspecteur-generaal voor de scheepvaart besliste een commissie uit de Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 29 der Schepenwet, dat de raad een onderzoek zou instellen naar de oorzaak van het uitvallen van de motor en het ontstaan der schade. Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 29 augustus 1958, in tegenwoordigheid van de hoofdinspecteur voor de scheepvaart J. Metz. De raad nam kennis van de stukken van het voorlopig onderzoek der Scheepvaartinspectie, waarbij processen-verbaal van de verhoren van de kapitein en de 1ste werktuigkundige, zomede van de te Brest afgelegde scheepsverklaring, benevens het scheeps- en machinedagboek en fotokopieën van het radiodagboek, en hoorde als getuigen de kapitein K. J. Kikkert en de technisch inspecteur der rederij J. G. J. M. Mekes. Uit de verklaringen en bescheiden is de raad het volgende gebleken: Het motorschip „Bernisse" is een Nederlands schip, toebehorende aan Rederij P. A. van Es & Co. N.V., te Rotterdam. Het meet 756 brutoregisterton en wordt voortbewogen door een 750 pk Deutz-8-cilinder-enkelwerkende-dieselmotor. Na te Shoreham een volle lading spoorweg- basisplaten te hebben geladen, vertrok de „Bernisse" op 6 december 1957, te 20.05 uur, vandaar met bestemming Genua. De diepgang van het schip was voor en achter 14'. De bemanning bestond, inclusief de kapitein, uit 16 personen. De kapitein is oud-gezagvoerder van de Koninklijke Rotterdamsche Lloyd en is in het bezit van het diploma S.I.; hij was op 28 november 1957 aan boord van de „Bernisse" gekomen. Nadat te 21.10 uur de loods was ontscheept, werd koers gezet naar Ouessant. Op 7 december nam de aanvankelijk matige westelijke wind toe tot kracht &; er liep een hoge zee, waardoor het schip hevig slingerde en werkte en veel water overnam. Op 8 december, te 6.40 uur, werd Ouessant gepasseerd. Op de V.M. en A.M. nam de wind toe tot zware storm uit westelijke richting en men ondervond hoge en wilde zee. Daar wegens de hoge zeeën gevaar bestond, dat de luiken zouden inslaan, is te 13.13 uur de machine op langzaam gezet. Te 13.15 uur sloeg de motor af en men slaagde er niet in deze weer op gang te krijgen. De 1ste werktuigkundige heeft verklaard, dat hij in het bezit is van het diploma A (B met aantekening). Hij vaart sinds februari 1956 op de „Bernisse", eerst als 2de, na april 1957 als 1ste werktuigkundige; hij had nooit moeilijkheden met de motor gehad. Toen de motor stilviel en niet weer kon worden aangezet, heeft hij met behulp van de andere werktuigkundige beide brandstofblokken gedemonteerd en schoongemaakt, de plunjers nagezien en dan weer gemonteerd. De motor kon toen weer draaien, maar was slecht manoeuvreerbaar. Daarom adviseerde hij de kapitein hulp in te roepen om naar een veilige plaats te gaan, ten einde daar afdoende te repareren. De kapitein heeft verder verklaard, dat het middagbestek op 8 december 1957 was: 48°5'5 N en 05°46' W. Uit radiopeilingen bleek, dat het schip met een snelheid van 4 a 5 mijl per uur naar de rotsen van Chaussée de Sein dreef. Na overleg met de rederij en op grond van het advies van de 1ste werktuigkundige werd besloten een sleepboot aan te nemen om dan naar Brest te gaan. Te 19.00 uur G.M.T. werd om een sleepboot gevraagd; te 20.25 uur werd via Le Conquet-radio een overeenkomst aangegaan met de Franse marinesleepboot „Rinocéros". Te 21.45 uur G.M.T. kreeg men radiocontact met deze sleepboot en met het Britse oorlogsschip „Ulysse". Dit laatste schip meldde geregeld de positie van de sleepboot. Te 18.10 uur kon de motor weer worden aangezet, doch kon slechts langzaam draaien. Tot 20.00 uur is gestoomd om veiliger water op te zoeken en dan is de motor gestopt en werd gewacht op de komst van de sleepboot. Gedurende de nacht liet de kapitein het schip drijven; men had voortdurend radiocontact met Le Conquet, de sleepboot en de „Ulysse". Daar het schip naar ondieper water was gedreven, werd de zee steeds holler. Op 9 december, te 7.55 uur, werd de motor weer aangezet en bracht de kapitein de kop van het schip met langzaam draaiende motor op de zee. Te 10.10 uur G.M.T. kreeg men de sleepboot en de „Ulysse" in zicht en te 12.40 uur begon men de sleepboot vast te maken; te 13.00 uur stond de tros vast. Tijdens het vastmaken moest de sleepboot een keer manoeuvreren om de tros vrij te houden van b.b.