Inloggen
APOLLINARIS V - ID 551


In dienst
Onder Nederlandse Vlag tussen:0000-00-00 / 0000-00-00

Identification Data

Bouwjaar: 1931
Classification Register: Lloyd's Register of Shipping (LR)
IMO nummer: 5214395
Nat. Official Number: 5104 Z ROTT 1931
Categorie: Cargo vessel
Voorstuwing: Motor Vessel
Type: General Cargo schip
Type Dek: Flush deck
Masten: One mast
Rig: 2 derricks
Lift Capacity: 1 x 3 and 1 x 1 ton
Material Hull: Steel
Dekken: 1
Construction Data

Scheepsbouwer: N.V. Industrieële Maatschappij 'De Noord', Alblasserdam, Zuid-Holland, Netherlands
Werfnummer: 490
Launch Date: 1931-03-00
Delivery Date: 1931-04-24
Technical Data

Engine Manufacturer: Deutz A.G., Motorenfabrik, Cologne (Köln), Germany
Motor Type: Motor, Oil, 4-stroke single-acting
Number of Cylinders: 3
Power: 150
Power Unit: BHP (APK, RPK)
Eng. additional info: Deutz nr. 253384 Type (280x450)
Speed in knots: 7
Number of screws: 1
 
Gross Tonnage: 315.00 Gross tonnage
Net Tonnage: 229.00 Net tonnage
Deadweight: 365.00 tonnes deadweight (1000 kg)
Grain: 23150 Cubic Feet
Bale: 22000 Cubic Feet
 
Length 1: 41.52 Meters Length overall (Loa)
Length 2: 39.60 Meters Length between perpendiculars (Lbp)
Beam: 7.17 Meters Breadth, moulded
Depth: 3.05 Meters Depth, moulded
Draught: 2.69 Meters Draught, maximum
Ship History Data

Date/Name Ship 1931-04-24 APOLLINARIS V
Manager: P. Fauchey's Cargadoorsbedrijf N.V. (Harm Mulder Bzn en Anton W. van der Heide), Rotterdam, Zuid-Holland, Netherlands
Eigenaar: N.V. Scheepvaart Maatschappij 'Tholen', Voorburg, Zuid-Holland, Netherlands
Shareholder: Harm Mulder Bzn
Homeport / Flag: Rotterdam / Netherlands
Callsign: NFLH
Additional info: 1934 call sign PCSS

Date/Name Ship 1937-08-25 HEEMSKERK
Manager: J. Vermaas' Scheepvaart Bedrijf, Rotterdam, Zuid-Holland, Netherlands
Eigenaar: Motorschip 'Heemskerk' N.V., Rotterdam, Zuid-Holland, Netherlands
Shareholder: Johann Christiaan Smit van Vrije Nesse
Homeport / Flag: Rotterdam / Netherlands
Callsign: PEPL

Date/Name Ship 1940-01-27 HEEMSKERK
Manager: J. Vermaas' Scheepvaart Bedrijf, Rotterdam, Zuid-Holland, Netherlands
Eigenaar: Firma Hollandsche Zeereederij, Rotterdam, Zuid-Holland, Netherlands
Shareholder: Johann Christiaan Smit van Vrije Nesse, Cornelis Fop Smit (later Maria Wilhelmina Foks-Keeman) en Jan Vermaas
Homeport / Flag: Rotterdam / Netherlands
Callsign: PEPL

Date/Name Ship 1942-08-19 KIRCHHEIM
Manager: Deutsche Kriegsmarine, Germany
Eigenaar: Deutsche Kriegsmarine, Germany
Shareholder:
Homeport / Flag: Onbekend / Germany

Date/Name Ship 1945-01-29 ALSTER
Manager: Frachtschiffahrt E. Seyd, Bremen, Germany
Eigenaar: Frachtschiffahrt E. Seyd, Bremen, Germany
Shareholder:
Homeport / Flag: Bremen / Germany

Date/Name Ship 1945-06-00 HEEMSKERK
Manager: J. Vermaas' Scheepvaart Bedrijf, Rotterdam, Zuid-Holland, Netherlands
Eigenaar: Firma Hollandsche Zeereederij, Rotterdam, Zuid-Holland, Netherlands
Shareholder: Johann Christiaan Smit van Vrije Nesse, Cornelis Fop Smit (later Maria Wilhelmina Foks-Keeman) en Jan Vermaas
Homeport / Flag: Rotterdam / Netherlands
Callsign: PEPL

Date/Name Ship 1954-01-29 ELDA
Manager: Kamp's Scheepvaart- en Handelmaatschappij N.V., Groningen, Groningen, Netherlands
Eigenaar: David Smit & Geert Jonker, Groningen, Groningen, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Groningen / Netherlands
Callsign: PDWO

Date/Name Ship 1959-00-00 ELDA
Manager: Kamp's Scheepvaart- en Handelmaatschappij N.V., Groningen, Groningen, Netherlands
Eigenaar: David & H. Smit, Groningen, Groningen, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Groningen / Netherlands
Callsign: PDWO

Date/Name Ship 1961-11-30 LÜJA
Manager: Johann, Lübbert & Hermann Schöning, Haren, Groningen, German Federal Republic
Eigenaar: Johann, Lübbert & Hermann Schöning, Haren, Groningen, German Federal Republic
Shareholder:
Homeport / Flag: Haren / German Federal Republic
Callsign: DCNK

Date/Name Ship 1967-00-00 LÜJA
Manager: Adelheid Schöning, Haren, Groningen, German Federal Republic
Eigenaar: Adelheid Schöning, Haren, Groningen, German Federal Republic
Shareholder:
Homeport / Flag: Haren / German Federal Republic
Callsign: DCNK

Date/Name Ship 1970-00-00 LÜJA
Manager: Anna Helena Schöning, Haren, Groningen, German Federal Republic
Eigenaar: Anna Helena Schöning, Haren, Groningen, German Federal Republic
Shareholder:
Homeport / Flag: Haren / German Federal Republic
Callsign: DCNK

Date/Name Ship 1971-00-00 LÜJA
Manager: Heinz Theo Beckmann, Haren/Ems, German Federal Republic
Eigenaar: Heinz Theo Beckmann, Haren/Ems, German Federal Republic
Shareholder:
Homeport / Flag: Haren/Ems / German Federal Republic
Callsign: DCNK

