1959-01-29: |
De Telegraaf 29-01-1959: Coaster op 't strand. Van onze correspondent! Den Helder , donderdag . Gisteravond laat is de Nederlandse coaster „Wexford" (200 ton) uit Hilversum op het strand bij Castricum gelopen. Te middernacht is sleepboothulp uitgevaren, maar het schip zit hoog en droog.
Friese koerier 29-01-1959: Kustvaarder zit hij Castricum op strand. IJmuiden (ANP) — Gisteravond omstreeks half tien is de Nederlandse kustvaarder „Wexford", eigendom van de heer J. P. de Boer te Hilversum, en in exploitatie bij het NV Scheepvaartbedrijf „Gruno", bij Castricum aan de grond gelopen. Het 200 ton metende schip zit op een halve kilometer ten noorden van de zeeweg bij Castricum dwars op het strand. Het is geladen met lege vaten. De sleepboot „Simson" van het sleepvaartbureau Wijsmulier uit Urnuiden vertrok later op de avond naar de “Wexford".
NvhN 20-01-1959: Kustvaarder Wexford vast en weer vlot. Gisteravond omstreeks half tien is de Nederlandse kustvaarder Wexford, eigendom van de heer J. P. de Boer te Hilversum, en in exploitatie bij de N.V. Scheepvaartbedrijf Gruno, bij Castricum aan de grond gelopen. Vanmorgen om 7.00 uur kwam het vaartuig op eigen kracht vlot. Het 200 ton metende schip zat op een halve kilometer ten noorden van de zeeweg bij Castricum dwars op het strand.
Leeuwarder courant 29-01-1959: Coaster op 't strand bij Castricum. Gisteravond omstreeks half tien is de kustvaarder „Wexford", eigendom van de heer J. P. de Boer te Hilversum, en in exploitatie bij de N.V. Scheepvaartbedrijf „Gruno", bij Castricum aan de grond gelopen. Het 200 ton metende schip, dat geladen is met lege vaten, zit op een halve kilometer ten noorden van de Zeeweg bij Castricum dwars op het strand en lag vannacht bij eb voor drie kwart gedeelte droog; alleen het achterschip stak nog in het water. Kapitein J. Kwint heeft nog geen sleepbootassistentie aanvaard; hij hoopt het schip bij hoog water op eigen kracht vlot te krijgen.
NvhN 05-06-1959: De stranding van de Wexford. Kapitein bevoegdheid een week ontnomen. De Raad voor de Scheepvaart heeft de 29-jarige kapitein E. H. K. uit Delfzijl gestraft door hem de bevoegdheid om als kapitein op zeeschepen te varen voor de tijd van één week te ontnemen aangezien de Raad zijn schuld ernstig acht in de stranding van het m.s. Wexford op de Nederlandse kust ter hoogte van Bakkum op 28 januari j.l.
De Wexford (eigendom van J. P. de Boer uit Hilversum) was op weg van Boston (Engel.) naar IJrnuiden. Het schip werd bij de stranding niet beschadigd. Kapitein K. heeft naar het oordeel van de Raad bij zijn navigatie alle hulpmiddelen verwaarloosd en daarbij teveel vertrouwd op zijn ervaring. Daarom moet, aldus de Raad, de stranding uitsluitend worden geweten aan een ernstig tekort schieten van de kapitein. De hoofdinspecteur had de Raad voorgesteld de kapitein te straffen door het uitspreken van een berisping.
11-06-1959 Bijvoegsel van de Nederlandse Staatscourant van donderdag 11 juni 1959, nr. 110 Uitspraak van den Raad voor de Scheepvaart:
Nr. 51 Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart inzake de stranding van het motorschip „Wexford" op de Nederlandse kust ter hoogte van Bakkum. Betrokkene: de kapitein E. H. Kwint. Op 28 januari 1959 is het motorschip „Wexford" op de reis van Boston (Engeland) naar IJmuiden ter hoogte van Bakkum gestrand. In overeenstemming met het voorstel van de inspecteur-generaal voor de scheepvaart besliste een commissie uit de Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 29 der Schepenwet, dat de raad een onderzoek zou instellen naar de oorzaak van deze stranding en dat het onderzoek tevens zou lopen over de vraag of niet het ongeval mede te wijten is aan de schuld van de kapitein van de „Wexford", Egbert Hendrik Kwint, wonende te Delfzijl. Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 23 april 1959, in tegenwoordigheid van de hoofdinspecteur voor de scheepvaart J. Metz. De raad nam kennis van de stukken van het voorlopig onderzoek der Scheepvaartinspectie, waarbij een proces-verbaal van het verhoor van de kapitein, zomede van het scheepsdagboek en een afschrift van een procesverbaal van onderzoek van het Loodswezen, en hoorde de kapitein, voornoemd, als betrokkene buiten ede. De voorzitter zette de betrokkene, aan wie voormelde beslissing was meegedeeld, doel en strekking van het onderzoek uiteen en gaf hem gelegenheid tot zijn verdediging aan te voeren hetgeen hij daartoe dienstig achtte, hem daarbij het laatste woord latende. Uit de bescheiden is de raad het volgende gebleken: Het motorschip „Wexford" is een Nederlands schip, toebehorende aan J. P. de Boer, te Hilversum. Het meet 199,8 brutoregisterton en wordt voortbewogen door een 150 pk motor. De kapitein heeft verklaard, dat hij in 1951 het diploma K.H.V. heeft behaald en vanaf 1956 als kapitein vaart en sinds 7 november 1958 op de ..Wexford". Na te Boston (Engeland) 143 lege vaten te hebben geladen, vertrok de ..Wexford" op 27 januari 1959, te 18.30 uur, onder loodsaanwijzing vandaar met bestemming Zaandam. De diepgang was voor 15, achter 18 dm. De bemanning bestond, inclusief de kapitein, uit 7 personen; er waren verder nog 2 kinderen aan boord. Te 19.40 uur werd de loods ontscheept. Op 28 januari, te 8.40 uur, werd Smith Knoll-v.s. gepasseerd en werd koers veranderd tot 100° r.w., n aar IJmuiden; de kompaskoers was 107°. De kapitein voer op een overzeiler over de Noordzee. Te 16.00 uur nam de kapitein de wacht over van de bestman. De wind was toen Z.O. 2/3; het weer was goed; het was enigszins heiig. Te 19.25 uur waarschuwde de matroos, die de roertorn had, dat hij iets donkers vooruit zag. De kapitein meende, dat dit kwam doordat de heiigheid iets optrok, maar voor alle zekerheid stopte hij de motor. Even later, te 19.30 uur, schoof het schip zonder stoten zacht op het strand. De kapitein heeft gedurende korte tijd achteruitgeslagen, maar toen dit geen succes had, besloot hij, daar het goed weer was en een uur na hoogwater, om het volgende hoogwater af te wachten. Hierna is een sloep gestreken en heeft de kapitein de bestman en de machinist naar de wal gestuurd om de eigenaar, de Scheepvaartinspectie, Bureau Veritas en de verzekering het voorgevallene mee te delen. Toen het laagwater was, stond het schip droog tot aan de brug, maar het bleef goed rechtop liggen. De volgende morgen, 29 januari, te 6.30 uur, toen het hoogwater was, heeft de kapitein de motor op langzaam achteruit gezet en direct kwam het schip vlot. Hierna voer hij naar IJmuiden, waar te 9.30 uur in de sluis werd gemeerd. In het proces-verbaal van het Loodswezen is een verklaring van de kapitein opgenomen. Behalve hetgeen hiervóór reeds is opgenomen, verklaarde de kapitein daar, dat de afstand van Smith Knoll-v.s. tot IJmuiden 84 mijl was. Op koers 107° k. had het kompas geen deviatie. De kapitein hield geen rekening met tijstromen. De volle-kracht-vaart van het schip is 8 mijl per uur, maar doordat het schip onder de Engelse wal nogal had gestampt en gedurende de oversteek van de Noordzee de Z.O.-wind van kracht 3 tegen had, rekende de kapitein erop, dat hij pas te omstreeks 23.00 uur bij de verkenningston van IJmuiden zou komen. De kapitein heeft niet het lood gebruikt. Het was goed weer, maar heiig. Te 19.20 uur waarschuwde de roerganger, dat hij vooruit een donkere plek zag; even later liep het schip vast, zoals later bleek ter hoogte van Bakkum. Het was toen ongeveer een uur na hoogwater te IJmuiden. De „Wexford" was uitgerust met een richtingzoeker. De bestman had geen diploma en had geen praktijk als stuurman. Ter zitting verklaarde de kapitein, in aanvulling op hetgeen hij bij het vooronderzoek had verklaard, dat de „Wexford" in een geregelde weekdienst voer tussen Zaandam en Boston; betrokkene had vóór deze reis reeds 11 keer dit traject bevaren. De eerste reizen heeft betrokkene de log gebruikt, maar dit was op de latere reizen nagelaten. Toen op 28 januari 1959, te 8.40 uur, Smith Knoll-v.s. werd gepasseerd, is betrokkene 100° r.w. gaan sturen, recht op IJmuiden aan. Betrokkene rekende erop, dat op dit traject de noordgaande en zuidgaande stroom elkaar zouden opheffen. Hoewel de „Wexford" bij goed weer 8 mijl per uur loopt, nam betrokkene aan, dat hij niet na 10 uur bij IJmuiden zou zijn, omdat het schip ter hoogte van Smith Knoll nogal had gestampt, en hij meende, dat de vaart daar veel geringer dan 8 mijl was geweest. Toen betrokkene te 16.00 uur de wacht overnam, was het heiig, maar het zicht was nog vrij goed. De bestman heeft toen IJmuiden gepeild met de richtingzoeker; het baken was toen recht vooruit. Betrokkene heeft daarna geen peilingen meer genomen en heeft ook niet gelood, hoewel het vuur van IJmuiden niet in zicht kwam. Betrokkene heeft in het geheel geen kustlichten