-anker; daarbij kwam het achterschip van de sleepboot in aanraking met de voorsteven van de „Bernisse" en ontstond een gat ter hoogte van de kettingbak en de voorpiek. Te 13.10 uur begon de sleepboot te trekken; de machine van de „Bernisse" draaide langzaam mee. Te 20.00 uur werd de loods voor Brest overgenomen en te 20.30 uur kwam de „Bernisse" op de ree van Brest ten anker. De volgende morgen, te 8.45 uur, is het anker gelicht en is verstoomd naar de kade, waar te 9.45 uur werd geankerd. De 1ste werktuigkundige heeft nog verklaard, dat een monteur van de firma Keiler uit Rotterdam naar Brest is gekomen. De brandstofblokken zijn weer nagezien en de plunjers met huizen nrs. 3, 5, 6 en 8 zijn vernieuwd. Op 17 december is de reis naar Genua voortgezet. Op 19 december moest worden gestopt om de brandstofpompen schoon te maken. Op 25 december moest om dezelfde reden weer worden gestopt. Op 26 december arriveerde de ,.Bernisse" te Genua. Hier is alles grondig schoongemaakt; daarna heeft men geen last meer met de motor gehad. Ter zitting verklaarde de kapitein nog, dat hij te Shoreham, korte tijd vóór vertrek, aan boord van de ,,Bernisse" was gekomen. Getuige kende de motor van het schip niet. De dag na vertrek nam de wind toe tot westerstorm. Nadat op 8 december, te 6.40 uur, Ouessant was gepasseerd, nam de windkracht nog meer toe. Toen te 13.13 uur een zware bui inviel, minderde de stuurman vaart tot langzaam. Getuige ging toen naar de brug en wilde de machine op halve kracht zetten; de motor stopte toen. Getuige is naar de motorkamer gegaan. De motor kon eerst niet meer worden aangezet en de brandstofblokken moesten worden nagezien. Na enige tijd bleek, dat het gebrek aan de motor niet met eigen middelen kon worden hersteld. Te 18.10 uur kon de motor weer langzaam draaien; getuige durfde echter met de onbetrouwbare motor, die bovendien niet op achteruit kon worden gesteld, niet naar Brest stomen en daarom is, na overleg met de rederij, te 19.00 uur sleepboothulp aangevraagd. De gehele nacht heeft het schip gedreven; op 9 december, te 7.55 uur, is de motor weer aangezet en is de kop van het schip op de zee gelegd. Te 12.40 uur begon de sleepboot vast te maken; bij deze manoeuvre is schade aan de boeg van de „Bernisse" ontstaan. Te Brest is door monteurs uit Rotterdam de motor nagezien. Een viertal plunjers met voeringen is vervangen; deze waren vastgelopen. Daarna is op de verdere reis nog enige keren een kleine moeilijkheid ondervonden. De technisch inspecteur der rederij J. G. J. M. Mekes heeft verklaard, dat te Shoreham 30 000 liter gasolie is geladen; er was toen totaal 60 000 liter aan boord in de dubbele-bodemtanks. Elke wacht werd daaruit de dagtank gevuld; deze bevindt zich boven in de machinekamer en kan 1100 liter bevatten. De zuigleiding in deze tank reikt tot 10 cm van de bodem. De tank heeft een aftap, die geregeld wordt gebruikt; verder is er een luchtpijp, die loopt naar dek bij de motorkamer. Tussen de dubbele-bodemtank en de dagtank passeert de olie een filter en voordat ze wordt ingespoten in de cilinders passeert ze nog 7 filters. Na dit ongeval passeert de brandstofolie een separator en wordt ze met de pomp van de separator naar de dagtank gepompt. Getuige is te Brest bij het herstel van de motor geweest; een viertal plunjers van een brandstofblok was vastgelopen; daarin bevond zich enig slib. Na proefdraaien, nadat deze plunjers met voeringen waren vervangen, bleek de motor goed te werken. Getuige meent, dat door het hevige werken van het schip en het onregelmatig werken van de motor door doorslaan van de schroef vuil is losgeraakt van de pompleidingen en in de olie is geraakt. Getuige heeft geen enkele aanmerking op het beleid van de lste werktuigkundige. De hoofdinspecteur voor de scheepvaart voerde aan, dat is komen vast te staan, dat het motorschip „Bernisse" op de reis van Shoreham naar Genua op 8 en 9 december 1957 in zwaar stormweer is geraakt. De motor is afgeslagen en het schip dreef naar de wal; het is door een sleepboot naar Brest gesleept. Bij het vastmaken van de sleepboot is schade aan het schip ontstaan. De hoofdinspecteur heeft geen aanmerkingen op de maatregelen op nautisch gebied, welke toen zijn getroffen. De technische dienst van de Scheepvaartinspectie meende aanvankelijk, dat er misschien water in de dagtank was geraakt en dat dit niet voldoende is afgetapt. Na het onderzoek blijkt wel, dat het zeer onwaarschijnlijk is, dat water in de brandstofolie een rol heeft gespeeld. Er moet wel op worden gelet, dat, vooral bij slingerend schip, de dagtank geregeld wordt