Ship Events Data

1930-08-02: Rotterdamsch Nieuwsblad 02-08-1930: — De voor de N.V. P. Fauchey's Cargadoorsbedrijf te Rotterdam in aanbouw zijnde motorschepen zullen de namen Apollinaris V, Apollinaris VI en Apollinaris VII ontvangen.
1931-04-27: Als APOLLINARIS V, zijnde een motorschip, groot 891.56 m3, liggende te Alblasserdam, door C. van Silfhout, scheepsmeter te Rotterdam, ten verzoeke van de N.V. Scheepvaart Maatschappij Tholen te Voorburg, van haar brandmerk voorzien door het inbeitelen van 5104 Z ROTT 1931 op het achterschip aan S.B. zijde op achtervlak kombuis.
1932-12-15: NvhN 15-12-1932: De APOLLINARIS V beschadigd. Het van Truro te Charleston (Cornwall) aangekomen Nederlandsche motorschip Apollinaris V is tegen de pier gevaren, waardoor de boeg licht beschadigd werd.
1935-11-11: Tijdens dichte mist nabij het lichtschip Drogden aan de grond gelopen. Het schip was op reis van Kapelle op den Bosch in België, waar een lading eternietplaten en buizen zijn geladen, naar Lomma in Zweden.
27-07-1937 Uitspraak van den Raad voor de Scheepvaart: No. 66. Uitspraak van den Raad voor de Scheepvaart in zake de stranding tijdens mist van het motorschip Apollinaris V nabij het lichtschip Drogden. Betrokkene: kapitein Jakob Sloots. Op 11 November 1935 is het motorschip Apollinaris V tijdens mist nabij het lichtschip Drogden aan den grond geloopen. In overeenstemming met het voorstel van den inspecteurgeneraal voor de scheepvaart besliste een commissie uit den Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij art. 29 der Schepenwet, dat de Raad een onderzoek naar de oorzaak van deze stranding zou instellen. Bovendien besliste genoemde commissie, dat het onderzoek tevens zou loopen over de vraag, of niet het ongeval mede was te wijten aan schuld van den kapitein Jakob Sloots, wonende te Groningen. Het onderzoek heeft plaats gevonden, ter zitting van 7 Mei 1937, in tegenwoordigheid van den plaatsvervangend inspecteurgeneraal voor de scheepvaart G. Mante. De Raad nam kennis van de stukken van het voorloopig onderzoek der scheepvaartinspectie en hoorde den kapitein Jakob Sloots, voornoemd, als betrokkene, buiten eede. De voorzitter zette hem doel en strekking van het onderzoek uiteen en gaf hem gelegenheid tot zijn verdediging aan te voeren hetgeen hij daartoe dienstig achtte, hem daarbij het laatste woord latende. Uit een en ander is den Raad het volgende gebleken: De Apollinaris V is een Nederlandsch motorschip, metende 314,72 bruto-, 229,28 netto-registerton, roepnaam P C S S, eigendom van de N.V. Scheepvaartmaatschappij „Tholen", te Rotterdam, en thuisbehoorende te Voorburg. Het schip is in het jaar 1931 van staal gebouwd en is voorzien van een Deutz-Dieselmotor van 150/180 Apk, welke het schip een maximale snelheid kan geven van 7½ mijl. Kapitein Sloots, die in het bezit is van een diploma als stuurman voor de kleine stoom- en zeilvaart, vaart sinds 25 September 1933 als gezagvoerder op de Apollinaris V. Te Kapelle op den Bosch in België was een lading eternietplaten en buizen geladen voor Lomma in Zweden. De diepgang was bij vertrek vóór en achter 7 voet 10 duim. Het was de tweede reis, welke de kapitein als zoodanig naar het Oostzeegebied maakte. Na door het Kaiser Wilhelmkanaal te zijn gevaren, werd te 10 uur s avonds van 10 November 1935 Holtenau gepasseerd. Omstreeks te 1 uur s middags van 11 November — het was inmiddels mistig geworden — werd het sein van Möens Klint aan bakboord, voorlijker dan dwars, gehoord. De kapitein ging daarop van de brug, de wacht overlatende aan den stuurman. Hij gaf dezen order om, zoodra het geluid van Möens Klint dwars was, koers te zetten op het lichtschip Falsterborev. Te 4 uur 's middags kwam de kapitein weer aan dek om de wacht over te nemen. De stuurman deelde hem mede, dat hij, nadat bet geluid van Möens Klint dwars was, koers had gesteld op het lichtschip Drogden in plaats van op dat van Falsterborev. De kapitein verkeerde in de meening laatstgenoemd lichtschip reeds voorbij te zijn. In denzelfden koers bleef hij volle kracht varen. De log was niet uitgevierd. Toen omstreeks te 6 uur 's middags nog niets werd gezien of gehoord — het was nog steeds mistig — ging de stuurman eigener beweging naar voren om te looden. Deze riep daarop:„Achteruit, achteruit!"; doch voordat hieraan gevolg kon worden gegeven, liep het schip aan den grond. Na eenig manoeuvreeren gelukte het vlot te komen en voor anker te gaan. Bij onderzoek bleek het vaartuig geen water te maken. Op 12 November te 2.25 uur 's middags is de reis naar Lomrna vervolgd. Aldaar is, na onderzoek, door Lloyd's Register of Shipping een bewijs van zeewaardigheid afgegeven. Later, op 30 Maart 1936, bleek op een helling van de werf van de firma A. Vuyk & Zn., te Capelle aan den IJssel, dat de bodem belangrijk was beschadigd. De plaatsvervangend inspecteur-generaal voor de scheepvaart heeft aangevoerd: dat dit ongeval is te wijten aan onverantwoordelijke navigatie van den kapitein; dat de stuurman geheel op eigen gelegenheid en in strijd met de hem gegeven orders koers heeft gestuurd op Drogden-lichtschip en de kapitein, toen hij dit had vernomen, maar daarop door is gegaan; dat de kapitein, hoewel het mistig was, alle controlemiddelen ongebruikt heeft gelaten, daar hij niet heeft gelood en geen log uit had; dat ten slotte de stuurman uit eigen beweging is gaan looden, wat wel zeer vreemd aandoet. De Raad is van oordeel, dat dit ongeval geheel is te wijten aan onbekwame en zorgelooze navigatie, waarvoor de kapitein ten volle aansprakelijk moet worden gesteld. Wel heeft de stuurman, in strijd met de hem gegeven orders, koers gezet op Drogden-lichtschip, maar deze omstandigheid kan de schuld van den kapitein geenszins opheffen, reeds hierom niet, omdat, toen het stooten plaats had, de kapitein reeds twee uren lang weder zelf de navigatie in handen had. De kapitein verklaarde, dat hij, toen hij om 4 uur boven kwam, meende Falsterborev-lichtschip reeds voorbij te zijn. In dien gedachtengang echter moest het schip te 6 uur bij het Oogden-lichtschip zijn, zoodat het dan wel zonderling is, dat hij volle kracht bleef doorvaren in de vaste overtuiging, dat hii recht op het vuurschip aan zou loopen. Alsof hij inderdaad daarop, zonder eenige verkenning, vast mocht rekenen.Wat de algemeene navigatie betreft, heeft de kapitein, instrijd met alle waarschuwingen in de Zeilaanwijzingen, zich in het geheel niet bekommerd om den stroom. Hij heeft voorts voorbijgezien, dat hij, van het Zuiden het lichtschip Drogden naderende, als het ware in een fuik loopt. Bij mist is bijzondere omzichtigheid vereischt. Deze kapitein bleef echter volle kracht door varen, zonder de log, zonder de looden , totdat de stuurman uit eigen beweging ging looden, waarop het schip stootte. De kapitein verklaarde uit het feit, dat hij een tegenligger gepasseerd is, op te hebben gemaakt, dat hij in den goeden koers was. Op een dergelijk feit worden ver strekkende conclusies gebouwd en de controlemiddelen, alsmede het vaart minderen,achterwege gelaten. De uitkomst heeft aangetoond, dat een dergelijke wijze van navigeren onverantwoord is. Ook met de mogelijkheid van stroom werd geen rekening gehouden, terwijl toch ieder, die de Oostzee bevaart, weten moet, dat de stroom hier een gewichtige, vaak berekenbare, maar ook wel een onberekenbare factor is. Een ernstige correctie acht de Raad hier geboden. Mitsdien: Straft den betrokkene Jakob Sloots, kapitein, geboren 26 October 1910, wonende te Groningen, door hem de bevoegdheid te ontnemen om als kapitein te varen op een schip, als bedoeld bij artikel 2 der Schepenwet, voor den tijd van zes weken. Aldus gedaan door de heeren prof. mr. B. M. Taverne eersteplaatsvervangend-voorzitter, C. J. Canters G.J.Lap en J.N.Egmond, leden J.E.Meijer Ranneft, plaatsvervangend lid, G.Mulder, buitengewoon lid, in tegenwoordigheid van s' Raads secretaris mr. H.B.Tjeenk Willink, en uitgesproken door voornoemden voorzitter ter openbare zitting van den Raad van 14 Juli 1937.(get.) B.M. Taverne (get.) H.B.Tjeenk Willink. Voor eensluidend afschrift, H.B.Tjeenk Willing. secretaris.
1936-03-30: De Tribune 30-03-1936: Londen, 30 Maart. — Het Nederlandse motorschlp „APOLLINARIS V" is in aanvaring gekomen met de Westminsterbrug bij Londen. Het stuurhuis en de schoorsteenpijp werden beschadigd. Niemand werd gewond. Het motorschip „Apollinaris V", thuisbehorend ln Voorburg, is in 1931 gebouwd en meet bruto 315 en netto 229 ton.
Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant 30-03-1936. Nederlandsch motorschip in aanvaring. Het Nederlandsche motorschip “Apollinaris V” is in aanvaring gekomen met de Westminsterbrug te Londen. Het stuurhuis en de schoorsteenpijp werden beschadigd. Niemand werd gewond. Het motorschip “Apollinaris V”, thuisbehoorend te Voorburg, is in 1931 gebouwd en meet bruto 315, netto 229 ton.
27-07-1937 Uitspraak van den Raad voor de Scheepvaart: No 67 Uitspraak van den Raad voor de Scheepvaart in zake de aanvaring van het motorschip Apollinaris V met een brug over de Theems te Londen. 18 Maart 1936 is het motorschip Apollinaris V bij het afvaren van de Theems te Londen in aanvaring gekomen met de Westminster bridge. In overeenstemming met het voorstel van den inspecteurgeneraal voor de scheepvaart besliste een commissie uit den Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij art. 29 der Schepenwet, dat de Raad een onderzoek naar de oorzaak van dit ongeval zou instellen. Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 7 Mei 1937 in tegenwoordigheid van den plaatsvervangend inspecteurgeneraal voor de scheepvaart G. Mante. De Raad nam kennis van de stukken van het voorloopig onderzoek der scheepvaartinspectie en hoorde als getuige Jakob Sloots, kapitein op de Apollinaris V ten tijde van het ongeval. Uit een en ander is den Raad het volgende gebleken: De Apollinaris V is een Nederlandsch motorschip, metende 314,72 bruto-, 229,28 netto-registerton, roepnaam P C S S, eigendom van de N. V. Scheepvaartmaatschappij „Tholen", te Rotterdam, en thuisbehoorende te Voorburg. Het schip is in het jaar 1931 van staal gebouwd en is voorzien van een Deutzdieselmotor van 150/180 Apk, welke het vaartuig een maximale snelheid kan geven van 7½ mijl. Op 28 Maart 1936 had de Apollinaris V aan Mounts wharf te Londen een lading steenen gelost en voer vervolgens ledig de Theems af met bestemming Vlaardingen. Alleen de voorpiek was met water gevuld. Te 4.50 uur 's middags werd onder de Lambeth bridge doorgevaren. Van het boveneinde van den schoorsteen tot den onderkant van deze brug bedroeg de afstand toen ruim 3 voet. Volgens de gegevens van de door den kapitein gebezigde Thames Wharf Chart was de volgende brug de Westminster bridge, 1 duim lager. Op die kaart stond de doorvaarthoogte van Lambeth bridge en Westminster bridge onderscheidenlijk aangegeven als zijnde 18 voet 2 duim en 18 voet 1 duim. Daar de afsuind tusschen genoemde bruggen ongeveer tien minuten varen is, meende de kapitein derhalve, al was het nog slechts een uur vóór hoogwater en twee dagen na springtij, veilig onder de Westminster bridge door te kunnen gaan. Bij de brug gekomen, bemerkte de kapitein evenwel, toen het voorschip reeds onder de brug schoof, dat er onvoldoende ruimte voor het stuurhuis zou zijn. Hij liet den motor, die volle kracht vooruitwerkte, dadelijk volle kracht achteruitwerken. Dit kon echter niet meer voorkomen, dat het kompas op het stuurhuis tegen den bovenkant van de brug stootte en ernstige schade ontstond. Om niet onder de brug te blijven steken, liet de kapitein den motor weer volle kracht vooruitwerken en is onder de brug doorgevaren. Ten slotte verklaarde de kapitein nog, dat hij later heeft vernomen, dat de door hem gebezigde kaart verouderd is geweest en dat de daarop voorkomende Lambeth bridge inmiddels was vernieuwd. In het boekwerk van Wm. French: „The Port of London, handbook of rates, charges and general information", wordt als grootste doorvaarthoogte bij hoogwater (springtij) voor den middelsten boog opgegeven: voor New Lambeth bridge 21 feet 5 inches; voor Westminster bridge 18 feet 3 inches. De plaatsvervangend inspecteur-generaal voor de scheepvaart heeft aangevoerd, dat het stooten van de Apollinaris V tegen de Westminster bridge moet worden toegeschreven aan onvoorzichtige navigatie en de kapitein dan ook beter had gedaan om bij het naderen van de brug langzaam tevaren, opdat hij tijdig kon bemerken, dat het schip niet onder de brug door kon. De Raad is van oordeel, dat deze schadevaring moet worden toegeschreven aan een misrekening van den kapitein, die, afgaande op oude gegevens, in de veronderstelling verkeerde, dat zijn schip nog ruimschoots onder de Westminster bridge door kon varen. Indien inderdaad het verschil in hoogte tusschen de Lambeth bridge en de Westminster bridge slechts één duim zou hebben bedragen, zou de navigatie van den kapitein, naar 's Raads oordeel, niet onvoorzichtig kunnen worden genoemd. De kapitein heeft er echter geen rekening mede gehouden, dat de Lambeth bridge is vernieuwd en dat thans het verschil in doorvaarthoogte meer dan drie voet bedraagt en wel in dier voege, dat de Westminster bridge lager is dan de Lambeth bridge. Het gebeurde zal zeer zeker voor hem een waarschuwing zijn om te zorgen, dat hij in het vervolg over de nieuwste gegevens beschikt, wat te meer noodig is, wanneer hij zich niet van loodshulp voorziet. Aldus gedaan door de heeren prof. mr. B. M. Taverne, eersteplaatsvervangend-voorzitter, C. J. Canters, G. J. Lap en J. N. Egmond, leden, J. E. Meijer Eanneft, plaatsvervangend lid, G. Mulder, buitengewoon lid, in tegenwoordigheid van 's Eaads secretaris mr. H. B. Tjeenk Willink, en uitgesproken door voornoemden voorzitter ter openbare zitting van den Raad van 14 Juli 1937. (get.) B. M. Taverne. „ H. B. Tjeenk Willink. Voor eensluidend afschrift, H. B. Tjeenk Willink, Secretaris.
