|
Aan de aandeelhouders der Stoomvaart-Maatschappij Java is het volgende jaarverslag aangeboden: Zoals uit de winst- en verliesrekening blijkt, bedraagt het netto saldo van ons aandeel in de gemeenschappelijke exploitatie, overeenkomstig het met de Stoomvaartmaatschappij Nederland gesloten contract NLG 280.199,54½ tegen een cijfer in 1879 van NLG 152.382,51. In 1878 van NLG 198.186,61½, in 1877 van NLG 319.250,94½. Het resultaat over 1880 toont dus bij vergelijking met de twee vorige jaren een niet onbelangrijke verbetering aan, als gevolg voornamelijk van het vermeerderd aantal mailreizen, dat in 1880 bedroeg 26 tegen 22 in 1879; voorts ondergingen de thuisvrachten, die in 1879 buitengewoon laag waren, enige verbetering, en waren de uitvrachten bevredigend. Van het netto saldo der exploitatie, bedragende NLG 280.199,54½ makende met het overschot van 1879 ad NLG 69,66 tezamen NLG 280.269,20½, blijft na aftrek van het nadelig saldo der renterekening ad NLG 116.593,76, een overschot van NLG 163.675,44½, waarvan na aftrekking van NLG 134.775,84, voor afschrijving nl.: op de stoomschepen NLG 116.700,-; op de oprichtingskosten NLG 1.000,-; op de gebouwen te Nieuwediep NLG 7.124,74, en op de geldleningsdienst NLG 9.951,10; ter beschikking overblijft een bedrag van NLG 28.899,60½, dat wij voorstellen te besteden tot uitkering van een dividend van 2 % over het maatschappelijk kapitaal, groot NLG 1.400.000,-, maakt alzo NLG 28.000,-, makende met het daarover verschuldigde patentrecht van 2 % met 28 opcenten, tezamen NLG 28.717,43, waardoor op 1881 wordt overgebracht een batig saldo van NLG 182,17½. In 1880 werd door het stoomschip PRINS HENDRIK hulp verleend aan het bij Socotra gestrande stoomschip AZIA, en sleepte het stoomschip KONINGIN EMMA te Aden binnen het met defecte machine in de Golf van Aden drijvende stoomschip CITY OF MECCA. De regeling der hulp- en sleeplonen evenwel nog niet afgelopen zijnde, is daarvoor op de balans van 1880 ook niets uitgetrokken, en zal die buitengewone bate, dus geheel ten voordele komen van het jaar 1881. Aangaande de reizen onzer stoomschepen valt alleen mede te delen, dat de CELEBES, MADURA en KONINGIN EMMA weder geregeld in de maillijn hebben gevaren, en de JAVA steeds emplooi vond in de Chinese wateren. Aan het stoomschip KONINGIN EMMA werden de in het vorige verslag reeds vermelde nieuwe schroefbladen aangebracht, waarmede het schip nu ook beter vaart loopt, en het werd ook voorzien van een stoomstuurtoestel. Het stoomschip MADURA behoort nu ook tot de hoogste klasse der Nederlandsche vereeniging van assuradeuren; de daarvoor nodige versterkingen en het maken ener 2e klasse passagiersinrichting, nodig voor het troepenvervoer, hebben gekost NLG 30.122,16. Wij stellen die post onder een afzonderlijk hoofd op de balans, om zolang hij niet geheel zal zijn gedelgd, ten zijnen bate aan te wenden, de vanwege die klasseverhoging verkregen vermeerdering van percentage in de saldo’s der reisrekeningen. In 1880 is de post door de toepassing over 15 reizen reeds verminderd met NLG 5.621,21, zodat hij nu op de balans nog voorkomt met NLG 24.500,95. Door verplaatsing der exploitatie naar Amsterdam werden de gebouwen te Nieuwdiep nutteloos. Wij koesterden de hoop om die op enigszins voordelige wijze van de hand te doen, doch werden daarin teleurgesteld, en er bleef bij het eindigen der erfpacht van de grond, die aan het Rijk toebehoort, niets anders over dan een verkoop tot amotie, die een verlies gaf, dat op de winst- en verliesrekening als afschrijving voorkomt. In 1880 werd voor een bedrag van NLG 53.000,- aan obligaties in de 5 % lening uitgeloot, makende met de vroegere uitloting een totaal van 242 stuks, waarvan tot 31 december 1880 waren afgelost 211, zodat het bedrag der lening op de balans voorkomt met NLG 1.789.000,-. NRC 010581 In het Soerabaijasch Handelsblad wordt naar aanleiding van het verdwijnen der MERAPI in de buurt van Timor Laut geschreven: Het is meer gebeurd, dat daar een schip is afgelopen. In welk jaar het geweest is, herinner ik mij niet, want het is al betrekkelijk lang geleden, doch met zekerheid kan ik u zeggen, dat dit ongeval overkomen is aan de Engelse brik LINSON, waarvan de bemanning op twee na werd omgebracht; van die twee stierf weldra één, terwijl de andere slaaf is geworden en geheel inlands. Of hij er later weer vandaan is gekomen, heb ik niet kunnen gewaar worden. De LINSON was voor de achter of oostwal gekomen om daar handel te drijven. Het volk toonde daartoe wel genegenheid, doch zodra waren niet enige manschappen aan de wal of zij werden vermoord. Toen gingen de inlanders aan boord en deden hetzelfde met de anderen behalve de bewuste twee. Alles wat hun van het vaartuig aanstond, ja zelfs de ankers en kettingen brachten zij aan land, waar zij later gevonden werden. Behalve de LINSON zijn herhaaldelijk Chinese vaartuigen, “Badoewakkan” geheten, te Timor Laut afgelopen en geplunderd. De Nederlandsch Indische Stoomvaart-maatschappij heeft een particulier telegram ontvangen, houdende bericht, dat de stomer TAGAL der Gouvernementsmarine met de resident van Amboina aan boord, van Amboina de reis naar de Tenimber-eilanden of Timor-Laut groep onderneemt, tot opsporing van de MERAPI. Waarschijnlijk wordt geacht, dat het schip met onklare machine zuidwaarts is afgedreven. Nog zal Zr.Ms. ATJEH uitgezonden worden om het schip te zoeken. (opm: bericht is achterhaald. Zie JB 220481 en voorgaande berichten)
|