|
Aan het jaarverslag der Nederlandsch-Amerikaansche-Stoomvaart-Maatschappij over 1891 ontlenen wij het onderstaande. Als commissarissen zijn aan de beurt van aftreden (en herkiesbaar) de heren Mr. M. Mees, H.V.B. Molenaar en A. de Monchy. “Tot ons leedwezen”, zeggen de commissarissen, “kunnen wij ook dit jaar u geen rooskleurig verslag aanbieden. Wel is het jaar 1891 niet zó ongunstig geweest als 1890, maar toch is het saldo der exploitatierekening niet groot genoeg geweest om, behalve de uitgaven voor administratie en rente, ook de gewone afschrijvingen en de reserve voor ketelvernieuwing geheel te kunnen dekken. Uit de door de directie opgemaakte en door ons goedgekeurde balans en winst en verliesrekening zal u blijken, dat na die afschrijving en reservering voor het ketelfonds een verlies overblijft van NLG 131.256,09½, zodat de winst en verliesrekening NLG 454.045,61½ blijft debet staan. Bij het verslag der directie voegen commissarissen nog alleen de opmerking, dat de minder gunstige uitkomsten noch aan de directie, noch aan het personeel te wijten is. ,,Integendeel,” zeggen commissarissen: ,,het is alsof de tegenspoed hen voortdurend prikkelt om moeite noch zorg te sparen, om de belangen, die aan hen zijn toevertrouwd, met te meer ijver te behartigen. Een woord van dank zij hun daarvoor toegebracht.” De directie deelt in haar verslag het volgende mede: ,,In ons vorig jaarverslag werd reeds gezegd, dat de eerste maanden van 1891 nog weinig bevredigende uitkomsten opleverden. Die toestand bleef voortduren tot ver in het tweede halfjaar, en spiegelt zich dan ook af in onze resultaten, welke hierop neerkomen dat, wanneer onze voorstellen tot afschrijving en toevoeging aan ketel en reparatiefonds uw goedkeuring verwerven, de verliespost op onze balans met NLG 131.256,09½ wordt vermeerderd. Zijn de uitkomsten dus zeker niet zo ongunstig als verleden jaar, zij mogen evenmin bevredigend heten. Wij stellen er daarom prijs op de redenen, welke o.i. daartoe leidden, hier kortelijk te vermelden. In de eerste plaats onze uitvrachten. Deze leverden het ganse jaar in meer dan één opzicht teleurstelling op, zowel door schaarste van zwaar goed, als door de hevige concurrentie in naburige havens, ten aanzien van voor Noord-Amerika bestemde goederen gevoerd, een concurrentie, welke uit de aard der zaak op onze vrachten terugslaat. Ook de invloed van de Mac-Kinley wet deed zich ten aanzien van sommige artikelen vrij sterk gevoelen. Bij gebrek aan voldoende uitgaande lading moest veelal extra steenkolen tot ballast worden aangenomen. Wel is waar kwam, door de behoefte aan granen in Europa, in het najaar verbetering in de thuisvrachten, doch deze trad te laat in, om het aanzicht van het boekjaar nog volkomen van gedaante te doen veranderen. Tot ver over de eerste helft van 1891 leverden de meeste reizen dan ook, zoal geen verlies, toch nagenoeg geen winst op. Dit gold uit de aard der zaak het meest de vaart op Baltimore, waarbij het gebrek aan uitgaand goed zich, bij de algemene schaarste, dubbel deed gevoelen. Hierbij mag intussen niet worden vergeten, dat van het openen ener geregelde vaart bezwaarlijk reeds dadelijk voordeel is te wachten, zeker althans, dat rekening moet worden gehouden met verhoudingen en toestanden, die eerst gaandeweg zijn te overwinnen, als het blijkt dat het plan voor een geregelde dienst ernstig gemeend is. Inderdaad toont onze Baltimore-vaart dan ook reeds sporen van verbetering en nemen onze relaties in die richting met de dag toe. Kan, ten aanzien van het goederenvervoer, met weinig voldoening op 1891 worden teruggezien, gans anders is het gesteld met dat van passagiers. Zowel het kajuit- als het tussendekverkeer gaven alle reden tot tevredenheid, en het is dan ook zeker hieraan te danken, dat ons boekjaar niet nog minder gunstig sluit. Intussen gaven de hogere eisen, gaandeweg speciaal aan het vervoer van landverhuizers gesteld, aanleiding tot het denkbeeld om, door onderlinge overeenkomst van de verschillende transatlantische stoomvaartlijnen, met die hogere eisen meer rekening te gaan houden. Gelukte het ook al niet geheel tot overeenstemming te geraken, er kwam toch een regeling der continentale lijnen onderling tot stand, waardoor een niet onbelangrijke verbetering van passageprijzen is verkregen. ,,Betreuren wij het dus zeker, dat 1891 voor onze aandeelhouders niet