Inloggen
EBENHAËZER - ID 7956


Kroniekberichten

Datum 25 juli 1914
Krant RN - Rotterdamsch Nieuwsblad
Type bericht Binnenlandse berichten, diverse

Delfzijl, 23 juli. Het tjalkschip EBENHAEZER, schipper G. Pekelder, thuis behorende te Wildervank, werd op het Baltrummerwad door een onweersbui overvallen, waardoor hij genoodzaakt was zijn zeilen te strijken om ten anker te komen. Door de kracht van de opgekomen bui brak echter de ankerketting, zodat anker en ketting beide verloren gingen.

Afbeelding
Datum 07 maart 1918
Krant AH - Algemeen Handelsblad
Type bericht Uitspraak Raad voor de Scheepvaart (bijvoegsel Staatscourant)

Raad voor de Scheepvaart.
Zaterdag 9 maart a.s., ’s namiddags 1.30 uur, onderzoek naar het stranden op 21 sept. 1917 in de Kalmar Sund van het zeilschip EBEN HAËZER. Schipper-eigenaar: S. Karssies te Groningen. Daarna onderzoek naar het vermoedelijk met man en muis vergaan op of na 5 mei 1917 van het zeilschip MARCHIENA.
Maandag 11 maart a.s., ’s namiddags 1.30 uur, onderzoek:
1. Naar het op de Noordzee tijdens stormachtig weer lek slaan op 3 januari 1918 van het zeilschip MUTATIO, waar het schip als wrak werd verlaten. Reder: H. Schuur; schipper F.J. (Franciscus Johannes) Bonninga, beiden te Groningen.
2. Naar het lek worden tijdens stormweer op 22 februari 1918 van het zeilschip NAVIGATOR, waardoor het schip moest worden verlaten en dit zwaar lek te Schiermonnikoog is aangedreven. Reder: H. Jonker te Wildervank; schipper D. Stienstra te Groningen.
3. Naar het stranden in de Haaksgronden op 22 februari 1918 van het zeilschip NORMALITEIT. Rederij: N.V. Zeetjalk Normaliteit, directeur J. Vink te Bilthoven; gezagvoerder G. van Veen te Rotterdam.

Afbeelding
Datum 10 maart 1918
Krant AH - Algemeen Handelsblad
Type bericht Uitspraak Raad voor de Scheepvaart (bijvoegsel Staatscourant)

Raad voor de Scheepvaart. De Raad deed gisteren onderzoek inzake het stranden op 21 september 1917 in de Kalmar Sund van het zeilschip EBEN HAËZER, schipper-eigenaar S. Karssies te Groningen. Als eerste getuige wordt gehoord S. Karssies, schipper van de EBEN HAËZER. Deze deelt mee, dat men de 20e september 1917 uit Kalmar was vertrokken. De bemanning van de EBEN HAËZER bestond uit 3 koppen. De Raad vraagt, of het niet beter zou zijn geweest, als de bemanning uit 4 personen zou bestaan. Z. i. had de ramp dan misschien voorkomen kunnen worden. Het ongeluk had plaats de volgende dag, ’s morgens te ongeveer 3 uur. De wind was erg wispelturig en 's nachts om twaalf uur, tijdens mistig weer, bevond de EBEN HAËZER, zich bij het vuurschip Ut Grunden. De stuurman had toen de wacht en was alleen aan dek. De schipper had hem opgedragen hem bij naderend gevaar te roepen. De schipper is evenwel in slaap gevallen en is, toen de toestand kritiek werd, door de stuurman gewekt. Dit is evenwel eerst geschied om half vier, terwijl afgesproken was, het om half twee te doen. Het schip was aan de grond geraakt, maar is door eigen kracht weer vlot gekomen. De bemanning heeft weer koers naar Kalmar gezet en heeft daar het zwaar beschadigde schip laten repareren. Op de vraag van de Raad, of de schipper er meer last van gehad heeft, dat de stuurman zijn bevelen niet juist en tijdig uitvoerde, zegt deze, hierover nimmer te klagen te hebben gehad. Vervolgens wordt gehoord S. van der Plaat, stuurman op de EBEN HAËZER, deze verklaarde o.m., dat de schipper gezegd had, hem over een paar uur te roepen. Het was voortdurend dik van mist en getuige heeft geen lichten gezien, zoals de schipper heeft meegedeeld. De Raad merkt op dat getuige de kapitein eerder had moeten roepen. Hij deed het niet om de schipper de nodige rust te gunnen. Getuige heeft aan de mogelijkheid van loden wel gedacht, maar dit ging moeilijk, omdat getuige alleen aan dek was. Zoals de Raad opmerkt, had dit, door tijdig de kapitein te waarschuwen, wel kunnen geschieden. Ook gaf getuige geen mistseinen, omdat hij van andere schepen ook niets hoorde en niet “voor gek wou staan blazen”. De Raad maakt getuige op dit enigszins vreemde argument opmerkzaam en vraagt de schipper of deze de stuurman gezegd had de misthoorn te gebruiken. Deze zegt dit te hebben gedaan. De matroos Mullens onderschrijft de verklaringen van de vorige getuigen en deelt mee, dat het zijn eerste reis op de EBEN HAËZER was. Het was niet zo mistig, of men kon het rode licht zien en hoorde tevens signalen. De inspecteur van de Raad merkte nog op, dat het wenselijk mag worden genoemd, een schip als de EBEN HAËZER met een bemanning van minstens 4 koppen uit te rusten. Het ongeluk ligt volgens spreker in onvoldoende bemanning en in een nalatigheid van de stuurman, waarvan de schipper het slachtoffer is geworden. De Raad zal later uitspraak doen.

Afbeelding
Datum 24 maart 1918
Krant AH - Algemeen Handelsblad
Type bericht Uitspraak Raad voor de Scheepvaart (bijvoegsel Staatscourant)

Raad voor de Scheepvaart. Gisteren deed de Raad uitspraak in de volgende vroeger behandelde zaak: Betreffende het aan de grond lopen van het zeilschip EBEN-HAËZER. De Raad is van oordeel, dat het aan de grond lopen van de EBEN-HAËZER is veroorzaakt door de nalatigheid van de stuurman, die verzuimde de order van de schipper, hem te roepen als er iets bijzonders was, in ieder geval om half twee of twee uur, op te volgen. Was dit gebeurd, dan was de schipper tijdig overstag gegaan, gelijk zijn voornemen was en had men de kust gemeden.
De stuurman, die eigenlijk niets anders was dan een gewoon matroos, al voerde hij op de EBEN-HAËZER de stuurman titel, had niet in strijd met de hem verstrekte orders op eigen kennis, welke hij blijkbaar niet bezat, mogen steunen. Feitelijk had hij trouwens de schipper moeten roepen zodra het dik van mist werd.
De Raad voegt hier aan toe, dat de EBEN-HAËZER onvoldoende bemand was; gelijk de Raad reeds meer heeft gezegd, behoren op dergelijke schepen ten minste vier man te zijn, dan wordt ook voorkomen dat, gelijk in het onderhavige geval is geschied, de dekdienst ‘s nachts wordt waargenomen door een man, hetgeen — al is de schipper ook bij de hand — afkeurenswaardig is, vooral in nauwe vaarwaters als de Kalmar Sund.

Afbeelding