|
De Nederlandse rederijen in 1913. Het jaar 1913 is evenals zijn voorganger voor de reders gunstig geweest. De vrachten in de open markt waren veelal lonend en de geregelde lijnen profiteerden thans meer dan het jaar tevoren van de hogere vrachten, daar zij door haar langdurige vrachtcontracten niet onmiddellijk de rijzing op de vrachtenmarkt, die in 1912 plaats had, konden volgen. De resultaten van de meeste rederijen zullen dan ook gunstig zijn, doch tegen het laatst van het jaar is in de vrachten een scherpe reactie ontstaan, zodat op het ogenblik de exploitatiekosten soms niet door de bevaren vracht gedekt worden. Deze daling komt niet onverwacht, doch schijnt velen verrast te hebben en is in allen gevalle veel sneller in zijn werk gegaan dan men algemeen verwachtte. Evenwel zijn er natuurlijke oorzaken voor op te noemen. In de eerste plaats schijnt het handelsverkeer af te nemen. Voorts is de laatste jaren op reusachtige schaal aangebouwd en tenslotte heeft men, toen de vrachten zo hoog waren, zo min mogelijk schepen afgedankt, zodat oude schepen, die in normale omstandigheden niet meer met winst konden worden geëxploiteerd, thans in de vaart bleven. Waar de omstandigheden thans zo geheel veranderd zijn, zal men wel spoedig zien dat in de eerste plaats het aantal in aanbouw zijnde schepen sterk zal afnemen en voorts dat vele schepen uit de sterkte zullen worden afgevoerd. De Nederlandse vloot telt evenwel niet veel oude schepen: slechts 16 schepen zijn vóór 1890 gebouwd en dankzij de overgrote hoeveelheid zeer moderne schepen, zullen de Nederlandse rederijen in de nu komende slechte tijden het gemakkelijker kunnen volhouden dan vele buitenlandse. Aan de Balkanoorlog kwam een einde, doch de financiële gevolgen zullen zich nog wel een tijd lang doen gevoelen. Van veel minder invloed op de vrachtenmarkt dan de Balkanoorlog zijn de tegenwoordige moeilijkheden in Mexico, hoewel hun invloed op het zakenleven noodlottig is. Buitengewone arbeidsmoeilijkheden, van invloed op de Nederlandse rederijen, deden zich niet voor. De kolenprijzen vertonen een neiging tot dalen. De Nederlandse koopvaardijvloot breidde zich krachtig uit en op het ogenblik zijn nog bijna evenveel schepen in aanbouw als een jaar geleden, toen dit aantal abnormaal hoog was. Waar de meeste van de in aanbouw zijnde schepen in 1914 in de vaart zullen komen en de bestellingen wel minder ruim zullen worden, zal het aantal in aanbouw zijnde schepen het volgende jaar wel een belangrijke daling ondergaan. Een gelukkige omstandigheid is, dat in 1913 van de gehele stoomvloot, uit ruim 400 schepen bestaande, geen enkel verongelukte. De opening van het Panamakanaal laat nog steeds op zich wachten en zelfs kan door de herhaalde grondverschuivingen de datum van opening nog volstrekt niet vastgesteld worden. Zoals men hieronder bij de afzonderlijke behandeling der rederijen kan zien, zijn de verbindingen onder Nederlandse vlag ook dit jaar wederom toegenomen. Voor de Holland Amerika Lijn kwamen in de vaart de goederenboten NOORDERDIJK (7.166 ton), OOSTERDIJK (8.251 ton) en WESTERDIJK (8.261 ton). In aanbouw bleef het passagiersschip STATENDAM (32.500 ton). De Stoomvaart-Mij ‘Nederland’ bracht in de vaart het mailschip KONINGIN EMMA (9.181 ton) en de goederenboten BOETON (6.070 ton), BATJAN (6.107 ton) en RADJA (7.559 ton). Te water gelaten werden de mailboot PRINS DER NEDERLANDEN (9.322 ton) en de goederenboten ROEPAT (7.500 ton) en BANKA (6.800 ton), terwijl voorts nog in aanbouw zijn de mailboot JAN PIETERSZOON COEN (11.200 ton) en de goederenboten