NNO 020111
Groningen, 2 januari. Zaterdagmorgen ongeveer half vier werd er in de Gronden bij Terschelling geflambouwd. Een paar sleepboten en de reddingsboot vertrokken ter assistentie. Zij troffen in de Gronden aan de gaffelschoener BERENDINA van Groningen, kapitein Wijnstok. Het schip was geladen met 240 ton gerst en was op weg van Samsöe naar Rotterdam. Door de overgewerkte lading en de water zware slagzij was niet te manoeuvreren. Het vaartuig is te West-Terschelling binnengesleept
NNO 040111
De redding van de BERENDINA. Men schrijft van Terschelling aan „L. en V.": 't Is half vier in de nacht van 30 op 31 december 1910. De lucht buiig, nu en dan sterhelder, dus goed vuurgezicht. Alles is in rust op Terschelling, behalve de uitkijk op de sleepboten in en buiten de haven en de lichtwachters op de Brandaris. Daar in eens wordt die stilte verbroken, een vuurpijl gaat van af de toren de lucht in en voort daarop, begint men aan de zware stoomfluiten van de sleepboten te trekken en maakt alles wat slaapt wakker en is het met de rust voor honderden voor goed afgelopen. 't Is een lopen en draven, naar familieleden en vrienden; men klopt op de ramen en roept: “guusjen, tis guusjen" en voort gaat het, meerdere mannen porren. Allen spoeden zich naar de haven, om een plaatsje op één der sleepboten van Zurmühlen te krijgen. Enkele anderen gaan naar de LYONS, kapitein Gardener. Deze laatste neemt een tiental roeiers mee voor de reddingsvlet. Zwart is de straat van het toekijkende volk, zwart ook de lucht van rook en damp der boten. SIMSON van Zurmühlen, schiet vooruit. TEXEL, NEPTUNUS en TERSCHELLING volgen allengs, maar de LYONS heeft geen stoom op. De vuren uitgehaald; afgewerkte stoom; slechte kolen; telegraaf stuk; ja, wat hoort men dan al niet! De stem van kapitein Gardener klinkt luid en is duidelijk verstaanbaar, boven alle rumoer. Eindelijk met slakkengang gaat de LYONS voorwaarts en zal zeker te laat komen. Wij gaan naar het strand, bij paal 7 en zien dan in zee, voor de wal, de vuren van de zoekende stoomboten, maar geen in nood verkerend schip. Vermoedelijk reeds vernield en men loopt mijlen ver langs het strand, maar vindt niets. Terug naar paal 7, naar de reddingsboot, waarbij men in het huis de telefoon hoort bellen, in verbinding met de vuurtoren. Steeds beweren de lichtwachters dat er een schip in nood moet zijn, liggende in zee maar wij zien van de wal niets, dan heel ver in zee ,een enkel klein licht als van een passerende stoomboot. De nieuwe motorreddingsboot kruist langs de gronden en kan ook al niets vinden. Eindelijk is het dag geworden en keren de sleepboten naar de haven terug, maar worden nu beter ingelicht, door de lichtwachters, die verder in zee, een vaartuig met twee masten ontdekt hebben, liggende voor anker. Nu is het stomen, stomen, om eerst te zijn. Wie wint, verdient. De LYONS, hoewel eerst op goed nummer liggende, moet het afleggen tegen de Hollandse stoomschepen en komt laatst en te laat om iets te verdienen. De SIMSON heeft reeds op sleeptouw genomen: de Groninger gaffelschoener BERENDINA kapitein Wijnstok, geladen met 240 ton gerst bestemd voor Rotterdam en komende van Sanisö in Denemarken. De bemanning beweerde reeds twee dagen zonder zoet water te zijn geweest, doordat de watertanks lek geslagen waren. Het vaartuig, lag zoveel op zij, door overlopen van de lading, dat de luiken aan bakboord te water kwamen, en verder zeilen gevaar opleverde, waarop men ten anker ging. Het vaartuig, dat in 1910 is gebouwd, was dicht gebleven. De aankomst in de haven gaf weer veel bekijks. „Swal buit" zegt men al, d.w.z. een kleine verdienste voor de sjouwerlieden. Men kent ze blijkbaar beter.
NNO 060111
Scheepstijdingen. Vlieland, 6 januari. Vertrokken: BERENDINA, kapt. Wijnstok, per sleepboot VOORWAARTS naar Rotterdam, binnendoor.