1937-07-13: De Telegraaf 13-07-1937: Verkochte schepen. Rotterdam, 13 Juli. — De Nederlandsche motorschepen "Apollinaris V", metende 315 ton bruto en 229 ton netto, en "Apollinaris VI", metende 313 ton bruto en 229 ton netto, die in 1931 te Alblasserdam werden gebouwd, zijn door H. Mulder te Rotterdam, voor den prijs van ƒ 70.000 elk naar het buitenland verkocht.
1937-07-31: De Telegraaf 31-07-1937: Aangekochte schepen. De Nederlandsche m.s. "Apollinaris V" en "Apollinaris VI", waarvan de verkoop reeds werd gemeld, zijn volgens Fairplay door J. Vermaas' Scheepvaartbedrijf te Rotterdam aangekocht.
1938-01-15: LC 17-01-1938: Het motorschip HEEMSKERK is zaterdag (opm. 15 januari) op de zandbanken van de Baai van Dungeness ter hoogte van Littlestone in het graafschap Kent, toen het een schuilplaats wilde zoeken voor de storm, aan de grond gelopen. Het schip verkeerde niet onmiddellijk in gevaar, althans indien de wind niet draaide. Echter is de reddingboot van Dungeness in de nabijheid om zo nodig hulp te verlenen. Zaterdagavond kwam het schip reeds weer vlot. Het motorschip HEEMSKERK, ex. APPOLINARIS V, van de N.V. Vermaas’ Scheepvaartbedrijf te Rotterdam, meet 315 ton bruto en 229 ton netto. Het schip werd in 1931 gebouwd door de N.V. Industrieele Mij. De Noord te Alblasserdam en bevond zich op reis van Rotterdam naar Teignmouth.
RN 17-01-1938: Ter hoogte van Littlestone in het graafschap Kent (Engeland) is zaterdagavond (opm. 15 januari) op de zandbanken van de Baai van Dungeness aan de grond gelopen het motorschip HEEMSKERK. Het schip is reeds zondagmorgen zonder sleepboothulp weer vlot gekomen en is daarna op een veilige plaats voor anker gegaan om beter weer af te wachten. De HEEMSKERK, een 360 ton metend motorschip, van de N.V. J. Vermaas’ Scheepvaartbedrijf te Rotterdam, wilde een schuilplaats zoeken voor de storm, toen het strandde. Niet lang daarna is de reddingboot van Dungeness uitgevaren om de opvarenden van de HEEMSKERK van boord te halen, doch dit was niet nodig, omdat er geen onmiddellijk gevaar dreigde. Met het oog op de kans, dat als de wind zou draaien, er wel gevaar voor de bemanning zou dreigen, is de reddingboot in de nabijheid van de HEEMSKERK gebleven. Zondagmorgen is de HEEMSKERK zonder enige hulp vlot gekomen en heeft daarna de reis naar Teignmouth voortgezet, doch later is het schip voor anker gegaan om beter weer af te wachten.
1938-01-16: De Maasbode 16-01-1938: m.s. Heemskerk. Londen, 15 Januari. Het Nederl. motorschip Heemskerk, 14 dezer van Rotterdam vertrokken raar Teignmouth, is op drte mijl N.N.O. van Dungeness gestrand, doch verkeert niet in onmiddellijk gevaar. m.s. Heemskerk (ex Apollinaris V), groot 315 bruto en 229 netto tons, in 1931 op de werf van de N.V. Industrieele Maatsch. De Noord te Alblasserdam gebouwd, behoort aan de N.V. J. Vermaas Scheepvaartbedrijf te Rotterdam. Volgens latere berichten, is het Nederl. m.s. Heemskerk inmiddels weer vlotgekomen. De Ned. slbt Ganges, welke bij Dungeness op station ligt, is nog naar de Heemskerk gegaan om hulp te verleenen, doch men heeft van zijn diensten geen gebruik behoeven te maken.
NvhN 17-01-1938: Storm in binnen- en buitenland. Nederlandsch motorschip op de Engelsche kust in moeilijkheden.
Het Nederlandsche motorschip „Heemskerk" is op de zandbanken drie mijl N.N.O. van Dungeness, ter hoogte van Littlestone, in het Engelsche graafschap Kent, toen het een schuilplaats wilde zoeken, voor den storm, aan den grond geloopen. Het schip verkeerde niet in onmiddellijk gevaar. De reddingboot van Dungeness was spoedig in de nabijheid, om zoo noodig hulp te verleenen. Het motorschip „Heemskerk" (ex Apolinaris V) is groot 315 bruto, 229 netto tons en in 1931 op de werf van de N.V. Industriëele Mij. „De Noord" te Alblasserdam gebouwd; het behoort aan de N.V. J. Vermaas' Scheepvaartbedrijf te Rotterdam. ( het schip was op weg van Rotterdam naar Teignmouth.)
Volgens nadere berichten is de „Heemskerk" weer vlotgekomen en is het schip op een volkomen veilige plaats voor anker gegaan om beter weer af te wachten.
De Telegraaf 17-01-1938: De “Heemskerk” wacht op beter weer. Rotterdam. 17 Jan. - Omtrent het vlotkomen van het motorschip “Heemskerk" is een nader bericht ontvangen, blijkens hetwelk het schip op een volkomen veilige plaats voor anker is gegaan om beter weer af te wachten.
De Maasbode 17-01-1938: m.s.”Heemskerk”. Rotterdam, 17 Januari. Het meergemelde Ned.motorschip “Heemskerk” heeft hedenmorgen van Dungeness de reis naar Teignmouth voortgezet. Het schip heeft geen schade.
1940-00-00: Door de Duitsers in beslag genomen. In 1942 in dienst bij de Transportsportflotte Speer als torpedo-klarmachschiff 'Kirchheim'. 29.01.1945 als 'Alster' in dienst bij Frachtschiffahrt E. Seyd, Bremen.
1940-01-26: Rotterdamsch nieuwsblad 26-01-1940: Heemskerk: Antwerpen, 25 Jan. het Nederlandsche m.s.”Heemskerk”, van Goole naar Antwerpen is bij Dover aangekomen met motorschade.
1940-04-16: De Tijd 16-04-1940: De “Heemskerk” op een zandbank. Een Britsche reddingboot heeft Maandag de opvarenden van het Nederlandsche vrachtschip „Heemskerk" (315 ton) aan de Engelsche Oostkust aan land gebracht. Zondagavond was het schip, dat in Rotterdam thuis behoort, op een zandbank gestrand. Toen de bemanning eenmaal aan land was gegaan, zag zij, dat de „Heemskerk" weer vlot was gekomen. Een sleepboot heeft het schip binnengebracht.
De standaard 16-04-1940: m.s.”Heemskerk” aan den grond. Rotterdam. 16 April. Het m.s. „Heemskerk", groot bruto 315 ton, van Vermaas Scheepvaartbedrijf te Rotterdam, is gisteren bij Great Yarmouth aan den grond gevaren. De bemanning werd door een reddingsboot aan wal gebracht. Kort daarna raakte de „Heemskerk" vlot, waarna het schip door een sleepboot in de haven werd gesleept.
De Telegraaf 16-04-1940; Engelsche reddingsboot redt Nederlanders. De „Heemskerk” op een zandbank. Londen, 16 April. — Na veertien uur op zee geweest te zijn, is een reddingboot aan de Oostkust van Engeland gistermiddag aan land gekomen met de zes leden der bemanning van het Nederlandsche vrachtschip „Heemskerk" '315 ton' aan boord. De „Heemskerk", die in Rotterdam thuis hoort, is Zondagavond op een zandbank aan den grond geloopen. Een reddingboot voer 's avonds uit maar de bemanning weigerde hulp te aanvaarden. Korten tijd daarna werd echter besloten toch in de reddingboot over te gaan. Na haar landing op de kust zag de bemanning, dat de „Heemskerk", die vijftien uur vast had gezeten, weer los raakte. Een sleepboot werd uitgezonden, om het drijvende schip binnen te halen. De „Heemskerk" werd in den loop van den middag de haven binnengebracht. — (United Press.)
Het Vaderland 16-04-1940: Bange oogenblikken op het motorschip “Heemskerk”. Gestrand en verlaten, toch vlot gekomen en tenslotte behouden binnen.Een medewerker telefoneerde ons gisteravond uit Londen: Het Nederlandsche schip Heemskerk is vanochtend niet ver van Great Yarmouth op een zandbank geloopen. De bemanning, die uit zes koppen bestond, maakte een hachelijken tijd door voor zij werd gered door een reddingboot. Nadat het schip op de zandbank was geloopen, zocht de bemanning veiligheid in het stuurhuis. Zij hoopte het schip nog te kunnen redden. Zware golven overdekten echter het schip en na vele uren wachten, besloot de kapitein de assistentie te aanvaarden van de reddingboot die al tot tweemaal een bezoek aan het schip had gebracht. Het was een gevaarlijke tocht van het stuurhuis naar de deinende reddingboot. De bemanning besloot, in paren den moeilijken gang te wagen. Zoowel in het stuurhuis als in de reddende sloep beleefde men angstige oogenblikken toen het eerste paar den korten, maar gevaarlijken weg over het dek naar de sloep waagde. Eén misstap zou het einde kunnen beteekénen, want de golven kwamen steeds dreigender op het schip aanrollen. Gelukkig slaagden zij er allen in het schip zonder letsel te verlaten. Alleen de kapitein, die natuurlijk als laatste het schip verliet kwam in gevaar. Hij vertrok niet alvorens hij een portret van zijn vrouw en dochtertje had gered. Bijna duurde dit te lang, want toen hij over het bespoelde dek liep dreigde een groote golf hem mee te sleuren. Juist op het oogenblik, dat hij in de boot stapte donderde een geweldige breker over de plaats waar hij even te voren had gestaan. Kort nadat de zeelieden aan wal waren gebracht raakte de Heemskerk los.Van de ramen van het zeemanshuis uit waar zij waren ondergebracht zagen zij hun scheepje op drift. De bemannmg van de reddingboot die, al dertien uren aan het werk was geweest stond op van het maal. dat zij juist nuttigden, om een aantal zeelieden naar het schip te brengen. Een sleepboot slaagde er in de Heemskerk in de haven te brengen. De Heemskerk is een motorschip van 315 ton. Het behoort toe aan de N.V. Vermaas Scheep-vaartbedrijf te Rotterdam.
De Tijd 17-04-1940: De “Heemskerk” vlot gekomen. Het schip wacht voorloopig beter weer af. Het motorschip „Heemskerk" is Zaterdagavond kort nadat het bij Dungeness was gestrand, zonder assistentie vlot gekomen. Het is op een volkomen veilige plaats voor anker gegaan om beter weer
af te wachten. Het betreft hier het 360 ton metende motorschip Heemskerk van de N.V. J. Vermaas Scheepvaartbedrijf te Rotterdam en niet het 6516 ton metende schip van denzelfden naam.
De banier 17-01-1941: Stranding m.s. Heemskerk. Raad voor de Scheepvaart: de stranding van het m.s. Heemskerk, groot 314 ton, op Scrobybank op 14 April 1940. Deze boot was den dag daarvoor met een lading kolen uit Blyth naar Antwerpen vertrokken met een bemanning van zes koppen. Na het passeeren van een lichtboei zag de stuurman Cross Sand. Hij meende met een boei te maken te hebben, waarop hij had afgestuurd bij afwezigheid van het lichtschip en veranderde van koers Op Cross Sand. Tien minuten later liep het schip vast en bleek, dat de boei, die was van Scrobybank. De inspecteur-generaal voor de scheepvaart stelde voorop de moeilijkheden, tijdelijk verbonden aan den vaart op de Engelsche
kust. Hij zeide van meening te zijn, dat de fout berust bij het opnemen van de verkeerde lichtboei. Men heeft daarbij vergeten, dat niet uitsluitend had mogen worden afgegaan op deze lichtboeien. De Raad zal later uitspraak doen.
