1903
NNO 100403
Itzehoe, 4 april. Aangekomen EBENHAEZER, Houtstra van Sliedrecht.
NVD 281103
Delfzijl, 26 november. Binnengekomen EBENHAEZER, Houtstra van Emden.
1904
NNO 130204
Delfzijl, 12 februari. Uitgezeild EBENHAEZER, Houtstra naar Bremen.
NVD 090904
Delfzijl, 6 september. Binnengekomen EBENHAEZER, Houtstra van Stralsund naar Rotterdam.
1905
NNO 180205
Delfzijl, 17 februari. Uitgezeild EBENHAEZER, Houtstra naar Bremerhaven.
NVD 311005
Brunsbuttel, 25 oktober. Gepasseerd EBENHAEZER, Houtstra van Rostock naar Bremen.
1906
NNO 100306
Delfzijl, 9 maart. Uitgezeild EBENHAEZER, Houtstra naar Emden.
NNO 281206
Hamburg, 23 december. Binnengekomen EBENHAEZER, Houtstra van Flensburg.
1907
NNO 230107
Brunsbuttel, 17 januari. Gepasseerd EBENHAEZER, Houtstra van Hamburg naar Flensburg.
NVD 251007
Delfzijl, 23 oktober. Binnengekomen EBENHAEZER, Houtstra van Hamburg.
1908
NNO 210208
Delfzijl, 20 februari. Uitgezeild EBENHAEZER, Houtstra naar Emden.
NVD 021108
Delfzijl, 30 oktober. Binnengekomen EBENHAEZER, Houtstra van Hamburg.
1909
DMB 260309
Delfzijl, 25 maart. Vertrokken EBENHAEZER, Kunst, EBENHAEZER, Houtstra en EBENHAEZER, Timmers naar Borkum.
NPGC 091009
Hamburg, 6 oktober. Aangekomen EBENHAEZER, Houtstra van Halmstad.
1910
NVD 060410
Delfzijl, 5 april. Uitgezeild EBENHAEZER, Houtstra naar Krogenaes.
NVD 051210
Delfzijl, 3 december. Binnengekomen EBENHAEZER, Houtstra van Carolinensiel naar Rotterdam.
1911
NNO 170311
Vlieland, 16 maart. Zeilklaar EBENHAEZER, Houtstra naar Holtenau.
NNO 281211
Hamburg, 25 december. Uitgezeild EBENHAEZER, Houtstra naar Holtenau.
1912
NVD 050412
Hamburg, 2 april. Uitgezeild EBENHAEZER, Houtstra naar (niet vermeld)
NVD 271112
Holtenau, 23 september. Gepasseerd EBENHAEZER, Houtstra van Hamburg naar Nykjöbing.
1913
NNO 170113
Hamburg, 15 januari. Binnengekomen EBENHAEZER, Houtstra van Högenas.
NVEC 241213
Hamburg, 20 december. Uitgezeild EBENHAEZER, Houtstra naar de Noordzee.
1914
NNO 070114
Holtenau, 4 januari. Binnengekomen EBENHAEZER, Houtstra van Kappeln.
NGRC 310714
Hamburg, 29 juli. Uitgezeild EBENHAEZER, Houtstra naar (niet vermeld)
1916
NGRC 070216
Bandholm, 31 januari. Uitgezeild EBENHAEZER, Houtstra naar Tuborg.
GRD 240716
Maassluis, 22 juli. Binnengekomen EBENHAEZER, Houtstra van Gefle.
1917
NPGC 220517
IJmuiden, 20 mei. Binnengekomen EBENHAEZER, Houtstra van Karlscrona.
SV 250617
Rotterdam, 25 Juni Gistermiddag half vijf is brand uitgebroken in de zeetjalk EBENHAEZER, schipper R. Houtstra, liggende Maashaven. De brand, ontstaan door de kachel, werd door het personeel van de HAVENDIENST I en de omliggende schippers met emmers water geblust. De roef is uitgebrand.
DMB 140717
Rotterdam, 13 juli. Uitgezeild EBENHAEZER, Houtstra naar Denemarken.