RIOUW, ROTTI, RONDO (elk 7.500 ton), BAWEAN en BOEROE (elk 6.800 ton). Verkocht werd de mailboot KONING WILLEM I (4.413 ton). Voor rekening van de Rotterdamsche Lloyd kwamen in de vaart de goederenboten SOERAKARTA (6.926 ton), CEYLON (4.999 ton) en MADIOEN (6.803 ton). De mailboot INSULINDE (9.615 ton) werd te water gelaten, terwijl de goederenboot DJEMBER (8.000 ton) in aanbouw is. Het s.s. PONTIANAK (6.799 ton) werd verdoopt in DELI. De vloot van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij werd vermeerderd met de s.s. TASMAN (5.023 ton), HOUTMAN (5.041 ton), VAN NECK (3.027 ton), VAN LANSBERGE (1.917 ton), SINGARADJA en SINGKEL (elk 615 ton), de dubbelschroefstomer MELCHIOR TREUB (3.458 ton), de tankboot TARAKAN (1.642 ton) en de motorboot LOUDON (1.874 ton). Beide eerstgenoemde schepen werden bestemd voor de lijn van Java op Australië en de bestaande s.s. HOUTMAN en TASMAN (elk 1.543 ton) werden verdoopt in SIAM en SIAK. Het s.s. LAURENS PIT (236 ton) werd verkocht. Thans zijn nog negen schepen in aanbouw, waaronder ook enkele motorboten. Het s.s. VAN REES is reeds te water gelaten. De grote passagiersboot GELRIA (13.868 ton) van de Koninklijke Hollandsche Lloyd kwam in de vaart en wekte zowel in Europa als in Zuid-Amerika de oprechte bewondering op. Het zusterschip TUBANTIA werd te water gelaten. Van deze energieke rederij is in de toekomst nog veel te verwachten en waar men in het buitenland voor de vaart op Zuid-Amerika steeds grotere zeekastelen gaat bezigen, zal zij wel niet achterblijven met de tonnenmaat van haar schepen steeds te vergroten. De verbonden rederijen Kon. Ned. Stoomboot Mij. en Kon. West-Indische Maildienst blijven zich krachtig ontwikkelen. Door eerstgenoemde maatschappij zal in het voorjaar de vaart op St. Petersburg van een veertiendaagse tot een wekelijkse uitgebreid worden. Zij bracht in de vaart de s.s. MEDEA (1.235 ton) en TRITON (1.980 ton). In aanbouw zijn nog de s.s. HERCULES (3.000 ton), ORION, DEUCALION (ieder 2.000 ton), POSEIDON en AGAMEMNON (beide 1.950 ton), waarvan eerstgenoemde reeds te water is gelaten. De s.s. HEBE (1.173 ton) en AURORA (788 ton) werden verkocht. Van hoeveel belang de K.N.S.M. ook voor Rotterdam is, blijkt wel hieruit, dat in het afgelopen jaar meer dan 100 keer een van haar schepen alhier werd ingeklaard. De zustermaatschappij opende dezer dagen een driewekelijkse lijn van Amsterdam en Rotterdam op Barbados, Venezuela, Curaçao, Colombia en Colon. In de plaats van de reeds in het vorig verslag als verkocht gemelde vruchtenschepen kocht zij twee stoomschepen aan, die thans onder de namen COMMEWIJNE (2.487 ton) en NICKERIE (2.478 ton) een veertiendaagse verbinding tussen West-Indië en New York onderhouden. In de vaart kwam de s.s. JAN VAN NASSAU (3.330 ton) en LODEWIJK VAN NASSAU (3.397 ton). Verkocht werd het s.s. PRINS WILLEM IV (2.047 ton), terwijl besteld werden de s.s. VENEZUELA, COLOMBIA en ECUADOR (elk 3.350 ton). Voor de in oprichting zijnde Algemeene Stoomvaart Maatschappij Wambersie & Zoon te Rotterdam zijn drie stoomschepen in aanbouw van 2.800 ton, met welke schepen het bananenvervoer van Midden-Amerika naar Rotterdam ter hand zal worden genomen. De firma Wambersie & Zoon en de firma Van Nievelt, Goudriaan & Co. zijn bovendien gezamenlijk in onderhandeling met de regering, teneinde te komen tot een lijn tussen Rotterdam en Suriname, waarmee de West-Indische bananen zullen vervoerd worden. Voor de Java-China-Japan Lijn zijn in aanbouw de s.s. TJIKEMBANG en TJISONDARI (elk 8.160 ton). De Hollandsche Stoomboot Maatschappij