De Tijd 17-01-1941: „Heemskerk" Behandeling voor den Raad voor de Scheepvaart: Stranding m.s. Heemskerk.Aan de orde de stranding van 't m.s. Heemskerk, groot 314 ton, op Scrobybank op 14 April 1940. Deze boot was den dag daarvoor met een lading kolen uit Blyth naar Antwerpen vertrokken met een bemanning van zes koppen. Het reisverloop was normaal en op den 14den werd des middags 5 uur Blakency over Fallsboei gezien. Het zicht was goed, het weer was eveneens gunstig. Na het passeeren van een lichtboei tegen elf uur des avonds zag de stuurman Cross Sand. Hij meende met een boei te maken te hebben, waarop hij had afgestuurd bij afwezigheid van het lichtschip en veranderde van koers op Cross Sand. Tien minuten later liep het schip vast en bleek, dat de boei die was van Scroby Bank. Uit de schriftelijke verklaring van den kapitein kwam vast te staan, dat deze den stuurman, die thans op schuldvraag gehoord werd, de noodige instructies had gegeven en naar kooi was gegaan. Na de stranding op Scroby Bank werd het schip steeds hooger op de zandbank geworpen in de richting van-eenige wrakken. Ruim een halven dag later gingen de opvarenden met een reddingboot naar den wal, doch reeds spoedig daarop kwam de mededeeling, dat de Heemskerk vlotgesleept was. Eenigen tijd later werd het schip de haven binnengebracht; na een grondig onderzoek kon de reis naar Antwerpen worden voortgezet. De inspecteur-generaal voor de Scheepvaart stelde voorop de moeilijkheden, tijdelijk verbonden aan de vaart op de Engelsche kust. Hij zeide van meening te zijn, dat de fout berust bij het opnemen van de verkeerde lichtboei. Men heeft daarbij vergeten, dat niet uitsluitend had mogen worden afgegaan op deze lichtboeien. De raad zal nader uitspraak doen.
Bijvoegsel tot de Nederlandsche Staatscourant van Woensdag 26 Maart 1941, no.60. Uitspraak van den Raad voor de Scheepvaart:
No.27 Uitspraak van den Raad voor de Scheepvaart in zake de stranding van het motorschip Heemskerk onder de oostkust van Engeland op Scroby bank. Betrokkene: stuurman Gerrit Schutter. Op 14 April 1940 is het motorschip Heemskerk onder de oostkust van Engeland op Scroby bank gestrand en met sleepboothulp vlotgebracht. In overeenstemming met het voorstel van den inspecteurgeneraal voor de scheepvaart besliste een commissie uit den Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 29 der Schepenwet, dat de Raad een onderzoek naar de oorzaak van deze stranding zou instellen en dat de stuurman Gerrit Schutter zou worden gehoord over de vraag, of niet het ongeval mede is te wijten aan zijn schuld. Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 15 Januari 1941 in tegenwoordigheid van den inspecteur-generairt voor de scheepvaart P. S. van 't Haaff. 13e Raad nam kennis van de stukken van het voorloopig onderzoek der Scheepvaartinspectie en hoorde den stuurman, voornoemd, als betrokkene buiten eede. De voorzitter zette hem doel en strekking van het onderzoek uiteen en gaf hem gelegenheid tot zijn verdediging aan te voeren, hetgeen hij daartoe dienstig achtte, hem daarbij het laatste woord latende. Teunis van Strien, destijds kapitein op de Heemskerk, als getuige opgeroepen, is niet verschenen. Zijn bij gemeld voorloopig onderzoek afgelegde verklaring is ter zitting voorgelezen. De verklaring van den stuurman — betrokkene — komt in hoofdzaak neer op het volgende : Hij is in het bezit van een diploma als stuurman kleine handelsvaart. Op 18 April 1940 vertrok het motorschip Heemskerk — een Nederlandsch vaartuig, metende 314,72 bruto-, 229,45 nettoregisterton, roepnaam PEPL, van de N. V. Motorschip ..Heemskerk", te Rotterdam, onder directie van J. Vermaas' Scheepvaartbedrijf, aldaar — van Blyth met bestemming Antwerpen, beladen inet kolen. De diepgang was vóór 8 voet 1 duim, achter 9 voet 3 duim. Den 14den April te 5 uur 's middags was Blakeney Overfalls-boei dwars. Te 8 uur 's avonds kreeg hij de wacht. Goed weer, helder zicht. Van den kapitein had hij order om de boei, die op de plaats van het lichtschip Cockle gelegd was, op 2 mijl afstand oost voorbij te varen en van daar koers te stellen op het lichtschip Cross sand. Te 11 uur zag hij aan stuurboord op korten afstand een lichtboei, die hij aanzag voor de boei, die in plaats van het lichtschip Cockle was gelegd, en is, zoodra deze boei dwars was, uit gaan sturen op het lichtschip Cross sand, waarvan het licht te zien was. Ongeveer tien minuten daarna liep het schip aan den grond. Hij bemerkte toen, dat de door hem waargenomen lichtboei die van Scroby bank is geweest. Deze getuige verklaarde ter zitting nog, dat hij gedurende zijn wacht herhaaldelijk voor convooien moest uitwijken; dat het niet onmogelijk is, dat door het verschuiven van de lading tegels, die op het stuurhuis lag, één of meer magneten van het kompas mede zijn verschoven. De ter zitting voorgelezen verklaring van den kapitein Teunis van Strien houdt zakelijk in: Hij heeft een diploma als tweede-stuurman groote handelsvaart. Tijdens het vastloopen van het schip lag hij te kooi. Door den stuurman is hij gewekt. Het gelukte niet met eigen middelen vlot te komen. In den morgen van 15 April kwam de reddingboot van Great Yarmouth langszij. De bemanning heeft het schip evenwel nog niet verlaten, maar hij verzocht den schipper van de reddingboot door tusschenkomst van den agent der reederij te Great Yarmouth om sleepboothulp te vragen. De ter hulp gekomen sleepboot kon de Heemskerk echter niet dicht genoeg naderen om vast te maken. De reddingboot weigerde deze verbinding tot stand te brengen. In den middag is de bemanning in de reddingboot gegaan en door deze aan den wal gebracht. De toestand was te gevaarlijk geworden om langer op het schip te blijven. Later is de Heemskerk te Great Yarmouth binnengesleept. Na een bewijs van zeewaardigheid te hebben verkregen, is de reis naar Antwerpen in den morgen van 19 April vervolgd. De inspecteur-generaal voor de scheepvaart heeft aangevoerd : dat de vaart onder de Engelsche kust onder de tegen-woordige omstandigheden niet gemakkelijk is, doch anderzijds moet worden bedacht, dat aan de gezagvoerders nauwkeurige instructies worden gegeven; dat de vaart tot Cockle-vuurschip naar behooren is volbracht, waaruit valt af te leiden, dat toen met het kompas niets bijzonders was gebeurd; dat echter daarna met het afzetten van den koers een fout is gemaakt en het schip ten slotte binnen de banken door is gegaan in plaats van er buiten; dat het lichtschip van Cross sand duidelijk te zien was en dat, wanneer de stuurman zich even had gerealiseerd in welken koers hij op Cross sand aanliep, de stuurman dadelijk had bemerkt, dat hij verkeerd was; dat er echter te veel ,op het handje" is gevaren. De Raad is van oordeel, dat deze stranding is te wijten aan de schuld van den stuurman, die zich in het geheel geen rekenschap heeft gegeven van zijn navigatie. De Raad kan hierop niet nauwkeurig ingaan, omdat de Raad geenszins er van overtuigd is, dat de vuren, welke de betrokkene beweert gezien te hebben, ook inderdaad de vuren zijn, die hij gezien heeft. Zelf meent hij op de boei van Scroby bank te hebben aangestuurd, in plaats van op Cross sand. Hoe dit echter ook zij, hij heeft met het schip over de banken heengevaren. Aan afwijking van het kompas kan de Raad moeilijk gelooven. Wanneer er een magneet is losgeraakt, zal dit vermoedelijk bij het stooten zijn gebeurd. De aanleidende oorzaak van dit ongeval meent de Raad te moeten zien in de omstandigheid, dat de sturman van de wijs is gebracht door het tegenkomen van een verduisterd convooi na het passeeren van North Cockle-boei. Hij was alleen met een roerganger, die voor den motor moest zorgen, zoodat de omstandigheden voor den betrokkene wel moeilijk waren. Daarom meent de Raad met een berisping te kunnen volstaan. Mitsdien: Straft den betrokkene Gerrit Schutter, geboren 14 Juni 1905, wonende te Oosterhoogebrug (Gr.), door het uitspreken van een berisping. Aldus gedaan door de heeren prof. mr. B. M. Taverne, eersteplaatsvervangend-voorzitter, J. N. Egmond, lid, J. T. A. J. Bruinsma, plaatsvervangend lid, G. Mulder, buitengewoon lid, in tegenwoordigheid van 's Raads secretaris mr. H. B. Tjeenk Willink, en uitgesproken door voornoemden voorzitter ter openbare zitting van den Raad van 14 Maart 1941. (get.) B. M. Taverne, H. B. Tjeenk Willink. Voor eensluidend afschrift, H. B. Tjeenk Willink, Secretaris.
1948-12-24: Tijdens de reis van Otterbacken naar Rotterdam, in de Grote Belt nabij Tranekjar aan de grond gelopen. Later door enige vissersvaartuigen vlot gebracht en reis vervolgd.
Bijvoegsel tot de Nederlandse Staatscourant van Woensdag 27 Juli 1949, no 144. Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart: No.194 Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart in zake het aan de grond lopen van het motorschip „Heemskerk" in de Grote Belt. Betrokkene: de kapitein K. Mos. Op 24 December 1948 is het motorschip „Heemskerk", op reis van Otterbacken naar Rotterdam, in de Grote Belt na het passeren van boei 28/15 nabij Tranekjar aan de grond gelopen, later met hulp van enige vissersvaartuigen vlot gekomen en heeft na onderzoek de reis vervolgd. In overeenstemming met het voorstel van de inspecteurgeneraal voor de scheepvaart besliste een commissie uit de Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 29 der Schepenwet, dat de Raad een onderzoek zou instellen naar de oorzaak van dit vastlopen. Bovendien besliste genoemde commissie, eveneens in overeenstemming met het desbetreffende voorstel van de inspecteurgeneraal voor de scheepvaart, dat het onderzoek tevens zou lopen over de vraag of niet het ongeval mede is te wijten aan de schuld van de kapitein van de „Heemskerk" K. Mos, wonende te Rotterdam. Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 16 Mei 1949, in tegenwoordigheid van de hoofdinspecteur voor de scheepvaart. De Raad nam kennis van de stukken van het voorlopig onderzoek der Scheepvaart-inspectie, waarbij processen-verbaal van de verhoren van de kapitein en de stuurman van de „Heemskerk", zomede van een te Rotterdam afgelegde scheepsverklaring, en hoorde de kapitein voornoemd als betrokkene buiten ede. Getuigen zijn in deze zaak niet gehoord. De door de kapitein gebezigde Duitse zeekaart no. 12 en het scheepsdagboek waren ter tafel aanwezig. De voorzitter zette de betrokkene, aan wie voormelde beslissing bij deurwaardersexploot was betekend, doel en strekking van het onderzoek uiteen en gaf hem gelegenheid tot zijn verdediging aan te voeren hetgeen hij daartoe dienstig achtte, hem daarbij het laatste woord latende. Uit de verklaringen en bescheiden is de Raad het volgende gebleken: Het motorschip „Heemskerk" is een Nederlands schip, toebehorende aan J. Vermaas' Scheepvaart Bedrijf, te Rotterdam. Het meet 314 bruto-registerton en wordt voortbewogen door een 150 pk. Deutz-dieselmotor. De kapitein is in het bezit van het diploma derde-stuurman G.H.V. Hij was sinds October 1948 kapitein. Op 22 December 1948 vertrok de „Heemskerk", beladen met 131 standaard gezaagd hout, waarvan 34 standaard aan dek was gestuwd, van Otterbacken, bestemd voor Rotterdam. De diepgang was vóór 8' 3", achter 8' 6". De totale bemanning bestond uit zeven personen. De route werd genomen door het Kattegat en de Grote Belt. Op 23 December te 19.50 uur werd het vuurschip Halskov op korte afstand aan bakboord gepasseerd; men volgde verder de boeien van route 28. Het was helder weer, de wind Noord 3, de zee kalm. Het schip voer volle kracht, vaart zeven mijl, de kapitein had de wacht, de stuurman stond aan het roer. Te 21.10 uur werd boei 15 op korte afstand gepasseerd en een kwartier later werd koers veranderd tot 185 r.w.; op deze koers was er geen deviatie. Boei 14 is niet gezien en ook zag men de volgende boeien niet. De vuren van de wal waren duidelijk te zien, zowel Hov en Tranekjar op Langeland als het vuur van Omö aan bakboord. De vuren waren zohelder te zien, dat betrokkene overtuigd was, te veel om de West te zitten. Daarom veranderde hij reeds vóórdat hij bij boei 14 kon zijn tot 185° en bleef hij deze koers doorliggen, nadat hij te 23.00 uur Tranekjar dwars had. Te 23.15 uur liep het schip aan de grond, zoals daarna bleek op een bankje op 54° 57.2' N.Br. en 11° 01' O.L. De ruimen bleken geen water te maken. Het gelukte niet om met behulp van de schroef vlot te komen, ook niet nadat de tanks waren lens gepompt. Het schip zat tot de brug geboeid. Te 12.00 uur van 26 December kwam het schip vlot, maar direct liep het schip weer vast, omdat de roerkoning 30° verdraaid bleek. Met hulp van enige vissersschepen kwam de „Heemskerk" een uur later, nadat men de stuurinrichting weer bruikbaar had gemaakt, vlot. Toen bleek, dat het schip geen water maakte, werd de reis vervolgd. Op 30 December arriveerde de „Heemskerk" te Rotterdam. Ter zitting verklaarde betrokkene, dat hij was misleid