1918
Uitspraak van den Raad voor de Scheepvaart (nr.48)
betreffende het stranden van het zeilschip EBENHAEZER op 28 februari 1918. Het zeilschip EBENHAEZER na zwaar lek en onbestuurbaar te zijn geworden nabij Schiermonnikoog gestrand. Overeenkomstig het voorstel van de hoofdinspecteur voor de scheepvaart besloot een commissie uit de raad, dat deze de oorzaak van de ramp zou onderzoeken, welk onderzoek plaats had in 's raads openbare zitting van 27 maart 1918. Onder ede werden als getuigen gehoord: Rense Houtstra en Geert Pot, beiden wonende te Groningen, de eerste schipper, de tweede stuurman aan boord van de EBENHAEZER. De raad nam kennis van liet proces-verbaal van voorloopig onderzoek, opgemaakt door de scheepvaartinspectie, en van het onderzoek, opgemaakt door de commissaris der loodsen in het 1 ste district. Uit een en ander is de raad het navolgende gebleken: De éénmasttjalk EBENHAEZER, in 1902 van staal gebouwd, bruto 78.85 en netto 61.85 register ton, onderscheidingssein N.M.R.S., in eigendom behorende aan de schipper Houtstra, vertrok op 12 september 1917 van Kalmar naar Gromr met een lading van 42 standard hout, de deklast was 1.28 meter hoog. De bemanning bestond uit drie personen, t.w. de schipper, die in het bezit is van het diploma kleine kustvaart, getuige Pot, die alleen op de binnenvaart had gevaren en nog nooit een zeereis gemaakt en een matroos Renko Bezema, die alleen als tremmer een zeereis had gedaan met een Noorse boot. Na in de Oostzee met slecht weer te kampen te hebben gehad, was men door de Limfjord op de Noordzee gekomen, maar ten gevolge van storm genoodzaakt terug te keren. Meerdere malen koos men weder zee, maar telkens noopte de onstuimige weersgesteldheid tot terugkeer naar Denemarken. Eindelijk op 13 februari 1918 vertrok de EBENHAEZER voorgoed en zette koers op Doggersbank-Zuid. Na op 15 februari lichtboei 2 te hebben gezien, passeerde men op 19 februari Doggersbank-Zuid. De wind was Z. tot Z.W.. zodat gelaveerd moest worden. Op 21 februari stak een storm op uit het zuidwesten. Dra bleek het schip water te maken; wel is waar werd voortdurend gepompt, doch het voorschip zonk steeds dieper weg en na enige tijd werd het vaartuig onbestuurbaar; de storm hield aan met onverzwakte kracht, een deel der deklast spoelde weg, in de nacht van 22 op 23 februari liep het schip geheel vol en dreef enkel op de lading. Nu en dan werd er gelood; had men aanvankelijk 19 vadem water, geleidelijk werd de diepte minder, zodat de schipper vermoedde, dat hij land naderde, hoewel hij het niet waarnam. In de avond van 23 februari, omstreeks 6 uur, zag de schipper branding en stootte het schip. Hoog sloegen de golven over het gestrande vaartuig zodat de opvarenden zich in het want moesten bergen; toen het echter laag water werd, konden zij op het dek verkeren. Herhaaldelijk werden door de schipper noodseinen gegeven door te flambouwen en met petroleum gedrenkt kooigoed te branden, alles echter te vergeefs. In de morgen van 24 februari omstreeks 10 uur zag de schipper met de beide manschappen kans met eigen boot van boord te komen, waarna men omstreeks 11 uur op Schiermonnikoog landde. Men bereikte spoedig de militaire wachtpost, die verklaarde de noodseinen niet te hebben gezien, hoewel dit naar de mening van de schipper het geval moest zijn geweest, indien men behoorlijk uitkijk had gehouden. Eerst einde maart is het gelukt de EBENHAEZER weder vlot te krijgen. De raad is van oordeel, dat het lek worden van de EBENHAEZER is te wijten aan het zware weer. Evenals bij de ongevallen overkomen aan de NAVIGATOR en de MUTATIO, is ook bij deze ramp gebleken, dat éénmasttjalken als de onderhavige niet geschikt zijn. om gedurende het slechte jaargetijde reizen ver over de Noordzee te maken. Zij zijn daartoe niet volkomen zeewaardig. De bemanning van de EBENHAEZER die naast de kapitein bestond uit 2 personen, waarvan de een nog nooit en de ander slechts eenmaal als tremmer een zeereis had gemaakt. was volstrekt onvoldoende. Ook hierover heeft de raad zich reeds meermalen uitgesproken.