NRC 180111
Raad voor de Scheepvaart. De BERENDINA. De Raad heeft gisteren nog behandeld de zaak van het schoenerschip BERENDINA, schipper en eigenaar N.H. Wijnstok te Groningen. Dit schip, dat met een lading gerst op reis was van Selvig naar Rotterdam, heeft op de hoogte van Terschelling op 31 december 1910 slagzij gemaakt door het levendig worden van de lading. Op voorstel van de hoofdinspecteur voor de scheepvaart te Groningen zal de Raad onderzoeken of het voorgevallene een gevolg is van een daad of nalatigheid van de schipper, en tevens een onderzoek instellen naar een aanklacht van genoemde hoofdinspecteur tegen de schipper wegens misdraging van de onder hem dienende bemanning, die hij zou hebben mishandeld. Gebleken is dat het schip 5 cm. dieper geladen is geweest dan het uitwatering certificaat toeliet. Wijl er ernstige twijfel is gerezen of schipper Wijnstok wel de nodige eigenschappen bezit om als schipper of stuurman op een Nederlands zeeschip te varen, heeft de Raad hem reeds in deze bevoegdheid tijdens de duur van het onderzoek geschorst. Schipper Wijnstok werd het eerst door de Raad gehoord. Hij verklaarde 24 jaar oud te zijn en op zijn 18de jaar een diploma grote zeilvaart te hebben behaald. De voorzitter van de Raad, mr. Pleyte, wees er onmiddellijk op, dat het journaal beschadigd is op een manier die te denken geeft. Pagina 1 is goed geconserveerd, maar pagina 2, waar het juist op aankomt, is op een zodanige wijze beschadigd, dat hier mensenhanden bezig moeten zijn geweest; dat kan het zeewater niet gedaan hebben. Ook in het rivierjournaal ontbraken 4 pagina's, waarvan de inhoud voor het onderzoek van het grootste belang was. „Een en ander wekt", zei de voorzitter tot de schipper, „tegen u zeer ernstige vermoedens. Die bladen zijn eruit gescheurd". De schipper, die zei niet te weten dat tegen een dergelijke daad NLG 800 boete bedreigd wordt, zei het niet gedaan te hebben. Aan het verhoor, waaraan de schipper werd onderworpen, ontlenen wij het volgende: Na de reis, aan deze voorafgegaan, was de eerste stuurman weggegaan, omdat hij het met de schipper niet kon vinden. Deze wist dat hij in een lading schotten moest plaatsen, maar heeft dit niet gedaan. De 15e december, toen het schip in lading lag, is de stuurman dronken geweest. De kok heeft de schipper wel eens geslagen; van de jongens (waarmede het schip hoofdzakelijk bemand was) alleen Bos. Op 16 december, voordat het schip Selvig zou verlaten, waren allen verdwenen, zodat de schipper voorlopig vissers heeft aangemonsterd. Te Holtenau heeft hij nieuwe bemanning gekregen. Voor Terschelling heeft het schip, dat enige centimeters te diep geladen was, bij slecht weer tweemaal slagzij gemaakt, zodat het niet meer kon manoeuvreren. Het is in Terschelling binnengesleept. De schipper zei nooit iemand zo geslagen te hebben, dat er armen of benen gebroken waren, waarop de president zei: „Dat ontbreekt er nog maar aan". Hij ontkent tot de stuurman gezegd te hebben, dat die schotten in de lading wel achterwege konden blijven, omdat men er in Hamburg niet naar vroeg en de inspectie er te Rotterdam toch geen tijd voor zou hebben ernaar te onderzoeken. Gehoord werden daarna twee Duitsers, die te Holtenau aan boord zijn gekomen. Volgens hen was de behandeling op de BERENDINA goed. Toen het schip over stuurboord slagzij had gemaakt, werd het voor de wind gelegd, waarna het weer over bakboord overging. Toen deze getuigen te Holtenau aan boord kwamen, lag het schip recht op het water. De stuurman Smit deelt mee, dat hij eerst als matroos aan de BERENDINA diende. Hij is zekere Hoogeboom als stuurman opgevolgd. De laatste dag heeft de kapitein deze nog een trap gegeven. Dit erkent de kapitein. Smit vertelde dat er zeer dikwijls ruzie aan boord was. De drie jongens, die slechts 5 of 10 gulden in de maand verdienden, kenden hun werk niet, en kregen hierom telkens slaag, dikwijls zo erg, dat