door de helderheid van Hov en Tranekjar en daarom meende in te staan. Hij kan geen verklaring geven, waarom hij niet een kruispeiling heeft genomen. Hij zegt te hebben verwacht tijdig Kjels Nor te zullen zien, maar afgezien van het feit, dat hij bij het vastlopen nog niet op de lichtcirkel daarvan stond, kan hij niet verklaren hoe hij dan had willen navigeren! Betrokkene zegt te weten, dat hij wegens het gevaar van mijnen de officiële route moet volgen. De hoofdinspecteur voor de scheepvaart voert aan, dat de door betrokkene gèvoerde navigatie onvoldoende was voor een veilige vaart. Een kwartier na het passeren van boei 15 veranderde hij tot 185 r.w. en hield deze koers ook, nadat hij boei 14 niet had gezien. Het niet zien van deze boei had hem tot nadenken moeten brengen. Deze koers had hij pas vanaf boei 14 moeten sturen. Het was helder weer en de vuren van Hov en Tranekjar waren te zien. Hij had zeer eenvoudig door een kruispeiling de plaats van het schip kunnen vaststellen. Dan had hij gezien, dat hij niet dichter bij die vuren stond dan zijn gis. Er was geen reden om te menen, dat het schip was ingezet. Er stond geen sterke stroom, de wind was licht en het kompas was goed. Dan rekent de kapitein het vuur van Kjels Nor te zullen zien, maar de lichtcirkel daarvan reikt niet tot boei 11, waar het schip koers had moeten ver-anderen. Hier is op losse gedachten en opvattingen genavigeerd; niets is gecontroleerd; geen enkel hulpmiddel voor de navigatie is behoorlijk gebruikt, met gevolg, .dat het schip strandt en schade oploopt. De koersen en de tijden van passeren der boeien zijn niet in het journaal opgetekend. De hoofdinspecteur acht de stranding het gevolg van onvoldoende en slordige navigatie en nalatigheid. Er was geen gevoel van verantwoordelijkheid voor schip en opvarenden. Betrokkene geeft wel is waar zijn fouten toe, maar deze zijn zo ernstig, dat de hoofdinspecteur voorstelt, op kapitein K. Mos een tuchtmaatregel toe te passen door hem de bevoegdheid om als kapitein op te treden op schepen in de kleine handelsvaart te ontnemen voor de tijd van één week. De Raad is van oordeel, dat het aan de grond lopen van het motorschip „Heemskerk" te wijten is aan de onvoldoende en slordige navigatie van betrokkene. Deze heeft geheel op goed geluk gevaren. De omstandigheden maakten het hem zo gemakkelijk mogelijk om door de Grote Belt te varen. Het was kalm weer en zeer helder zicht, terwijl het vaarwater voldoende door boeien is aangegeven. Alleen omdat hij meent door de helderheid van een walvuur in te staan, geeft hij een goede gis een kwartier na het passeren van boei 15 op en verandert koers, vóórdat hij bij de volgende boei kon zijn. Hij had alle middelen bij de hand om door een kruispeiling zijn gis te controleren, maar laat dit na en laat de verdere navigatie berusten op de op niets gebaseerde mening in te staan. Toen Tranekjar dwars was en hij in de koers 185 bleef doorgaan, moest hij toch zeker hebben begrepen, dat hij zijn schip in gevaar bracht. De Raad begrijpt niet wat het zien van het vuur van Kjels Nor op dat tijdstip voor hem van nut zou zijn geweest. Betrokkene heeft door deze gebrekkige navigatie niet alleen buiten de mijnenvrije geul gevaren, maar heeft ook door het vastlopen zijn schip en de opvarenden aan ernstig gevaar blootgesteld. De Raad vraagt zich af of deze kapitein, die éérst op latere leeftijd gezagvoerder werd, wel de eigenschap heeft om deze functie uit te oefenen, doch meent, dat ditmaal met een tuchtmaatregel kan worden volstaan. Mitsdien: Straft Klaas Mos, kapitein, geboren 20 December 1898, wonende te Rotterdam, door hem de bevoegdheid om als kapitein te varen op schepen van de kleine handelsvaart te ontnemen voor de tijd van drie maanden. Aldus gedaan door
de heren mr. A. Dirkzwager, tweede plv. voorzitter, C. H. Brouwer, G. J. Barendse en L. Meulman, leden, in tegenwoordigheid van 's Raads secretaris mr. A. Boosman, en uitgesproken ter openbare zitting van de Raad. (Get.) A. Dirkzwager; A. Boosman.
Bijvoegsel tot de Nederlandse Staatscourant van Woensdag 27 Juli 1949, no 144. Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart: No. 194 Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart in zake het aan de grond lopen van het motorschip „Heemskerk" in de Grote Belt. Betrokkene: de kapitein K. Mos. Op 24 December 1948 is het motorschip „Heemskerk", op reis van Otterbacken naar Rotterdam, in de Grote Belt na het passeren van boei 28/15 nabij Tranekjar aan de grond gelopen, later met hulp van enige vissersvaartuigen vlot gekomen en heeft na onderzoek de reis vervolgd. In overeenstemming met het voorstel van de inspecteurgeneraal voor de scheepvaart besliste een commissie uit de Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 29 der Schepenwet, dat de Raad een onderzoek zou instellen naar de oorzaak van dit vastlopen. Bovendien besliste genoemde commissie, eveneens in overeen-stemming met het desbetreffende voorstel van de inspecteurgeneraal voor de scheepvaart, dat het onderzoek tevens zou lopen over de vraag of niet het ongeval mede is te wijten aan de schuld van de kapitein van de „Heemskerk" K. Mos, wonende te Rotterdam. Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 16 Mei 1949, in tegenwoordigheid van de hoofdinspecteur voor de scheepvaart. De Raad nam kennis van de stukken van het voorlopig onderzoek der Scheepvaart-inspectie, waarbij processen-verbaal van de verhoren van de kapitein en de stuurman van de „Heemskerk", zomede van een te Rotterdam afgelegde scheepsverklaring, en hoorde de kapitein voornoemd als betrokkene buiten ede. Getuigen zijn in deze zaak niet gehoord. De door de kapitein gebezigde Duitse zeekaart no. 12 en het scheepsdagboek waren ter tafel aanwezig. De voorzitter zette de betrokkene, aan wie voormelde beslissing bij deurwaardersexploot was betekend, doel en strekking van het onderzoek uiteen en gaf "hem gelegenheid tot zijn verdediging aan te voeren hetgeen hij daartoe dienstig achtte, hem daarbij het laatste woord latende. Uit de verklaringen en bescheiden is de Raad het volgende gebleken: Het motorschip „Heemskerk" is een Nederlands schip, toebehorende aan J. Vermaas' Scheepvaart Bedrijf, te Rotterdam. Het meet 314 bruto-registerton en wordt voortbewogen door een 150 pk. Deutz-dieselmotor. De kapitein is in het bezit van het diploma aerde-stuurman G.H.V. Hij was sinds October 1948 kapitein. Op 22 December 1948 vertrok de „Heemskerk", beladen met 131 standaard gezaagd hout, waarvan 34 standaard aan dek was gestuwd, van Otterbacken, bestemd voor Rotterdam. De diepgang was vóór 8' 3", achter 8' 6". De totale bemanning bestond uit zeven personen. De route werd genomen door het Kattegat en de Grote Belt. Op 23 December te 19.50 uur werd het vuurschip Halskov op korte afstand aan bakboord gepasseerd; men volgde verder de boeien van route 28. Het was helder weer, de wind Noord 3, de zee kalm. Het schip voer volle kracht, vaart zeven mijl, de kapitein had de wacht, de stuurman stond aan het roer. Te 21.10 uur werd boei 15 op korte afstand gepasseerd en een kwartier later werd koers veranderd tot 185 r.w.; op deze koers was er geen deviatie. Boei 14 is niet gezien en ook zag men de volgende boeien niet. De vuren van de wal waren duidelijk te zien, zowel Hov en Tranekjar op Langeland als het vuur van Omö aan bakboord. De vuren waren zo helder te zien, dat betrokkene overtuigd was, te veel om de West te zitten. Daarom veranderde hij reeds vóórdat hij bij boei 14 kon zijn tot 185° en bleef hij deze koers doorliggen, nadat hij te 23.00 uur Tranekjar dwars had. Te 23.15 uur liep het schip aan de grond, zoals daarna bleek op een bankje op 54° 57.2' N.Br. en 11° 01' O.L. De ruimen bleken geen water te maken. Het gelukte niet om met behulp van de schroef vlot te komen, ook niet nadat de tanks waren lens gepompt. Het schip zat tot de brug geboeid. Te 12.00 uur van 26 December kwam het schip vlot, maar direct liep het schip weer vast, omdat de roerkoning 30° verdraaid bleek. Met hulp van enige vissersschepen kwam de „Heemskerk" een uur later, nadat men de stuurinrichting weer bruikbaar had gemaakt, vlot. Toen bleek, dat het schip geen water maakte, werd de reis vervolgd. Op 30 December arriveerde de „Heemskerk" te Rotterdam. Ter zitting verklaarde betrokkene, dat hij was misleid door de helderheid van Hov en Tranekjar en daarom meende in te staan. Hij kan geen verklaring geven, waarom hij niet een kruispeiling heeft genomen. Hij zegt te hebben verwacht tijdig Kjels Nor te zullen zien, maar afgezien van het feit, dat hij bij het vastlopen nog niet op de lichtcirkel daarvan stond, kan hij niet verklaren hoe hij dan had willen navigeren! Betrokkene zegt te weten, dat hij wegens het gevaar van mijnen de officiële route moet volgen. De hoofdinspecteur voor de scheepvaart voert aan, dat de door betrokkene gèvoerde navigatie onvoldoende was vöor een veilige vaart. Een kwartier na het passeren van boei 15 veranderde hij tot 185 r.w. en hield deze koers ook, nadat hij boei 14 niet had gezien. Het niet zien van deze boei had hem tot nadenken moeten brengen. Deze koers had hij pas vanaf boei 14 moeten sturen. Het was helder weer en de vuren van Hov en Tranekjar waren te zien. Hij had zeer eenvoudig door een kruispeiling de plaats van het schip kunnen vaststellen. Dan had hij gezien, dat hij niet dichter bij die vuren stond dan zijn gis. Er was geen reden om te menen, dat het schip was ingezet. Er stond geen sterke stroom, de wind was licht en het kompas was goed. Dan rekent de kapitein het vuur van Kjels Nor te zullen zien, maar de lichtcirkel daarvan reikt niet tot boei 11, waar het schip koers had moeten veranderen. Hier is op losse gedachten en opvattingen genavigeerd; niets is gecontroleerd; geen enkel hulpmiddel voor de navigatie is behoorlijk gebruikt, met gevolg, .dat het schip strandt en schade oploopt. De koersen en de tijden van passeren der boeien zijn niet in het journaal opgetekend. De hoofdinspecteur acht de stranding het gevolg van onvoldoende en slordige navigatie en nalatigheid. Er was geen gevoel van verantwoordelijkheid voor schip en opvarenden. Betrokkene geeft wel is waar zijn fouten toe, maar deze zijn zo ernstig, dat de hoofdinspecteur voorstelt, op kapitein K. Mos een tuchtmaatregel toe te passen door hem de bevoegdheid om als kapitein op te treden op schepen in de kleine handelsvaart te ontnemen voor de tijd van één week. De Raad is van oordeel, dat het aan de grond lopen van het motorschip „Heemskerk" te wijten is aan de onvoldoende en slordige navigatie van betrokkene. Deze heeft geheel op goed geluk gevaren. De omstandigheden maakten het hem zo gemakkelijk mogelijk om door de Grote Belt te varen. Het was kalm weer en zeer helder zicht, terwijl het vaarwater voldoende door boeien is aangegeven. Alleen omdat hij meent door de helderheid van een walvuur in te staan, geeft hij een goede gis een kwartier na het passeren van boei 15 op en verandert koers, vóórdat hij bij de volgende boei kon zijn. Hij had alle middelen bij de hand om door een kruispeiling zijn gis te controleren, maar laat dit na en laat de verdere navigatie berusten op de op niets gebaseerde mening in te staan. Toen Tranekjar dwars was en hij in de koers 185 bleef doorgaan, moest hij toch zeker hebben begrepen, dat hij zijn schip in gevaar bracht. De Raad begrijpt niet wat het zien van het vuur van Kjels Nor op dat tijdstip voor hem van nut zou zijn geweest. Betrokkene heeft door deze gebrekkige navigatie niet alleen buiten de mijnenvrije geul gevaren, maar heeft ook door het vastlopen zijn schip en de opvarenden aan ernstig gevaar blootgesteld. De Raad vraagt zich af of deze kapitein, die éérst op latere leeftijd gezagvoerder werd, wel de eigenschap heeft om deze functie uit te oefenen, doch meent, dat ditmaal met een tuchtmaatregel kan worden volstaan. Mitsdien: Straft Klaas Mos, kapitein, geboren 20 December 1898, wonende te Rotterdam, door hem de bevoegdheid om als kapitein te varen op schepen van de kleine handelsvaart te ontnemen voor de tijd van drie maanden. Aldus gedaan door de heren mr. A. Dirkzwager, tweede plv. voorzitter, C. H. Brouwer, G. J. Barendse en L. Meulman, leden, in tegenwoordigheid van 's Raads secretaris mr. A. Boosman, en uitgesproken ter openbare zitting van de Raad. (Get.) A. Dirkzwager; A. Boosman.