Aldus gedaan op 27 maart 1918 door de heren mr. G. Kirberger, plaatsvervangend voorzitter. W. Allirol, L. Roosenburg jr. C.L.J. Kotting, D.H. Hinlopen, leden. J. Mooi, Gr.H. Bakker, buitengewone leden, in tegenwoordigheid van 's raads secretaris, mr. H.B. Tjeenk Willink, en uitgesproken door de plaatsvervangend voorzitter ter openbare zitting van 8 april 1918. (get .) Voor eensluidend afschrift, H.B. Tjeenk Willink, Secretaris,
1921
SV 130621
Delfzijl, 11 juni. Binnengekomen ZEENYMPH, Meertens, ledig, van Termunterzijl naar Weert.
DT 280621
Hellevoetsluis, 27 juni. Vertrokken ZEENYMPH, Meertens naar Londen.
SV 100821
Delfzijl, 8 augustus. Vertrokken ZEENYMPH, Meertens. met stroomeel, van Zaandam naar Denemarken.
DMB 110921
Holtenau, 8 september. Aangekomen ZEENYMPH, Meertens van Randers.
DMB 061021
Delfzijl, 5 oktober. Binnengekomen ZEENYMPH, Meertens van Bremen naar Lemmer.
1922
NNO 190422
Advertentie. Maandag 24 april 1922, 's vonds om 7 uur, in het café „de Adelaar" van de Heer A. Vos aan de Zuiderhaven, zal ten verzoeke van de heer J. Dallinga te Delfzijl publiek worden verkocht: Een stalen 2-mast zeetjaik ZEENYMPH, groot 151 ton (thans liggend, in het Reitdiep), Klasse Germanisohe Lloyd, grote kustvaart, met volledige inventaris en koksgereedschappen. Betaling tegelijk met de aanvaarding, uiterlijk 10 mei e.k. Inlichtingen verstrekt kapt. L. Meertens, Kerklaan 16, Groningen. Inmiddels uit de hand te koop. D. Kolk, notaris, Delfzijl.
DMB 200622
Delfzijl, 18 juni. Zeilklaar JANTJE HARMINA, Zorge naar Rönne.
VRWT 270622
Verkochte schepen. Rotterdam 27 Juni. De 2/m. koftjalk ZEENYMPH, van J .Meertens, te Delfzijl, is onderhands verkocht aan kapt. J. Zorge, te Groningen en herdoopt in JANTJE HARMINA.
1923
SV 100123
Het gestrande schip JANTJE HARMINA is weder vlot en 6 dezer te Bremerhaven binnengesleept.
DMB 070323
Brake, 1 april. Vertrokken JANTJE HARMINA naar Bremen.
SV 280323
Delfzijl, 27 maart. Binnengekomen JANTJE HARMINA, Zorge van Trelleborg naar Wormerveer.