lonend is kunnen zijn, wij hebben toch gemeend op het vorenstaande de aandacht te moeten vestigen, omdat het bewijst dat onze onderneming, naast de andere transatlantische lijnen, als zodanig, gaandeweg een betere positie gaat innemen. In datzelfde licht moeten ook onze vermeerderde afvaarten worden bezien, en mogen deze ongetwijfeld, zowel uit het oogpunt van vracht als van passagiersvervoer, worden beschouwd als strekkende om het verkeer meer en meer over Nederland te trekken. De toestand in Argentinië bleef zo wisselvallig, dat wij geen vrijheid gevoelen u voor te stellen de vaart derwaarts te hervatten. Dit was zeker dubbel jammer, nu de daarvoor gebouwde stoomschepen DIDAM en DUBBELDAM in mei en augustus gereed kwamen. Wel is waar werden deze in de noordvaart gebracht, en moeten zij als zodanig gerekend worden daarvan een schakel uit te maken, doch zij konden uit de aard der zaak dáárin minder tot hun recht komen, dan wij in de zuidvaart hadden mogen verwachten. Afgescheiden van het voorgaande, is het o.i. hier de plaats, een woord van waardering uit te spreken over de wijze, waarop door de Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij en door de firma Bonn & Mees die stoomschepen zijn gebouwd en voltooid. Dat de stomers kleiner zijn dan voor onze noordvaart gewenst, doet o.i. niets af aan het feit, dat beide een sieraad mogen heten van de arbeid van onze Nederlandse scheeps- en werktuigbouw. Juist ter bestrijding van verschillende dwaze geruchten, rekenden wij ons tot deze openlijke mededeling hier ter plaatse verplicht. Van grote rampen bleven wij verschoond. Daarentegen hadden wij verschillende averijen, welke weliswaar door assuradeuren werden vergoed, doch niettemin altoos geld kosten, een waarheid dubbel geldend voor een stoomvaartlijn, welke ter wille harer regelmaat, dan steeds tot extra opofferingen of kosten is verplicht. Gedurende 1891 werden volbracht 65 reizen naar New-York en 13 naar Baltimore, terwijl nog één reis naar de Plata-rivier in dit boekjaar valt. Gecharterd werd een stoomschip van Santos met koffie herwaarts. In de maand september j.l. kwamen de loodsen aan de Wilhelminakade alhier gereed en is dat etablissement door ons betrokken. Behalve dat daarmede belangrijk meer ruimte van opslag werd verkregen, zijn de ligplaatsen aldaar, voor onze grote stoomschepen, ook uit een nautisch oogpunt, veiliger. ,,Bij het indienen van ons verslag zijn de eerste drie maanden van het boekjaar 1892 vrij wel te overzien. In het kort kan daarvan worden gezegd, dat het aanbod van uitgaande goederen verbeterd is, dat daarentegen de thuisvrachten, hoezeer tegen april stijging wordt verwacht, op dit ogenblik flauwer zijn, terwijl het passagiersverkeer zich laat aanzien weer belangrijk te zullen wezen. Een ander lichtpunt is voorzeker gelegen in het feit, dat er belangrijke daling is gekomen in de prijs der steenkolen; die belangrijke factor in onze exploitatiekosten. Verwachtingen op te wekken over resultaten, waarop wij zelf slechts in betrekkelijk geringe mate invloed kunnen uitoefenen, mogen wij intussen niet doen. Aan inspanning om tot gunstiger uitkomsten te geraken, heeft het, – wij menen dit in gemoede te mogen verklaren, – noch bij ons personeel, noch bij ons ontbroken.” De winst en verliesrekening wijst aan de creditzijde aan: exploitatierekening voor avans NLG 517.326,23½ , vermeerderd met uitdeling op de aandelen in het stoomschip OBDAM ad NLG 46.125, makende NLG 563.451,23½, voorts wissels voor avans NLG 5.870,94½, brievenvervoer NLG 231,74 en saldo op nieuwe rekening NLG 454.045,61½. Aan de debetzijde: saldo aº pº (opm: anno passato, verleden jaar) NLG 322.789,52; administratiekosten NLG 83.907,50½, publiciteitskosten NLG 36.477,56½ ; interestrekening: interest van leningen en in rekening courant NLG 132.192,46, verminderd met gekweekte rente ad NLG 15.372,15, maakt NLG 116.820,31 en voorts aan afschrijvingen: op het materieel NLG 358.707,48; op ameublement NLG 1.061,19; op onkosten uitgifte leningen NLG 3.000 en op reserve ,,ketel en reparatiefonds” NLG 100.835,91. In de balans staat het materieel (13 stoomschepen) geboekt voor NLG 6.559.176, te verminderen met de som van NLG 550.000 welke nog verschuldigd is aan de bouwmeesters van de DIDAM en de DUBBELDAM, blijft dus NLG 6.009.176. Voorts staat het etablissement Wilhelminakade alhier voor NLG 92.520,65 geboekt.
|