Uitspraak Raad voor de Scheepvaart naar aanleiding van het aan de grond lopen op 24-12-1948 van het m.s. Heemskerk in de Grote Belt na het passeren van boei 28/15 nabij Tranekjar. Op reis van Otterbacken naar Rotterdam geladen met 131 standaard gezaagd hout waarvan 34 standaard aan dek. Later met hulp van enige vissers-vaartuigen vlot gekomen. Oordeel van de Raad is o.a.: dat het aan de grond lopen te wijten is aan de onvoldoende en slordige navigatie van kapitein K. Mos. Deze heeft geheel op goed geluk gevaren en door de gebrekkige navigatie niet alleen buiten de mijnen vrije geul gevaren maar door het vastlopen, zijn schip en de opvarenden aan ernstig gevaar bloot gesteld. De Raad vraagt zich af of deze kapitein wel de eigenschap heeft om deze functie uit te oefenen. De Raad straft kapitein K. Mos te Rotterdam door hem de bevoegdheid te ontnemen om als kapitein te varen op schepen van de kleine handelsvaart voor de tijd van drie maanden. Gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant op 27 juli 1949.
1949-06-19: Bijvoegsel tot de Nederlandse Staatscourant van Donderdag 9 Februari 1950 No. 29. Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart: No. 2 Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart in zake de klacht van de inspecteur-generaal voor de scheepvaart tegen K. Mos, kapitein van het motorschip „Heemskerk" wegens: 1 °. het niet in verbinding treden met de expert van een onderzoekingsbureau, nadat zijn schip aan de grond was gelopen; 2°. het niet behoorlijk bijhouden van het scheepsdagboek; 3°. het niet nakomen van de verplichting in zake de botencontrole.
Op 26 Juli 1949 is door de inspecteur-generaal voor de scheepvaart bij de Raad voor de Scheepvaart een klacht ingediend van de volgende inhoud: ,,De Inspecteur-Generaal voor de Scheepvaart: Verwijzende naar de stukken, proces-verbaal Ramp no. 117 A Blauw 1949, betreffende het op 19 Juni 1949 overkomen ongeval aan het motorschip „Heemskerk' : Overwegende: Ten eerste, dat kapitein Klaas Mos na dit ongeval te Mittelfahrt zijn onderzoekings-bureau niet heeft gewaarschuwd, ten einde het schip aan een expertise te onderwerpen, zoals is voorgeschreven in artikel 13 van het Schepenbesluit: Ten tweede, dat kapitein Klaas Mos het scheepsdagboek niet heeft bijgehouden overeenkomstig het hiervóór voorgeschrevene: Ten derde, dat kapitein Klaas Mos de verplichting niet is nagekomen in zake de botencontröle, als voor-geschreven in artikel 101 van het Schepenbesluit en artikel 9 der Schepenwet: Overwegende, dat hieruit gevaar voor schip en opvarenden kan voortvloeien, zodat dit feit geacht moet worden een misdraging jegens de rederij en schepelingen: Gelet op de artikelen 48 en 49 van de Schepenwet; Stelt aan de Raad voor de Scheepvaart voor, een onderzoek in te stellen en kapitein Klaas Mos te horen. Een commissie uit de Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 49 der Schepenwet, besliste, dat naar de gegrondheid van voorschreven klacht een onderzoek door de Raad zou worden ingesteld. Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 29 December 1949, in tegen-woordigheid van de inspecteur-generaal voor de scheepvaart. De Raad nam kennis van de ten deze door de inspecteurgeneraal voor de scheepvaart overgelegde stukken, waaronder een door de inspecteur voor de scheepvaart in het 2de district L. Korstanje op de ambtseed opgemaakt procesverbaal dd. 16 Juli 1949, inhoudende een verhoor van aangeklaagde Klaas Mos, wonende te Rotterdam. De Raad verleende tegen aangeklaagde, die, hoewel behoorlijk opgeroepen om op de zitting te verschijnen, niet verschenen was, verstek en behandelde de zaak buiten zijn tegen- woordigheid. Uit het door de Raad gehouden onderzoek is het navolgende gebleken: Het motorschip ,,Heemskerk" is een Nederlands schip, toebehorende aan de Hollandsche Zeereederij, te Rotterdam. Het meet 315 bruto-registerton en wordt voortbewogen dooreen 150 pk. Deutz-motor. Op 15 Juni 1949 vertrok de ,,Heemskerk" van Antwerpen met bestemming Mittelfahrt. De diepgang was vóór 8'2". achter 8'10". Inclusief de kapitein bevonden zich acht man bemanning aan boord. Op 19 Juni, toen tijdens de wacht van de kapitein de ,.Heemskerk" door de Feuer Rinne voer, liep zij te 13.00 uur aan de grond, doordat het schip ten gevolge van het loswerken van een verbindingsbout in de stuurleiding uit zijn roer liep. Na lossing van een deel der lading in een ander schip slaagde men er de volgende dag te 22.00 uur in weer vlot te komen. Op 21 Juni te 10.00 uur meerde de „Heemskerk" te Mittelfahrt. Overeenkomstig het voorstel van de inspecteur-generaal voor de scheepvaart achtte een commissie uit de Raad voor de Scheepvaart het niet nodig naar dit aan de grond lopen een onderzoek in te stellen. Te Mittelfahrt verzuimde de kapitein de hem in artikel 13 van het Schepenbesluit opgelegde verplichting na te komen en trad, hoewel het vermoeden moest zijn gerezen, dat schade aan het schip was ontstaan, niet in verbinding met een agent van een erkend onderzoekingsbureau, maar maakte na lossing een nieuwe reis naar Bo'ness en Blyth en arriveerde op 11 Juli 1949 te Rotterdam. Het schip had niet gelekt, maar hier bleek na droogzetten, dat het schip twee lichte deuken in de bodem had. Tijdens het voorlopig onderzoek door de Scheepvaartinspectie bleek, dat het scheepsdagboek niet volgens de voorschriften werd bijgehouden. Het certificaat van uitwatering was niet ingevuld, terwijl de rubriek bootoefeningen geheel blanco was. Voorts bleek, dat botencontröle, zoals voorgeschreven in artikel 101 van het Schepenbesluit, nimmer had plaats gevonden. De inspecteur-generaal voor de scheepvaart voert aan, dat de aard van het ongeval, dat de „Heemskerk" op 19 Juni heeft getroffen, niet van die aard was om de Raad voor de Scheepvaart voor te stellen, daarnaar een onderzoek in te stellen. Later is ook gebleken, dat het schip slechts geringe schade had geleden. De kapitein kon dit destijds echter niet weten en het was zijn plicht geweest om in Mittelfahrt een agent van een erkend classificatiebureau er bij te roepen om een certificaat van zeewaardigheid te krijgen. Door dit niet te doen, stelde hij schip en opvarenden aan gevaar bloot. De kapitein heeft ook nagelaten het journaal behoorlijk bij te houden. Hierdoor is het voor de ambtenaren van de Scheepvaartinspectie veel moeilijker om te controleren of het schip nog geheel zeewaardig is. Deze ambtenaren moeten op gemakkelijke wijze kunnen controleren wat aan boord is gebeurd. Periodieke botencontrole is eveneens nodig met het oog op de veiligheid van de opvarenden. Dit is ook door kapitein Mos nagelaten. De inspecteur-generaal is van mening, dat in dit geval straf niet achterwege mag blijven, en stelt de Raad voor, de kapitein te straffen door hem de bevoegdheid om als kapitein te varen op zeeschepen te ontnemen voor twee weken. De Raad is van oordeel, dat kapitein K. Mos schuldig is aan de feiten, die de inspecteur-generaal hem ten laste heeft gelegd. Nadat zijn schip aan de grond was gelopen, moest voor aangeklaagde het vermoeden rijzen, dat schade aan zijn schip kon zijn ontstaan. Dan had hij ook ingevolge artikel 13 van het Schepen-besluit in verbinding moeten treden met een agent van een erkend onderzoekingsbureau, voor hij weer uit Mittelfahrt vertrok. Door dit na te laten, stelde hij schip en opvarenden aan gevaar bloot. Door na te laten het journaal goed in te vullen, kunnen zaken, die voor de veiligheid van het schip en de opvarenden van belang zijn, ontsnappen aan de aandacht van de met controle belasteambtenaren. Door niet geregeld bootoefeningen of controle te houden, overtrad de kapitein het bepaalde in artikel 101 van het Schepenbesluit. Al deze nalatigheden vormen een misdraging jegens schip en opvarenden. De Raad is van oordeel, dat de kapitein daarvoor moet worden gestraft, en straft mitsdien Klaas Mos, geboren 20 December 1898, wonende te Rotterdam, door hem de bevoegdheid om als kapitein te varen op zeeschepen te ontnemen voor de tijd van twee weken. Aldus gedaan door de heren mr. A. Dirkzwager, tweede plv. voorzitter, C. H. Brouwer en G. J. Barendse, leden, in tegenwoordigheid van 's Raads secretaris mr. A. Boosman, en uitgesproken ter openbare zitting van de Raad. (Get.) A. Dirkzwager; A. Boosman.
1951-12-10: Algemeen Handelsblad 25-02-1953: Stranding van “Heemskerk”. Straf tegen gezagvoerder geëist. (Van een onzer verslaggevers) Ter zitting van de Raad voor de Scheepvaart te Amsterdam adviseerde de inspecteur de bevoegdheid van de kapitein van de kustvaarder Heemskerk in te trekken voor de tijd van drie weken, omdat aan diens onjuiste navigatie z.i. de stranding van het schip op 10 December j.l.. in de Kalmarsund was te wijten. De 327 ton metende coaster was op weg van Stockholm naar New Castle. Bij het zeer slechte weer had de kapitein niet geankerd om nauwkeurig plaats te bepalen. Hij passeerde het licht Slottsbredan aan bakboord in plaats van aan stuurboord, zonder het licht te zien. Ten gevolge van deze onjuiste navigatie is de Heemsker gestrand; later kon de kustvaarder worden losgesleept. De raad zal later uitsuraak doen.
Bijvoegsel van de Nederlandse Staatscourant van Dinsdag 31 Maart 1953, no.63. Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart.
No 27 Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart in zake de stranding van het motorschip „Heemskerk" op Enskarsb Rif in de Kalmarsund. Betrokkene: de kapitein J. Maan. Op 10 December 1952 is het motorschip „Heemskerk", op de reis van Stockholm naar New Castle, tijdens mist in de Kalmarsund op Enskarsb Rif gestrand. Het is 12 December vlotgekomen. In overeenstemming met het voorstel van de inspecteur-generaal voor de scheepvaart besliste een commissie uit de Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 29 der Schepenwet, dat de Raad een onderzoek zou instellen naar de oorzaak van deze stranding en tevens dat het onderzoek zou lopen over de vraag of niet het ongeval mede te wijten is aan de schuld van de kapitein van de „Heemskerk", J. Maan, wonende te Katwijk aan Zee. Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 25 Februari 1953, in tegenwoordigheid van de inspecteur voor de scheepvaart J. Metz. De Raad nam kennis van de stukken van het voorlopig onderzoek der Scheepvaartinspectie, waarbij een proces-verbaal van een verhoor van de kapitein, zomede van het scheepsdagboek en de door de kapitein gebruikte Zweedse kaart no. 255: Kalmarsund, en hoorde de kapitein, voornoemd, als betrokkene buiten ede. De voorzitter zette de betrokkene, aan wie voormelde beslissing was meegedeeld, doel en strekking van het onderzoek uiteen en gaf hem gelegenheid tot zijn verdediging aan te voeren hetgeen hij daartoe dienstig achtte, hem daarbij het laatste woord latende. Uit de verklaringen en bescheiden is de Raad het volgende gebleken: Het motorschip „Heemskerk" is een Nederlands schip, toebehorende aan de Rederij J. Vermaas' Scheepvaartbedrijf,te Rotterdam. Het meet 315 bruto-registerton en wordt voortbewogen door een 145 pk motor. Op 8 December 1952 vertrok de „Heemskerk", beladen met 110 standaard hout, van Stockholm naar New Castle. De diepgang was bij vertrek vóór 6'7", achter 8'9". Inclusief de kapitein bestond de bemanning uit 8 personen. Op de uitreis was de met dispensatie varende stuurman ziek achter-gebleven te Holtenau. Een matroos verrichtte hierna de dienst als stuurman. Na vertrek uit Stockholm had men aanvankelijk goed weer, maar ter hoogte van Öland werden de weers-omstandigheden zoveel slechter, dat de kapitein besloot, mede in verband met het geringe motorvermogen, om door de Kalmarsund te gaan. Op 9 December te 23.15 uur werd Bla Jungfrun op 1,5 mijl afstand aan stuurboord gepasseerd. Het was buiig met sneeuw en mist, de wind was Z.W.4. De kapitein zag reeds het vuur van Dämman door de sneeuw- en mistvlagen heen en stuurde ruim vrij daarvan. Hij navigeerde op zicht; de kompassen wezen goed aan, waren op 2 September 1952 nog gecompenseerd. De kapitein had geregeld azimuths genomen en nooit een afwijking gevonden. Op 10 December te 1.45 uur werd het vuur van Dämman op 2 mijl afstand aan