SV 070423
Carga lijst Zaandam, 6 april. JANTJE HARMINA, Zorge van Trelleborg met gerst
NPGV 110423
De Raad voor de Scheepvaart te Amsterdam heeft gisteren een onderzoek ingesteld naar het stranden van de tweemast-koftjalk JANTJE HARMINA op de Melmplaat in de mond van de Jade. De schipper-eigenaar, Zorger, verklaarde, dat hij met een lading gerst onderweg was van Brunsbuttel naar Wormerveer. Met twee andere vaartuigen werd hij gesleept door een Duitse sleepboot, die naar Emden moest; deze zoude hem brengen in de haven van Delfzijl, voor de sluis. Ongeveer 7 mijl ten Oosten van de Eemsmond riep hij de sleepboot toe, dat hij los wilde; het was ruw weer, en de haak was reeds los. Bij zeer slecht weer is de JANTJE HARMINA toen de Jade opgezeid; hier wilde hij een loods aan boord nemen, die ook langszijde kwam, maar verklaarde dat hij met het slechte weer in de duisternis niet aan boord kon komen, en weer weggevaren is. Getuige heeft toen een van zijn twee ankers geworpen; het tweede anker ook presenteeren achtte hij gevaarlijk, omdat hij dan bij breken der ankerkettingen niets over zoude houden. Het schip is toen de Jade opgedreven, en gestrand op de Melmplaat. Aan boord waren behalve de schipper, diens vrouw en twee kinderen, en twee matrozen. Deze matrozen heeft getuige naar een kaap in de buurt gezonden, waar zich een groote hut voor schipbreukelingen bevindt; zij moesten zien of deze geschikt was voor verblijf voor de vrouw en de kinderen. Dit bleek het geval te zijn; er was echter geen proviand, en aan boord was nog maar één liter drinkwater, doordat de roef bij hoogtij vol water was gelopen. De schipper heeft toen vrouw en kinderen naar de hut gebracht en is daarna zelf, op het schip teruggekeerd. De volgende dag zijn de noodseinen, welke getuige onophoudelijk gaf, gezien, en zijn de mensen in veiligheid gebracht. De tjalk heeft gedurende vijf weken op de plaat gezeten, en is daarna losgesleept. Al het zeil was verloren; het schip is geheel hersteld kunnen worden. De inspecteur bracht hulde aan de betoonde practische zeemanschap van de schipper. Hij kon echter niet verder gaan; in een zo ruwen stormnacht had de schipper beide ankers moeten werpen; dan was er kans geweest dat hij niet vastgeloopen was. Overigens meent de inspecteur dat van geen enkele lakenswaardige daad van de schipper was gebleken. De Raad zal later uitspraak doen.
1924
DMB 060924
Hamburg, 4 september. De Nederlandse koftjalk JANTJE HARMINA, van Frederica naar Hamburg heeft bij Holtenau aan de grond gezeten, doch is met hulp van een sleepboot vlotgekomen en heeft de reis voortgezet na een bewijs van zeewaardigheid te hebben bekomen.
VWTS 170924
Hamburg, 12 september. Binnengekomen JANTJE HARMINA van Hamburg.
VWTS 141124
Hamburg, 10 november. Uitgezeild JANTJE HARMINA, Zorge naar Holtenau.
1925
DMB 140425
Holtenau, 10 april. Gepasseerd JANTJE HARMINA, Zorge van Rödby naar Hamburg.
DMB 280925
Fornaes, 25 september. Gepasseerd JANTJE HARMINA, om de zuid.
1926
SV 150126
Delfzijl, 14 januari. Het Nederlandse tjalkschip JANTJE HARMINA, schipper Zorge, is hier met verlies van een zwaard en belangrijke schade veroorzaakt door het ijs binnengesleept, door de te Emden thuisbehorende stoomloodsboot BORKUM.
AMS 270126
Delfzijl, 25 januari. Vertrokken het zeilschip JANTJE HARMINA naar Delft.
NRC 230426
Zierikzee, 22 april. Uitgezeild JANTJE HARMINA, Zorge van Gorinchem naar Londen.
NRC 190626
Hamburg, 16 juni. Binnengekomen JANTJE HARMINA van Lundsund.
DMB 121126
Kopenhagen, 9 november. Aangekomen JANTJE HARMINA van Lubeck.
1927
ST 100327
Delfzijl, 8 maart. Binnengekomen JANTJE HARMINA van Kolding.
NNO 180627
Het te Groningen thuisbehorende zeilschip JANTJE HARMINA, groot bruto 228 M3. vroeger bevaren door kapitein J.K. Zorge, is door de scheepsbouwer .T. Koster te Gideon verkocht aan kapitein G. Park te West-Rhauderfehn (Duitsland).
>
|