afgetapt. De olie op de „Bernisse" werd vaak gefiltreerd; toch bleek er enige vaste stof tussen de plunjers en de voering te zijn geraakt. Dit moet uit de leidingen zijn gekomen. Niet alleen de filters moeten worden gecontroleerd, maar er moet ook aan worden gedacht, dat de olieleidingen van binnen enige aanslag kunnen krijgen. Het oordeel van de raad luidt als volgt: Op grond van het ingestelde onderzoek is de raad van oordeel, dat het uitvallen van de hoofdmotor aan boord van het Nederlandse motorschip ,,Bernisse" op 8 december 1957 te 13.15 uur tijdens stormweer in de Golf van Biscaye, toen de motor, die even tevoren op langzaam was gezet, op halve kracht werd gezet, moet worden geweten aan een technische storing, hierin bestaande, dat de brandstofplunjers van de cilinders 3, 5, 6 en 8 in de respectieve voeringen zijn vastgelopen, doordat, ondanks de aanwezige filters, een vaste stof tussen de plunjers en de voeringen is geraakt. Dat dit mogelijk is geweest, moet, op grond van de verklaring van de technisch inspecteur van de rederij J. G. J. M. Mekes en diens rapport, gedateerd te Brest 17 december 1957, naar alle waarschijnlijkheid geweten worden aan het hevig stampen en slingeren van de „Bernisse" tijdens het stormweer met windkracht 10 en het als gevolg daarvan onregelmatig draaien en doorslaan van de motor. Van enige tekortkoming van één of meer verantwoordelijke personen in het onderhoud en/of de bediening van de motor en de daarbij behorende tank en toevoerleidingen is niet gebleken en naar het oordeel van de raad kan aan geen van hen met betrekking tot bedoelde storing enig verwijt worden gemaakt. Hoewel niet met zekerheid is komen vast te staan van welke hoedanigheid bedoelde vaste stof js geweest, is het aannemelijk, dat, gelijk genoemde deskundige als zijn oordeel heeft gegeven, het aanslag in de leidingen is geweest, welke door de hevige beroering van de olie als gevolg van het slingeren van het schip in de dagtank of de leidingen is losgeraakt en met de olie naar de motor is gezogen en tussen de plunjers en de voeringen is terechtgekomen, met vastlopen als gevolg. Uit dit geval kan de lering worden getrokken, dat het aanbeveling verdient om niet alleen de filters geregeld te controleren, doch ook de olieleidingen en de tank en deze onderdelen geregeld schoon te houden. Ook wat de aanvaring tussen de „Bernisse" en de sleepboot „Rinocéros" betreft, kan naar het oordeel van de raad aan geen der opvarenden enige schuld worden verweten. Deze moet geheel worden toegeschreven aan de zeer moeilijke en ongunstige omstandigheden, waaronder de verbinding tussen de ,,Bernisse" en genoemde sleepboot moest worden gemaakt. Met de navigatie en het beleid van de kapitein van de ,,Bernisse", K. J. Kikkert, kan de raad zich verenigen, daar hij mocht vertrouwen op het advies van zijn 1ste werktuigkundige, J. C. de Groot, die reeds langere tijd als zodanig op de „Bernisse" voer. Ten slotte wil de raad de woorden van waardering onderschrijven, welke de kapitein in zijn verklaring heeft geuit over de radiotelefonist H. de Vries, die onder zeer moeilijke omstandigheden het contact heeft weten te bewaren met het station Le Conquet, de sleepboot „Rinocéros" en het Engelse oorlogsschip „Ulysse", waardoor een spoedige hulpverlening door laatstgenoemde schepen in belangrijke mate is vergemakkelijkt. Aldus gedaan door de heren mr. G. A. Schreuder, 1ste plv. voorzitter, H. A. Broere, W. F. van Vreeswijk, P. G. Koster en W. G. Seibert, leden, in tegenwoordigheid van 's raads secretaris, mr. A. Boosman, en uitgesproken door de voorzitter ter openbare zitting van de raad van. 6 oktober 1958. (Get.) G. A. Schreuder, A. Boosman.
1974-04-08: Bij het verlaten van Kingston is het schip aan de grond gelopen. Op 11-04-1974 werd ze vlot getrokken en kwam ze weer in de vaart.
1986-00-00: Final Fate:
Lloyds Register laat de registratie vervallen omdat het nog bestaan van het schip twijfelachtig is.

Afbeeldingen


Omschrijving: Bernisse 1948
Collectie: Johannes, Leo M.
Vervaardiger: Skyfotos Ltd.
Onderwerp: Luchtfoto

Omschrijving: De Bernisse met grijze romp
Collectie: Pilkes, D.
Vervaardiger: Unknown

Omschrijving: Bernisse 1948
Collectie: Lindenborn, Marien
Vervaardiger: Skyfotos Ltd.
Onderwerp: Luchtfoto

Omschrijving: Bernisse 1948
Collectie: Otterdyk, F. van
Vervaardiger: Mullem, G. van

Omschrijving: BISTER TRADER
Collectie: Grootenboer, Ton
Vervaardiger: Real Photographs
Onderwerp: Luchtfoto