stuurboord gepasseerd. De kapitein was op de brug. Er stond een matroos aan het roer en er was één man aan dek. Het zicht werd slechter. Er werd geregeld gelood; de „Heemskerk" heeft geen echolood. Wanneer gelood werd, loste de kapitein de roerganger af, opdat deze bij het loden kon helpen. Men had tot 1.45 uur in peiling gestuurd, daarna werd tot 3.00 uur 205° r.w. gestuurd en vervolgens 200°. Na het passeren van Dämman zag de kapitein dit vuur nog af en toe door de buien heen en leek het schip zijn goede koers te volgen. Hierna werd niets meer gezien. Slottsbredan werd niet gezien. Om de 15 of 20 minuten werd gelood. De vaart was afwisselend, werd door de kapitein geschat op 4 mijl. De kapitein wilde niet ten anker gaan, omdat er geen goede hou-grond is, deze bestaat uit stenen. Hij wilde de reis voortzetten, hoewel hij geen verkenning had. Te 3.50 uur liep het schip aan de grond en was met achteruitslaan niet vlot te brengen. Het bleek te zijn vastgelopen op Enskarsb Rif. De kapitein had gemeend wel een mijl vrij te zijn gevaren van Slottsbredan. De „Heemskerk" bleek vooral bij luik 2 geboeid te zitten. Na dag worden werd enige keren een werp uitgebracht, maar het werd steeds thuisgehieuwd. Het schip, dat alleen onder luik 1 een dubbele bodem heeft, bleek geen water te maken. De kapitein heeft meermalen de dubbele-bodemtanks vol laten lopen en weer leeggepompt en met schroef en roer gewerkt om beweging in het schip te krijgen. Op 12 December te 9.00 uur kwam de „Heemskerk" vlot. De reis werd voortgezet. Men liep Den Helder aan, waar 17 December werd gemeerd. Na onderzoek werd toestemming gegeven de reis naar New Castle voort te zetten. Ter zitting verklaarde de kapitein geheel overeenkomstig het hiervóór vermelde. Betrokkene was meermalen door de Kalmarsund gevaren. Hij had de afstand tot Dämman te 1.45 uur bepaald door vier-streeks-peiling. De vaart was tot dat tijdstip 6 mijl gebleken; men had geen stroom bemerkt. Betrokkene begreep, dat in de Kalmarsund, ten gevolge van de Z.W.-wind, een N.O.-stroom door kon staan. Hij liet te 1.45 uur 205° r.w. sturen en verwachtte in deze koers Slottsbredan, dat geen mistsein heeft, op een mijl aan stuurboord te passeren. Na de stranding bleek de „Heemskerk" over een traject van 10 mijl 2 mijl te zijn ingezet. Slottsbredan moet aan bakboord zijn gepasseerd. Betrokkene acht het niet waar-
schijnlijk, dat deze wegzetting door stroom is veroorzaakt; misschien hebben magnetische storingen invloed gehad. Zowel vóór Dämman als op de verdere thuisreis na vlotkomen wezen de kompassen goed aan; er is ook goed gestuurd. De volle kracht vaart was 6 mijl; er werd met afwisselende vaart gevaren, daar het afwisselend zicht was. Na het passeren is Dämman nog wel een halfuur a drie kwartier gezien. De inspecteur voor de scheepvaart voerde aan, dat de afstand, waarop te 1.45 uur van 10 December Dämman was gepasseerd, werd vastgesteld door vier-streeks-peiling. Indien het goed weer is, kan een dergelijke afstand zeer zuiver zijn. Er heerste echter Z.W.-wind met waarschijnlijk N.O.- stroom. In een dergelijk geval kan de vaart te groot zijn genomen en kan het schip veel dichter instaan dan men meent. Nu werd zodanig gestuurd, dat Slottsbredan op één mijl afstand aan stuurboord zou worden gepasseerd. Dämman, dat nog achteruit in zicht was, werd nog enige tijd gepeild. Men meende op te merken, dat het schip niet van de koerslijn werd weggezet. Om hiervan zeker te zijn, moet zeer nauwkeurig en herhaaldelijk worden gepeild. Het niet wegzetten na Dämman moet worden betwijfeld; de „Heemskerk" is, na 2 mijl te zijn weggezet, op Enskarsb Rif gestrand. Het is vreemd, dat Slottsbredan niet is gezien, nu het niet potdik was, maar het zicht slechts bij vlagen verminderde. Misschien is alleen aan stuurboord daarnaar uitgekeken, terwijl het aan b.b.-zij is gepasseerd. Nu de kapitein Slottsbredan niet op de verwachte tijd zag, had de kapitein niet door moeten gaan, maar had hij moeten wachten. De kapitein had te veel haast om de reis voort te zetten. Misschien is hij vermoeid geweest. Nu hij geen stuurman aan boord had, zal hij een zwaardere dienst hebben gehad dan normaal; misschien is daardoor zijn aandacht verslapt. Als nauwkeuriger was genavigeerd en bij Slottsbredan de voorzichtigheid was betracht, had deze stranding voorkomen kunnen worden. De kapitein heeft schuld aan het vastlopen van zijn schip en zal daarvoor moeten worden gecorrigeerd. De inspecteur stelt de Raad voor kapitein J. Maan de bevoegdheid om als kapitein op zeeschepen te varen te ontnemen voor de tijd van drie weken. Het oordeel van de Raad luidt als volgt: Het aan de grond lopen van het motorschip „Heemskerk" op 10 December 1952 op Enskarsb Rif is het gevolg van een verzetting naar stuurboord van 2 mijl, nadat 2 uren tevoren bij het passeren van Dmman een goed bestek was verkregen. Er is niet gebleken, dat verkeerd is gestuurd of dat de kompassen verkeerd hebben aangewezen. De Raad acht het waarschijnlijk dat N.O.-gaande stroom zoveel invloed heeft gehad op het slechts langzaam varende schip, dat hierdoor de wegzetting kan worden verklaard. De Raad neemt aan, dat de kapitein aanvankelijk met de nodige zorg heeft genavigeerd; de vaart werd geminderd en geregeld werd gelood. Toen Slottsbredan niet op tijd werd gezien, maakte de kapitein de ernstige fout, dat hij toch de reis wilde voortzetten. Het niet zien van dit vuur, terwijl het niet potdik was, moest wijzen op een zodanige wegzetting, dat verder varen noodlottig moest worden. Hij had verkenning van dit vuur moeten hebben aleer hij de reis mocht voortzetten. De Raad neemt aan, dat de kapitein zich heeft laten voortdrijven door zekere haast om op een bepaalde tijd op de bestemmingsplaats te komen, maar dat ook oververmoeidheid een rol heeft gespeeld bij het niet toepassen van de vereiste voorzichtigheid. De Raad is van oordeel, dat de kapitein schuld heeft aan het aan de grond lopen van zijn schip, maar dat slechts een geringe correctie vereist wordt, daar de kapitein blijk geeft de lering uit deze ramp te hebben getrokken en de schade aan het schip slechts gering is. De Raad straft mitsdien kapitein Jacob Maan, geboren 6 Juli 1894, wonende te Katwijk aan Zee, door het uitspreken van een berisping. Aldus gedaan door de heren mr. W. A. Vos, eerste plv. voorzitter, C. H. Brouwer, K. Visser en K. R. Bosma, leden, in tegenwoordigheid van 's Raads secretaris, mr. A. Boosman, en uitgesproken ter openbare zitting van de Raad van 25 Februari 1953. (Get.) Vos, A. Boosman.
1952-10-08: Coaster Heemskerk vast in Bothnische Golf - geen gevaar. De Rotterdamse kustvaarder „Heemskerk" is vanmorgen in de Bothnische Golf aan de grond gelopen. Hoewel de eerste berichten zeer verontrustend waren, wist een Zweeds persbureau later te melden, dat het schip niet in gevaar is. De eigenaar van de .„Heemskerk", Vermaas Scheepvaart Bedrijf, kon ons nog geen inlichtingen verstrekken. De „Heemskerk" is op weg van Denemarken naar Zweden. Er is een bemanning van zeven koppen aan boord. In de vroege morgenuren merkte de vuurtorenwachter van het eiland Aland lichtsignalen op in de dichte mist. Toen bleek, dat er een vrachtschip aan de grond was gelopen. Onmiddellijk werden reddingsboten uitgezet' maar zij konden niets doen door de hoge zee en de dikke mist. Later zijn een Zweeds oorlogsschip en twee sleepboten ter assistentie uitgevaren, maar zij konden door de eer slechte weersomstandigheden evenmin iets uitrichten. Ook is een hefschroefvliegtuig opgestegen om de positie van de „Heemskerk" op te nemen. Maar daar de windsnelheid was aangegroeid tot 65 mijl per, uur is het niet waarschijnlijk, dat het toestel het schip zal bereiken. Bij Aland.De 330 ton metende „Heemskerk" is ongeveer vijftien mijl ten oosten van Osthammer in de Bothnische Golf, tussen de Zweedse kust en het eiland Aland aan de grond gelopen. Aangenomen, wordt, dat de bemanning nog aan boord is. De in de buurt patrouillerende schepen kunnen het schip niet naderen wegens de zware deining. Ze menen echter vastgesteld te hebben, dat er rook uit de schoorsteen komt. Alle schepen in de buurt hebben opdracht gekregen in de nabijheid te blijven om zo nodig hulp te kunnen bieden. Eerst kwam het bericht, dat de toestand van het schip in het noodweer met het uur hachelijker werd. Later in de morgen werd evenwel gemeld, dat het schip geen gevaar loopt.Geen gewonden. Even na tien uur is het gelukt langszij het gestrande schip te komen en zijn enige mannen aan boord van de „Heemskerk" gegaan. De bemanning is nog aan boord, en niemand is gewond. Er zal eenpoging worden ondernomen het schip ondanks de krachtige wind en de hoge deining vandaag nog vlot te krijgen.
De waarheid 09-10-1952: Ned. schip „Heemskerk” (315 ton) had moeilijkheden. Stockholm, 9 October. — Het 315 ton metende Nederlandse schip „Heemskerk", dat gisteren tijdens ruw weer voor de kust van Zweden aan de grond liep en noodsignalen uitzond, is weer vlot gekomen en door twee Zweedse sleepboten naar de haven van Oeregrund gesleept. Het schip, dat eigendom is van J. Vermaas' scheepvaartbedrijf te Rotterdam, zal in Oeregrund gerepareerd worden. De opvarenden, acht mannen en twee vrouwen, maakten het goed maar waren zeer vermoeid, doordat zij in 48 uur niet hadden geslapen (de vrouwen waren bovendien zeeziek). De namen der opvarenden worden door een Zweeds persagentschap als volgt opgegeven: kapitein: J. Maan, eerste stuurman B. Swaak, eerste machinist J. van de Pauw, tweede machinist L. Lommerde, kok C. Spillner, P. Putten, L. de la Penho, G. Goosens, mevr. Swaak en mej Maan.
09-10-1952: Nederlands vaartuig op kust van Zweden in nood. Veilig, na moeilijke redding, in haven van Oeregrund binnengesleept.
Het 315 ton metende Nederlandse kustvaartuig Heemskerk uit Rotterdam is gisteren naar de Zweedse haven Oeregrund gesleept, nadat het gedurende 24 uur had vastgezeten tussen de gevaarlijke rotsen van de eilandengroep aan de Oostkust even ten Noorden van Stockholm, waar het bovendien zware stormen had te verduren. Het in veiligheid, brengen van het schip was een gedurfd staaltje van twee Zweedse reddingskotters, die een nacht en een morgen in de weer waren om een lijn over het vastgelopen schip te krijgen. De Heemskerk bevond zich in het midden van een aantal gevaarlijke rotsen onder de waterspiegel. Windstoten van vijftien mijl per uur joegen over het schip en vormden een belemmering voor de reddingspogingen. Enige malen waren de Zweedse kotters op slechts vijftig meter afstand van de Heemskerk, maar steeds werden zij weer
teruggedreven. De Zweedse torpedobootjager Uppland bevond zich tijdens de reddingsoperaties in de nabijheid en een helicopter, die boven het toneel vloog, zond instructies naar de schepen uit. Van de zijde der havenautoriteiten te Oeregrund vernam U. P., dat de Heemskerk met machinepech te kampen had gekregen, waardoor kapitein J. Maan zich genoodzaakt had gezien buiten Oeregrund het anker uit te werpen. In het ruwe water verloor het schip echter het anker en liep tegen enige onder water liggende rotsen aan de grond. Tot nu toe is echter geen schade aan de wand geconstateerd. Ten gevolge van machinestoring werd de capaciteit van het schip met driekwart verminderd. De Heemskerk zal in Oeregrund worden hersteld. Aan boord bevonden zich tien mannen en twee vrouwen, de 27-jarige dochter van de kapitein en de kokkin, mevrouw G. E. Swaak.
1953-12-04: Algemeen Handelsblad 04-12-1953: Kustvaarder Heemskerk kreeg lekkage. Het 315 b.r.t. metende Nederlandse kustvaartuig Heemskerk van J. Vermaas Scheepvaartbedrijf te Rotterdam is, geassisteerd door de reddingboot van Weymouth deze Zuid-Engelse haven binnen gevaren. Het schip, dat Dinsdag was vertrokken van Fowey naar Gluckstadt, kreeg met zwaar weer te kampen in het Engelse Kanaal. Het schip heeft een lek opgelopen. De bemanning is veilig.
1954-12-00: Tijdens een reis van Boston naar Hamburg strandde het schip in stormweer kort na haar vertrek. Op 14.12.1954 werd ze van het stand gesleept.
1971-08-00: Final Fate:
In Dortmund gesloopt door Celler G.m.b.H. (Zie ook hoofdstuk 28 van het boek “De schippers Mulder”)