het bloed over het dek liep. De schipper sloeg getuige niet omdat hij hem niet aandurfde. Ook trapte hij de jongens dikwijls in de ribben. Getuige wilde met hen te Selvlg naar de consul, maar de jongens durfden niet. Toch zijn zij gezamenlijk gegaan op de dag dat het schip zou vertrekken. De vorige dag is getuige dronken geweest maar hij was volmaakt nuchter toen hij de schipper erop wees, dat het schip met zijn te grote diepgang niet zeewaardig was. Er waren schotten in de midscheeps in de lading aangebracht maar niet zoals de wet voorschrijft, zodat ze nagenoeg niet aan het doel beantwoordden. Op de dag van afvaart lag het schip scheef, en lekte het een weinig. Reeds bij vroegere gelegenheden heeft getuige gedreigd met het indienen van een klacht bij de consul te Flensburg. De kapitein heeft dit toen voorkomen door hem NLG 10 verhoging van gage te beloven. Het is ook wel eens gebeurd dat de kapitein getuige met een revolver dreigde, doch niet in tegenwoordigheid van derden. Het is niet getuige's bedoeling geweest met de jongens niet meer naar het schip terug te keren; maar van de consul teruggekomen, hoorden zij, dat de BERENDINA weg was. Getuige heeft nog ongeveer NLG 60 gage bij de kapitein staan; hij heeft hiervan nog geen werk gemaakt omdat hij niet weet in hoeverre hij recht heeft. De 16-jarige Palin, een van de matrozen, deelde, als getuige gehoord, mee, dat hij op de BERENDINA was meegevaren eerst zonder te worden betaald, omdat hij examen als stuurmansleerling wilde doen, waarvoor hij eerst enige tijd moest varen. Later voer hij als matroos tegen een gage van NLG 5 in de maand. Hij bevestigde dat de kapitein er dikwijls op sloeg, en antwoordde op een desbetreffende vraag dat de man daarin blijkbaar plezier had. De stuurman sloeg wel eens, maar zelden. Ook deze getuige heeft wel eens bijgewoond dat de kapitein met een revolver dreigde. Reddingsmiddelen waren er niet aan boord. Later zegt getuige, dat hij alleen in het begin slaag heeft gekregen. Hij is niet door de stuurman opgestookt om bij de consul te gaan klagen.
R. Breemhaar, oud 17 jaar, verklaarde meer uitgebreid lager onderwijs te hebben genoten. Daarna heeft hij ais kok op de BERENDINA gemonsterd. Hij vond dat hij nogal schappelijk kon koken. Volgens hem sloeg de kapitein in het begin niet maar later wel. Het dreigen met een revolver is spelerij geweest De jongens kregen eenmaal daags van de kapitein een glas jenever. Eens, toen deze er niet was, hebben zij jenever aan boord gehaald en zich bedronken. De derde jongen is 15 jaar oud. Deze zegt het ergst mishandeld te zijn geweest. De stuurman heeft hem erop opmerkzaam gemaakt, dat het schip te diep lag.
NNO 200111
Amsterdam, 20 januari. De Raad voor de Scheepvaart gaf heden beslissing inzake de ramp van het schoenerschip BERENDINA, schipper-eigenaar N.H. Wijnstok te Groningen, dat, met een lading gerst van Selig naar Rotterdam op 31 dec. bij Terschelling door boos weer werd overvallen en slagzij maakte door levendig worden van de lading. De Raad, die ook onderzocht de aanklacht van mishandeling van het personeel oordeelde dat de ramp te wijten was aan nalatigheid van de schipper en dat de schipper het personeel had mishandeld. De Raad ontnam hem gedurende 6 maanden de bevoegdheid om als schipper te varen. De president bracht daarna de jongens het afkeurenswaardige onder het oog van de dronkenschap, waaraan zij zich hebben schuldig gemaakt. De stuurman werd een ernstige terechtwijzing gegeven, omdat hij, toen hij vroeger over de mishandelingen bij de consul te Flensburg wilde klagen, zich voor geld heeft laten omkopen om dit niet te doen. Daarna werd de kapitein weer voor geroepen, en werd hem op het schandelijke van zijn gedrag gewezen tegenover jonge jongens van goeden huize, die zich aan hem hebben toevertrouwd om het zeemanschap te leren, en die als honden zijn afgeranseld. De Raad zal in deze zaak nader uitspraak doen.