gezien. Toen te 19.25 uur de roerganger zei, dat hij iets donkers vooruit zag, dacht betrokkene er nog niet aan, dat dit land kon zijn. Hij heeft wel de motor gestopt. Korte tijd hierna liep het schip aan de grond. De stroom liep toen om de noord. De volgende morgen, te 6.30 uur, kwam het schip bij hoogwater na achteruitslaan vlot. Betrokkene geeft toe, dat hij uit sleur niet goed heeft genavigeerd. De hoofdinspecteur voor de scheepvaart voerde aan, dat de „Wexford", die op 28 januari 1959 te Bakkum is gestrand, slechts een klein schip is; het meet nog geen 200 brutoregisterton. Dit schip behoeft niet een gediplomeerde stuurman aan boord te hebben; de gehele navigatie berust bij de kapitein. De „Wexford" vaart in een wekelijkse dienst tussen Zaandam en Boston; het vervoerde steeds dezelfde ladingen. De kapitein kreeg een vrij grote ervaring op deze oversteek. Hij is op deze ervaring zodanig gaan vertrouwen, dat hij de beschikbare navigatiemiddelen, als richtingzoeker, log en lood, niet voldoende gebruikte. Uit het journaal blijkt, dat op vorige reizen de duur van de oversteek van Smith Knoll-v.s. naar IJmuiden 10 a 11 uur was; 10 uur en 50 minuten nadat Smith Knoll-v.s. is gepasseerd, liep het schip aan de grond. Het is onbegrijpelijk, dat de kapitein, nu hij nog steeds het licht van IJmuiden niet zag, niet een radiopeiling van IJmuiden heeft genomen en niet heeft gelood. Het vastlopen was voor de kapitein een grote verrassing. Voor deze kapitein is dit vastlopen een grote blamage en hij heeft zich dit erg aangetrokken. Daar hij de lering uit dit ongeval heeft getrokken en het schip niet beschadigd is door de stranding, stelt de hoofd-inspecteur de raad voor kapitein E. H. Kwint niet zwaarder te straffen dan door het uitspreken van een berisping. Het oordeel van de raad luidt als volgt: Op grond van het onderzoek, dat de raad heeft ingesteld met betrekking de stranding van het Nederlandse motorschip „Wexford" op 28 januari 1959 op de Noordhollandse kust bij Bakkum, is de raad van oordeel, dat deze stranding uitsluitend moet worden geweten aan een ernstig te kort schieten van de kapitein, betrokkene E. H. Kwint, in de navigatie. Op 28 januari 1959, te 8.40 uur, werd Smith Knoll-v.s. gepasseerd en e koers veranderd tot 100° r.w. (107° per kompas,), recht op IJmuiden aan. De afstand vandaar tot IJmuiden berekende betrokkene op 84 mijl. De snelheid van zijn schip is 8 mijl per uur. Rekening houdende met de tegenwind, Z.O.-wind, kracht 2/3, die het schip aanvankelijk onder de Engelse Kust had, kon worden aangenomen, dat de Nederlandse kust na ongeveer 11 uren zou worden bereikt. Te 16.00 uur heeft de bestman nog een radiopeiling van IJmuiden genomen. IJmuiden bleek daarbij recht vooruit te liggen. Betrokkene nam daarop de wacht over. Het was toen reeds heiig geworden. Zelf heeft hii geen radiopeiling van IJmuiden meer genomen. Evenmin heeft hij, hoewel hij kon vermoeden de Nederlandse kust te naderen, gelood. Bovendien stond de log niet uit, hoewel er wel een log aan boord was. Aldus is betrokkene blijven doorvaren totdat te 19.25 uur de roerganger waarschuwde, dat hij iets donkers vooruit zag. Hoewel betrokkene dit niet verontrustend achtte en meende, dat dit kwam, doordat de heiigheid iets optrok, heeft hij toch de machine gestopt. Even later, te 19.30 uur, schoof de „Wexford" op het strand bij Bakkum en bleef daar vastzitten. Pas bij het volgend hoogwater op 29 januari 1959, te 6.30 uur, gelukte het vlot te komen, waarna de reis naar IJmuiden werd vervolgd. Van schade aan het schip door de stranding is niet gebleken. Zoals reeds gezegd, volgt naar het oordeel van de raad uit voormelde feiten, dat de stranding geheel is te wijten aan de schuld van betrokkene, die bij zijn navigatie alle hulpmiddelen heeft verwaarloosd, daarbij te veel vertrouwend op zijn ervaring. De raad acht deze schuld van betrokkene ernstig, weshalve de raad betrokkene Egbert Hendrik Kwint, geboren 1 augustus 1929, wonende te Delfzijl, straft door hem de bevoegdheid om als kapitein te varen op zeeschepen te ontnemen voor de tijd van een week. Aldus gedaan door de heren mr. G. A. Schreuder, 1ste plv. voorzitter, H. A. Broere, N. W. Sluijter en A. Kunst, leden, in tegenwoordigheid van 's raads secretaris, mr. A. Boosman, en uitgesproken door de voorzitter ter openbare zitting van de raad van 4 juni 1959. (Get.) G. A. Schreuder, A. Boosman.
|