Afbeeldingen


Omschrijving: APOLLINARIS V
Collectie: Slagter, J. A. (Jacob)
Vervaardiger: Unknown

Omschrijving: APOLLINARIS V
Collectie: Johannes, Leo M.
Vervaardiger: Unknown

Omschrijving: De APOLLINARIS V
Collectie: Lous, C.
Vervaardiger: Onbekend *

Omschrijving: Alkmaarsche Courant Maandag 30 Maart 1936.
Collectie: Bolhuis, R.J. van (Riemer)
Vervaardiger: Unknown

Omschrijving: HEEMSKERK
Collectie: Lindenborn, Marien
Vervaardiger: Unknown

Omschrijving: HEEMSKERK
Collectie: Lindenborn, Marien
Vervaardiger: Unknown

Omschrijving: ELDA
Collectie: Johannes, Leo M.
Vervaardiger: Unknown

Omschrijving: ÈLDA
Collectie: Maritiem Museum Rotterdam collectie Arense/Lazet
Vervaardiger: Onbekend **

Omschrijving: ELDA 1931
Collectie: Tuil, J. (Jan)
Vervaardiger: Onbekend

Omschrijving: ELDA
Collectie: -
Vervaardiger: Onbekend *

Omschrijving: LÜJA 1931
Collectie: Tuil, J. (Jan)
Vervaardiger: Onbekend