|
Raad voor de Scheepvaart. Gistermiddag stelde de Raad voor de Scheepvaart een onderzoek in betreffende het zinken op 26 juli 1913 nabij het Haaks-vuurschip van de Duitse baggermolen DUSSELDORF I, gesleept door de sleepboot OCEAAN (gezagvoerder O. Verschoor te Maassluis, rederij L. Smit & Co's Sleepdienst te Rotterdam). De heer C. van Loon, inspecteur van L. Smit & Co's Sleepdienst te Maassluis, chef van het materiaal, als getuige gehoord, deelt mee, dat door de firma Smit & Co's Sleepdienst was aangenomen de baggermolen DUSSELDORF I van Duisburg naar het Kaiser Wilhelmkanaal te slepen. Getuige had opdracht gekregen om genoemde molen, toen te Duisburg liggende, te onderzoeken en zodanige maatregelen te treffen om het vaartuig in een staat te brengen dat het geschikt zou zijn om genoemde zeereis te maken. De heer Holsman van Den Haag was met getuige mee geweest. Het vaartuig was 32 meter lang, 5,70 m breed en 2,10 m hol en gebouwd in het jaar 1888. De constructie was niet bijzonder zwaar, doch baggermolens van hetzelfde type zijn reeds meermalen over zee gesleept; hij vond deze molen wel geschikt voor de voorgenomen reis. Alles wat getuige voorgeschreven heeft wat aan het schip gebeuren moest, is te Dordrecht geschiedt. De patrijspoorten zijn o.a. afgenomen en de gaten dichtgemaakt met ijzeren platen; een scheurtje in de buitenhuid, bij de bun, werd afgeboord en de verschillende schijnlichten, kappen, schoorstenen enz. werden met planken dichtgemaakt, terwijl de emmers waren afgenomen en zeevast in het ruim gestuwd. Getuige was een verwijt gemaakt, dat hij vele dingen had aangevraagd en verschillende veranderingen had voorgeschreven, die volgens het oordeel van de eigenaars niet nodig waren. Het schip was niet voorzien van een certificaat van zeewaardigheid; getuige dacht dat zulks niet nodig was, omdat het een Duits vaartuig was. Er was een uitwatering van 90 cm en een diepgang van 1,50 meter. De verblijven van de bemanning waren zodanig ingericht, dat ze voldoende afgesloten konden worden om het indringen van zeewater te voorkomen. Er waren twee vaste pompen aan boord en bovendien een losse pomp, die aangebracht kon worden door een gat in het dek, welk gat iets te groot was, zodat indien de pomp geplaatst was, het gat niet geheel afgesloten was en hierdoor water in het ruim kon komen. De heer Veninga doet getuige nog enige vragen aangaande de constructie van de molen, ook of getuige persoonlijk de kolenbergplaatsen heeft onderzocht, hetgeen niet is geschied. Vervolgens wordt een verklaring door de schipper van de sleepboot OCEAAN afgelegd, voorgelezen. Hij verklaarde hierin het volgende: Hij was 25 juli l.l. met goed weer en kalme zee met de baggermolen DUSSELDORF I op sleeptouw van de Waterweg vertrokken met bestemming naar het Kaiser Wilhelmkanaal. Bij het Haaks vuurschip gekomen, waren wind en zee toegenomen en had het schip slagzijde gekregen. Er werd bevonden dat er 2½ voet water in het ruim was, en oordeelde hij het gevaarlijk was voor de bemanning aan boord te blijven. De bemanning ging van boord en zette hij koers naar het Schulpegat om nog te trachten het schip binnen te brengen. Te 7.40 uur evenwel kreeg de baggermolen zware slagzijde en zonk kort daarop. De sleeptros werd daarop gekapt en keerde hij naar de Waterweg terug. De heer J.J.W. Bijvoet, directeur van de werf ‘Bijvoet’ te Dordrecht deelt mee dat aan zijn werf verschillende reparaties en veranderingen, volgens voorschrift zijn verricht, welke reparaties daarop door hem werden voorgelezen. Volgens zijn oordeel was de baggermolen hij het verlaten van zijn werf in zeewaardige toestand. Enige runners hadden nog een verklaring afgelegd, waarin zij verklaarden dat de baggermolen niet in een zeewaardige toestand had verkeerd. De baggermolen was verzekerd voor GBP 5.000; geen van de getuigen kon evenwel de waarde bepalen.
|