1939-12-10: |
Final Fate: Tijdens een reis van Goole (8 december in de avond vertrokken) naar Harlingen met een lading steenkool 2 mijl ten noorden van Callandsoog 's ochtends tussen 9 en 10 uur in dichte mist op een mijn gelopen en gezonken in pos. 52.51.N – 04.38.O. De bemanning werd gered.
De coaster ms. 'IMMIMNGHAM' van de Internationale Kustvaart Maatschappij te Rotterdam, op weg van Goole (Engeland) naar Harlingen met een lading steenkolen, loopt als gevolg van een navigatiefout in een door de Koninklijke Marine gelegd mijnenveld voor de kust van Callantsoog. Het schip loopt vervolgens op een zeemijn en zinkt. Vijf van de zeven bemanningsleden kunnen worden gered door het bewakingsvaartuig 'BV 3' en twee door een drijvervliegtuig van de Marine Luchtvaartdienst. Bron: 'De Zee' (1939)
NvhN 11-12-1939. Het m.s. „IMMINGHAM" op een mijn geloopen. Alle opvarenden gered. Het Nederlandsche motorschip „Immingham” is gistermorgen circa 10 uur bij Callantsoog (N.-H.) op een mijn geloopen. De zeven opvarenden zijn door de marine gered. De „Immingham” behoorde toe aan de N.V. Internationale Kustvaart Maatschappij te Rotterdam en was een schip van 398 bruto ton. Het was Vrijdagavond met een lading steenkool van Goole naar Harlingen vertrokken. Omtrent de ramp kan nader gemeld worden, dat deze gisterochtend tusschen 9 en 10 uur gebeurd is op 6 mijl uit de kust, even ten Noorden van Callantsoog. Het dorp en omgeving werden door het geluid der ontploffing opgeschrikt. Het schijnt, dat op zee een dichte mist hing. Het schip is aan den stuurboordboeg door de mijn getroffen en gedeeltelijk opengereten. Het helde onmiddellijk sterk naar rechts over en begon tegelijkertijd te zinken. Van de zeven leden der bemanning slaagden vijf er in de sloep te bereiken en zich in veiligheid te stellen. Het waren de kapitein De Groot, de stuurman Denijs, de eerste machinist Van der Vlies, de tweede machinist Garla en de matroos Nieuwkerk. De heer Van der Vlies woont in Harlingen. De anderen zijn uit Rotterdam afkomstig. De kapitein en de stuurman bevonden zich op het oogenblik der ontploffing in de stuurhut, welke zij, doordat het schip slagzij maakte, slechts aan bakboord door het inslaan van één der ramen konden verlaten. Hierbij liepen zij snijwonden aan gelaat en handen op, doch deze verwondingen waren gelukkig van weinig beteekenis. De twee overige opvarenden, de matrozen Koster en Van der Swan, beiden Rotterdammers, waren in zee gesprongen en hielden zich met moeite aan een luik drijvende. Zij mogen van geluk spreken, dat zij vrij spoedig werden opgemerkt door de inzittenden van een patrouilleerend marine-watervliegtuig, die eveneens de ramp had waargenomen. Het vliegtuig daalde vlak bij de mannen op het water. Zij konden zich aan de drijvers vasthouden en werden daarna aan boord van het toestel genomen. De machine is daarop naar het strand van Callantsoog getaxied, waar de beide schipbreukelingen aan land werden gebracht en toevertrouwd aan de zorgen van de kustwacht. Een Officier van Gezondheid verleende medische hulp aan Van der Swan, die in het vliegtuig buiten bewustzijn was geraakt. Beide geredden zijn daarop naar het marinehospitaal in Den Helder overgebracht om daar op verhaal te komen. De schepelingen, die in de sloep waren gegaan, werden niet lang daarna door de marinesleepboot „Amsterdam” opgepikt en vervolgens overgegeven aan de inmiddels uit Den Helder te hulp gesnelde motorreddingboot „Dorus Rijkers”, welke omstreeks twee uur op zijn standplaats terugkeerde. De vijf opvarenden werden eveneens naar het marinehospitaal gebracht, waar de twee gekwetsten verbonden werden. Een drietal vertegenwoordigers der reederij te Harlingen was intusschen naar Den Helder gekomen om de noodige zorg aan de leden der bemanning te besteden. Allereerst voorzagen zij de mannen van nieuwe kleeren. Het lag in de bedoeling, dat de geredden nog gisteravond naar huis zouden gaan. De „Immingham” was in 1936 op de werf van Jan Smit Czn. te Alblasserdam gebouwd.
|