opende in vereniging met de Scheepvaart- en Steenkolen Maatschappij een wekelijkse verbinding van Amsterdam op Newcastle. Zij bracht in de vaart de s.s. WAALSTROOM (1.441 ton) en ZAANSTROOM (1.657 ton) en heeft thans nog het s.s. TEXELSTROOM (1.860 ton) in aanbouw. De Nederlandsche Lloyd en Scheepvaart- en Steenkolen Maatschappij brachten in de vaart de s.s. GELDERLAND (1.877 ton) en NEDERLAND (1.832 ton), terwijl thans in aanbouw zijn twee stoomschepen van respectievelijk 1.500 en 800 ton. Het s.s. NEDERLAND (3.915 ton) werd verkocht. De firma Phs. van Ommeren bracht het tankstoomschip WIELDRECHT (3.650 ton) in de vaart en heeft thans het tankschip GALLIA (1.300 ton) in aanbouw. Voor de Nederlandsch-Indische Tankstoomboot Maatschappij zijn in aanbouw de motorboten ARTEMIS, ARES, HERMES en SELENE (elk 4.500 ton). Het s.s. ALSTER (650 ton) van de firma P.A. van Es & Co. werd verkocht. De Vrachtvaart Maatschappij Bothnia bracht de s.s. EPSILON (3.211 ton) en ZÊTA (3.053 ton) in de vaart. De Rotterdamsche Scheepvaart Maatschappij kwam onder directie van de N.V. Furness Scheepvaart & Agentuur Maatschappij. Haar s.s. RIDDERKERK (1.437) ontving de naam VOSBERGEN. Voor laatstgenoemde maatschappij zijn twee stoomschepen van 5.000 ton in aanbouw, terwijl zij haar s.s. ZANDBERGEN (3.115 ton) verkocht. Voor de Maatschappij ‘Zeevaart’ (Hudig & Veder) kwam in de vaart het s.s. ARUNDO (3.196 ton), terwijl het s.s. LETO (3.200 ton) in aanbouw is. Van Nievelt, Goudriaan & Co’s Stoomvaart Maatschappij bracht het s.s. YILDUM (3.234 ton) in de vaart en bestelde twee stoomschepen van 3.500 ton. Voor Solleveld, van der Meer & T.H. van Hattem’s Stoomvaart Maatschappij zijn in aanbouw drie stoomschepen van 3.240 ton. De firma Erhardt en Dekkers bestelde het s.s. WINTERSWIJK (3.000 ton). De N.V. ‘Houtvaart’ bracht het s.s. IJSSEL (1.259 ton) in de vaart, terwijl het s.s. MAAS (1.260 ton) nog in aanbouw is. Wm. H. Müller & Co’s Algemeene Scheepvaart Maatschappij verkocht haar s.s. HISPANIA (1.383 ton). De s.s. JENNY (1.809 ton) en HARALD (1.802 ton), in het vorige verslag vermeld als verkocht, varen nog onder Nederlandse vlag onder directie van de Westphälische Transport Aktien Gesellschaft te Rotterdam. In de vaart kwam het s.s. TEXEL (3.210 ton) voor de Stoomvaart Mij. Triton en de motorboot ZEEAREND (462 ton) voor Vermeer & v.d. Arend. Het s.s. WOBUN (1.561 ton) der NV Handels- & Transport Mij. Vulcaan werd verdoopt in BRUCKHAUSEN. Het s.s. EUGENIE (1.769 ton) van de Mij. voor Zee- en Riviervaart (Herfurth & Co.) is verkocht. In aanbouw zijn de turbinevrachtstomer TURBINIA (3.240 ton) voor Wm. Ruys & Zonen en een stoomschip van 2.600 ton voor A.C. Lensen. In 1913 kwamen in het geheel in de vaart 40 stoom- en motorschepen, metende 154.913 tonnen, terwijl uit de vaart geraakten 10 schepen metende 19.489 tonnen, zodat de vermeerdering bedraagt 30 schepen en 135.424 tonnen. In vorige jaren was de vermeerdering: Jaar Schepen Tonnenmaat 1912 23 96.707 1911 3 35.305 1910 17 56.693 1909 18 97.611 1908 14 78.274 1907 7 45.261 1906 5 33.979 1905 2 8.443 1905 8 20.840 1903 9 25.376 1902 10 60.782 1901 10 34.512 1900 22 69.869 1899 15 30.890 Thans zijn nog in aanbouw 55 stoom- en motorschepen (vorig jaar 56), metende 269.837 tonnen (300.025), waarvan 37 (37) schepen, metende 153.337 tonnen (146.185) op Nederlandse werven gebouwd worden. De vooruitzichten voor 1914 zijn weinig bemoedigend. NB. Ter voorkoming van verwarring zij hier uitdrukkelijk vermeld, dat de tonnenmaat van alle schepen in bruto registertonnen is uitgedrukt.
|